12

De dokters wisten niet welke diagnose ze bij me moesten stellen, maar ik leed wel aan waanideeën, zeiden ze, over mijn mond. Ik bracht die dag zes uur door in de vleugel naast de eerste hulp van het Cedars-Sinai Medical Center met het doen van tests, vragen beantwoorden en in een potje plassen.

We kwamen er rond halfelf ’s ochtends aan en nadat ik gekalmeerd was en de injectie was uitgewerkt, en na het afwerken van de medische routinehandelingen, kwam er een lange dokter met een leesbril met halve glazen de kamer binnen waar ik lag te herstellen. Ik lag in bed en zei niets. Beschaamd over de scène die ik had gemaakt.

Mijn moeder zat in een stoel tegen de muur en was met zenuwachtige gebaren haar tas aan het uitmesten. De kamer was in verschillende tinten beige geschilderd – een donkerbeige sierlijst, een ivoorkleurige muur en een smaakvol ingelijste aquarel van een strohalm in een vaas.

Hij ging op de rand van mijn bed zitten en stelde me een aantal vragen. Hoe ik me voelde. Of ik goed sliep. Wat ik at.

Je gaat om halfnegen naar bed? vroeg hij en schreef het dan op.

Ja.

En hoe laat word je wakker?

Om zeven uur.

En word je ’s nachts weleens wakker?

Soms.

Hij krabbelde iets op een kaart. Waarom?

Op sommige dagen gewoon, zei ik. Dan word ik om twee uur wakker.

Mama’s gezicht vertrok alsof ze iets geks rook.

Alleen als zij op is, zei ik, en ik wees.

De dokter wendde zich tot mama. Aha, zei hij vol medeleven. Slapeloosheid?

O nee hoor, zei mama. Alleen een beetje rusteloos.

O ja, zei de dokter. Rusteloosheid, dat ken ik. Komt u uit de buurt?

Uit Bay Area, zei mama glimlachend.

Bay Area! zei de dokter. Daar is het heel mooi. Ik kom uit Sacramento.

O echt? Heeft– zei mama.

Neem me niet kwalijk, zei ik.

Ze draaiden zich allebei naar me om.

Ben ik klaar? zei ik.

De dokter deed zijn mond open om nog iets te zeggen maar keek toen weer op zijn kaart. Hij stelde me nog een paar vragen over braken, net als de verpleegster op school had gedaan, en noteerde het allemaal in zijn compacte doktershandschrift. Toen ging hij weg. Mama liep met hem mee naar buiten om met hem te praten. Ik lag tegen het kussen en werd gedurende dat uur dat ik alleen was vele jaren ouder. Na een tijdje kwamen mama en hij weer binnen met een andere dokter en gingen aan de voet van mijn ziekenhuisbed staan. Gebruikte zakdoekjes en plakkerige snoepjes en verfomfaaide visitekaartjes vulden de prullenbak, de rotzooi uit haar handtas.

Ze stonden allemaal naar me te staren vanaf hun volwassen hoogte.

Bedankt voor uw hulp, zei ik en ging rechtop zitten. Ik voel me al beter.

Ze hadden me een kommetje bamisoep gegeven die naar rancune smaakte, voortreffelijk en vol. Ik at de kom helemaal leeg en zorgde ervoor dat ze dat zagen. Ik at alle zoute crackers op, opgeborgen in hun plastic verpakking met ribbeltjes, gefabriceerd in East Hanover, New Jersey.

Het spijt me, zei ik. Had ik koorts?

Je weet toch wel dat je je mond niet kunt weghalen, zei de lange dokter.

Dat weet ik, zei ik. Die maakt deel uit van mijn lichaam.

De andere dokter krabde op haar hoofd. Maar–

Ik weet niet waarom ik dat zei, zei ik. Ik was misselijk.

Mijn moeder, die naast hen stond, boog zich voorover. Is ze– fluisterde ze tegen de lange dokter.

Beide dokters hielden hun hoofd schuin. Ze lijkt in orde te zijn. Ze heeft wat tijd nodig, zeiden ze. Misschien is het een opzichzelfstaand incident.

Ik lepelde mijn kom leeg. Trok mijn kleren aan terwijl zij mijn moeder papieren voorlegden die ze moest tekenen. Een oude man in een rolstoel reed langs de deuropening. Buiten in de hal verleende de tl-verlichting in de gangen een doffe glans aan de witte linoleumvloer waardoor moeilijk viel uit te maken hoe laat het was, maar ik ving een glimp op van een raam verderop, dat van de vloer tot het plafond liep, en dat in de gele gloed van de late namiddag baadde.

Terwijl mijn moeder het papierwerk afhandelde gaf de dokter me een kersenlolly die uit een fabriek in Louisiana kwam gerold waar de hete suiker, nadat er een aroma aan was toegevoegd, lag af te koelen op een metalen tafel met rondjes erin en vervolgens op een wit kartonnen staafje werd geperst. Nergens een spoor van een mens te bekennen. Dank u, zei ik. Ik at hem helemaal op tot ik alleen het stokje nog over had.

Op de parkeerplaats deed ik voorzichtig het portier open en ging zitten.

Dank je wel dat je me hebt gebracht, zei ik.

Dat spreekt vanzelf, zei mama terwijl ze achteruit van de parkeerplaats reed.

Waren de tests goed?

Die waren goed, zei ze.

Ze vlocht haar vingers door het stuur en reed alsof ze het stuur tegen haar borst wilde trekken.

Het was druk op 3rd Street. Er vond een soort sponsorloop plaats. De winkels, met jurken in de etalages, met handgeblazen vazen, stonden vol grasduinende mensen.

Ik heb je bang gemaakt, zei ik met een klein stemmetje.

Ze zuchtte. Ze stak haar hand uit en streelde mijn haar. Je hebt me inderdaad bang gemaakt, zei ze.

Sorry.

Ach Rose.

Ik zal het niet meer doen, zei ik.

Ze deed het raampje omlaag, leunde met haar elleboog naar buiten en trommelde met haar vingers op de zijkant van de auto.

Je zei… Ach, laat ook maar. We gaan gewoon naar huis.

Wat?

Je zei dat ik me naar voelde, dat ik zo ongelukkig ben, dat ik er nauwelijks ben.

Heb ik dat gezegd? zei ik hoewel ik me het hele gesprek kon herinneren alsof het was opgenomen. Door het open raam sijpelde frisse lucht door de auto. Het was nu bijna vier uur en het zonlicht was goudkleurig en vloeiend.

Ik voel me prima, zei ze. Ik wil dat je dat weet, meisje van me. Ik wil niet dat je je zoveel zorgen om mij maakt.

Ze zei het en keek me aan, en haar ogen waren groot en helder, donkerblauw als oceaanwater aan het eind van de dag. Maar in die blik school nog steeds diezelfde hunkering. Maak je alsjeblieft zorgen om mij, las ik daarin. Wat ze zei was in tegenspraak met wat er uit haar ogen sprak. Ik wist dat als ik weer iets at wat zij had klaargemaakt het me waarschijnlijk dezelfde boodschap zou vertellen: help me, ik ben niet gelukkig, hélp me – als flessenpost die tijdens iedere maaltijd naar de eter werd gestuurd, en ik was degene die hem kreeg. Ik ontving de boodschap.

En nu was het mijn taak om net te doen alsof ik de boodschap niet ontving.

Oké, zei ik.

Ze zette de radio aan. Samen luisterden we naar een quizprogramma over woorden die meerdere betekenissen hadden. Ik kon me niet echt goed concentreren en keek naar de huizen en winkels die op Fairfax voorbijflitsten, zoef, zoef, heel even zichtbaar, en dan verdwenen.

Het kan zo’n eenzaam gevoel geven om op een dag dat je je niet prettig voelt naar winkelende vreemden te kijken. Op deze dag, de dag dat ik terugkwam van de eerste hulp nadat ik had lopen roepen dat ik mijn mond eraf wilde trekken. Geen makkelijke dag om naar mensen in hun fleurige kleren te kijken, met hun glanzende haar, wijzend naar kleurige gebreide truien, glimlachend.

Ik wilde ze allemaal uitvegen. Maar ik wilde ze ook allemaal zijn, en ik kon ze niet uitvegen en ze tegelijkertijd willen zijn.

Thuis deed Joseph aardiger tegen me dan anders en we speelden zonder iets te zeggen een uur lang mens-erger-je-niet in de schuinvallende baan resterend zonlicht op het tapijt. Papa kwam langs en bracht me een kussen. Mama ging een dutje doen. Joseph won. Ik ging vroeg naar bed. Ik werd wakker en was nog steeds dezelfde.

De smaak van droef en zoet
titlepage.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_000.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_001.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_002.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_003.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_004.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_005.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_006.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_007.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_008.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_009.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_010.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_011.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_012.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_013.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_014.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_015.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_016.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_017.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_018.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_019.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_020.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_021.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_022.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_023.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_024.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_025.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_026.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_027.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_028.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_029.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_030.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_031.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_032.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_033.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_034.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_035.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_036.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_037.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_038.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_039.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_040.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_041.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_042.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_043.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_044.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_045.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_046.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_047.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_048.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_049.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_050.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_051.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_052.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_053.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_054.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_055.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_056.xhtml