13
Mijn ouders hebben elkaar leren kennen tijdens een garageverkoop die door mijn vaders kamergenoot was georganiseerd. Ze zaten alle drie in hun laatste jaar op Berkeley en papa’s kamergenoot Carl was een ongelooflijk pietje-precies voor iemand van begin twintig. Hij zette deurscharnieren in de olie, gewoon voor de lol. Papa, die van nature slordig was, vertelde dat hij soms de vriezer opendeed, alleen maar om naar het ingevroren voedsel te kijken dat in zulke keurige stapeltjes op elkaar was geplaatst, naar de zakjes maïs die netjes boven op pizzadozen lagen.
Ik had iemand als hij nodig, zei papa.
Carl organiseerde ook een halfjaarlijkse garageverkoop om van alle rotzooi af te komen. Mama was dol op garageverkopen omdat ze weinig geld had en omdat ze, zoals ze zei, een liefhebster van gevonden voorwerpen was. Haar belangstelling ging vooral uit naar meubels, toen ook al, en ze had al een paar met fluweel beklede taboeretjes bemachtigd die ze in haar kamer als gastenstoeltjes gebruikte. De kamergenote die ze toen had, Sharlene met haar taankleurige manen, hield erg van koken, en vaak hielden ze grote feesten met gerechten uit de hele wereld: Marokkaanse feestmalen en Italiaanse banketten, en dekten ze de tafel met paarse glazen kandelaars waarin ze votiefkaarsen plaatsten, en met verouderde, gescheurde landkaarten omdat ze geen van tweeën geld hadden om te reizen. Haar kamergenote deed er weken over om het menu te bedenken en het was mama’s taak om ervoor te zorgen dat iedereen kon zitten. Ze was al een aantal zaterdagen aan het rondkijken in de buurt van San Francisco, Oakland en Berkeley, op zoek naar nog meer taboeretjes. Ze was op de Ashby Flea Market wezen kijken en in iedere openstaande garage, en die ochtend was ze in het zonlicht dat de tuinen een frisse aanblik gaf voor dit huisje in de heuvels blijven staan om in de keurig op elkaar gestapelde spullen te grasduinen toen de lange knappe man in de leunstoel vroeg of hij haar kon helpen.
Jullie hebben zeker geen fluwelen taboeretjes? Ze tuurde over het gazon en liet haar ogen over schoenen en keukengerei gaan.
Taboeretjes, zei hij alsof hij erover nadacht. Helemaal van fluweel?
Alleen de stoffering, zei ze.
Hij schudde zijn hoofd. Nee sorry, zei hij.
Of helemaal van fluweel?
Hij schudde weer zijn hoofd. Zelfs niks wat daarbij in de buurt komt, zei hij.
Ze hief haar kin op en glimlachte naar hem. In die tijd droeg ze haar haar los tot op haar middel, en als ik oude vrienden van haar sprak beschreven ze mijn moeder altijd als een zeemeermin met benen. Met een huid die zo doorschijnend was dat mensen die wilden beschermen.
Papa kreeg graag een taak toebedeeld.
Wat voor fluwelen taboeretje? vroeg hij en kwam uit zijn stoel overeind.
Maakt niet uit, zei ze. Ongeveer zo hoog. Ze hield haar hand bij haar knie. Met een fluwelen bekleding. Maakt niet uit welke kleur.
Aan de andere kant van het gazon was Carl bezig prijskaartjes op nog meer boeken te plakken. Hebben we niet, riep hij. Wat dacht je van een plumeau voor vijftig cent?
Mama boog het hoofd. In de buurt waren posters voor andere garageverkopen aan de telefoonpalen bevestigd. In ieder geval bedankt, zei ze.
Of een broodrooster? zei Carl, die levendige verkoopgebaren maakte.
Mama moest lachen. Leuk geprobeerd, zei ze. Maar ik ben een vrouw met een missie.
Papa vroeg of hij met haar mee mocht lopen en ze haalde haar schouders op, op de manier die de meeste mannen in die tijd als een voet tussen de deur of als breekijzer wisten te benutten. Een schouderophalen was soms even goed als een ja, vooral voor een tere schoonheid als zij. Hij rende naar binnen en griste de plaatselijke krant mee met op de achterpagina de lijst van garageverkopen die daar door echt gedreven garageverkopers waren geplaatst, en samen liepen ze de buurt door, langs Shattuck en vandaar naar Elm en Oak, waar de gazonnetjes op en neer golfden in groene, gele en beige tinten. Bij elke garage drentelde mama rond de spullen en excuseerde papa zich even en dook naar binnen om de huiseigenaar te vragen of hij alsjeblieft even mocht bellen. Het is belangrijk, zei hij dringend. Ik zou u zeer erkentelijk zijn, zei hij. Hij was charmant en lang, en bood aan zware spullen naar buiten te sjouwen, en alle eigenaars zeiden ja, en in het ene huis na het andere belde hij Carl met instructies. Alsjeblieft, fluisterde hij. Kun je iemand naar de stoffenwinkel sturen om fluweel te kopen? Hij legde zijn hand over de hoorn van de telefoon. Op fluistertoon siste hij Carl toe dat hij, papa, beloofde zijn studieboeken en schoenen in de woonkamer op te ruimen, ja dat zou hij doen als hij, Carl, de wollen bekleding van hun enige taboeretje zou willen scheuren. Het is míjn taboeretje, zei papa, heen en weer lopend, terwijl hij zo ver mogelijk van de voordeur en de garage probeerde te gaan staan opdat zij, bezig om de laden van een eikenhouten nachtkastje open en dicht te doen, het niet zou horen.
Ik zal het hele jaar door mijn spullen in de woonkamer opruimen, zei papa tegen Carl.
Carls vriendin, die dol was op een geintje, rende naar de dichtstbijzijnde stoffenwinkel, kocht daar de goedkoopste kwaliteit lichtpaars fluweel, ging erop staan stampen en knipte er een vierkant uit. Papa hield mama zo lang mogelijk bezig met de rondleiding langs de garageverkopen en ging toen met haar lunchen in een restaurantje op Durant, waar ze het over de universiteit hadden en over de peilloze afgrond na de universiteit, en hij beet op zijn tong en stuurde niet op een afspraakje aan. Nadat ze een dubbele brownie met geklopte slagroom hadden gedeeld, slaakte ze een zucht. Haar ogen schitterden. Ik moet eens terug, zei ze. Natuurlijk, zei hij. Kom, dan gaan we. Hij pakte haar tas waar een paar nieuwe boeken en platen in zaten. Misschien kunnen we op de terugweg nog even bij mij langs, stelde hij voor, zo luchtig als hij kon. Wie weet, zei hij, soms geeft iemand in ruil iets in natura in plaats van geld.
En je auto staat daar toch in de buurt, zei hij.
Hij liet haar vooroplopen, over het trottoir, en Carl en zijn vriendin zaten moe in hun stoel het geld te tellen en te overwegen of ze voor de rest van de spullen minder geld zouden vragen toen mama het zag. Ze rende eropaf en klapte verrukt in haar handen bij het zien van het vierkant laag rotan taboeretje dat overtrokken was met een versleten roze fluwelen stof die tot onder de zitting doorliep en aan de binnenkant keurig was vastgeniet. Ze zag het op z’n kant liggen naast de stapel muf ruikende boeken en niet bij elkaar passende vorken en lepels.
Dat is toch niet te geloven? zei ze. Paul? Moet je zien!
Ze hield het in haar armen en streek met haar vingers over de pluchen stof.
Papa kwam snel aanlopen. Dat meen je niet! zei hij tegen Carl. Heeft iemand dit omgeruild?
Tegen de broodrooster, antwoordde Carl ad rem. Dus nu hebben we een nieuwe broodrooster nodig.
Papa knikte. Ik wil wel een nieuwe broodrooster voor ons kopen, zei hij.
Klinkt goed, zei Carl, en hij sloot zijn ogen. Ik dacht wel dat je geïnteresseerd zou zijn, zei hij tegen mama.
Haar wangen zagen rood. Ik ben zeker geïnteresseerd, zei ze.
Ze ging op het taboeretje zitten, sloeg haar benen over elkaar en zei dat het lekker zat, heel comfortabel. Het is roze als een roos, zei ze, en Carls vriendin straalde. Op het kaartje stond zeven dollar en mama deed een greep in haar tas en betaalde het, wat papa toeliet, en ze sjouwde het naar haar auto, waar hij haar mee hielp, en ze maakten een afspraak voor de avond daarop. Het was een volkomen natuurlijke afspraak alsof ze elkaar al maanden kenden. Uit met haar, stond er op zijn meest recente checklist met een keurig vinkje ernaast. Op hun huwelijk deed Carl, die ceremoniemeester was, het hele verhaal uit de doeken terwijl hij zijn champagneflûte omhooghield; een verhaal dat papa nooit aan mama had verteld. De gasten brulden van het lachen. Een lichtstraal scheen als een lans door de goudgele champagne. Mama droeg op de foto’s een jurk die doorschijnender leek dan hij eigenlijk was, dus op iedere foto zag ze eruit als een geest, een geest die je ieder moment in haar blootje kon betrappen. Het was een kunstwerk, die jurk, omdat hij precies tussen het absoluut grijpbare en het absoluut ongrijpbare in danste, en haar huid en de jurk waren nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Op de foto waarop ze toost met papa, die een en al grijpbaarheid was in zijn zwarte pak en met zijn stevige schouders, brandt er een vuur in haar ogen.
Op een middag, toen ik een jaar of elf was, was ik haar vragen gaan stellen over het huwelijk in een poging te begrijpen hoe twee mensen die zo van elkaar verschilden ooit met elkaar hadden kunnen trouwen, waarop ze het fotoalbum van de plank pakte en het op onze knieën opensloeg. Ze liet het een tijdlang openliggen op de bladzijde met de foto van Carl die zijn champagneglas omhoogstak, zijn mond halfopen terwijl hij zijn speech hield. Ze volgde met haar vingers het gaatjespatroon op zijn brogues en vertelde me het verhaal, en terwijl ze aan het vertellen was voelde ik de twee evenwijdig lopende lijnen in haar verhaal: ontzag dat een man in een paar uur tijd zoveel voor haar gedaan had, wat een bekwame man hij was om dat voor elkaar te krijgen, en dat hij door die belofte aan Carl zelfs netter was geworden, iets waar ze Carl telkens voor bedankte als ze hem zag, dat papa elke dag zijn aktetas in de gangkast opborg, zijn schoenen uittrok en zijn jas ophing – dat allemaal, plus een soort moeilijk te benoemen ongemakkelijkheid dat het dus niet het noodlot was geweest dat hen had samengebracht. Ik dacht, zei ze tegen me, dat de tekenen naar hem wezen. Maar het bleek dat hij die tekenen zelf teweeg had gebracht! zei ze, en ze priemde met haar vinger naar de foto.
Was je geschokt? vroeg ik.
Het was onze huwelijksdag! zei ze.
Ze sloeg de bladzijde om. We keken naar dansende mensen: mensen die ik kende, maar dan allemaal jonger.
Maar had je die tekenen dan vertrouwd? vroeg ik.
Ze schudde haar hoofd, maar het was niet echt een nee. Eerder alsof ze de gedachte van zich afschudde. Ze sloeg nog meer bladzijden om, zwart papier met tere fotohoekjes die de foto’s op hun plaats hielden, en ze wees familieleden aan die ik nog nooit had gezien, of papa’s vader, die al gestorven was voor ik geboren werd en die een servet voor zijn gezicht had gebonden als een cowboy. Buiten werd het donkerder en de wittige doorschijnende jurk verschafte ons licht op de bladzijden. Ik keek naar de mensen en mompelde iets instemmends alsof ik met haar mee had gekeken, maar ik zat nog steeds in de bladzijden daarvoor gevangen. Mijn moeder was altijd op zoek naar tekenen. Als iemand kortaf tegen haar deed in de supermarkt beschouwde ze dat als een teken dat ze in het vervolg aardiger moest zijn tegen vreemden. Als Joseph haar een onverwachte glimlach toewierp ging ze al haar handelingen na om erachter te komen waar ze die aan te danken had. Op een keer toen we thuiskwamen en er een slak voor de deur lag, vertelde ze ons dat het een teken was dat ze rustiger aan moest doen, en ze ging in begrafenistempo een wandeling door de buurt maken en zei dat het haar iets zou brengen als ze er maar de tijd voor nam. Ze kwam terug met een net zo levendige blik in haar ogen als altijd. Dank je wel, slakje, murmelde ze en pakte hem op en zette hem in de koele schaduw van een jasmijnstruik. Ze was altijd op zoek naar een onverwachte leidraad en tijdens die garageverkoop had de wereld precies datgene omhoog gespuwd waar ze om gevraagd had, en een mooier voorteken was toch niet mogelijk? Dus kwam het ongetwijfeld aan als een mokerslag, op haar trouwdag, toen ze vernam dat de grotere hand die dit in gang had gezet de hand was die ze op dat moment vasthield.
We sloegen de laatste bladzijden van het album om. Oma in een rechte jurk met madeliefjes. Mama’s zus Cindy in een spijkerbroek. Een paar ooms van papa met hun blozende wangen.
Jij staat er ook in, zei mama.
Nee, zei ik.
Jawel, zei mama. Jij en Joe. In de lucht. Het begin van jullie. Ze gaf me een kus op mijn hoofd.
Op de laatste bladzijde, alsof die haar opmerking moest onderstrepen, de kus: papa en mama dicht tegen elkaar aangedrukt, laagjes van die etherische jurk om hem heen waaiend. We bleven er een tijdje naar kijken.
Heb je dat taboeretje nog? vroeg ik.
We doken de garage in en deden het licht aan. In de kille ruimte met zijn oude stenen vloer en fluitende ramen doorzochten mama en ik stapels spullen en schoven kratten en dozen opzij. Na een halfuur zoeken vond ik het, ingeklemd tussen een hark en een stel bezems: een door de motten aangevreten, verschoten perzikkleurige zitting die over een glanzend bruin bankje van gevlochten rotan was gespannen. Kijk! zei ik en gleed met mijn hand over de stof. Mama, die tot haar knieën in een stapel babyspeelgoed stond, keek ernaar zoals je kijkt naar iemand die je al heel lang niet meer hebt gezien en met wie de laatste ontmoeting nogal gecompliceerd verliep. Ik zou een mooiere voor je kunnen maken, zei ze aarzelend. Ik gaf een klopje op de zitting. Deze, zei ik. Het fluweel voelde zacht aan. Ik stapte om de stapels heen en nam het mee naar mijn kamer. Een meubelstuk.