20

Joseph moest na schooltijd een proefwerk overdoen, dus nam ik alleen de bus naar huis en stapte uit bij het tijdschriftenwinkeltje op de hoek van Melrose en Fairfax om mijn dagelijkse zak chips te kopen en om de afsluiting van mijn spreekbeurt te vieren. Het was rustig op straat. Midden op de dag reden er minder auto’s. Een man met een bladblazer blies plukken gras de goot in.

Toen ik thuiskwam was er weer een zending van oma aangekomen. Een langgerekt krat met een grijze klapstoel erin en een doos zo groot als een koelkast met een oud boekenrek en een in krantenpapier verpakte kapotte kruk. Die waren tegelijk gearriveerd in een bestelbus.

Mama was in de keuken en begon net aan een nieuw recept uit de krant.

Hoe oud is zij nu? vroeg ik toen ik binnen kwam drentelen.

Eenentachtig, zei mama en ze zwaaide me gedag met een houten pollepel.

En waar zit zij nu op?

Ze haalde haar schouders op. Ik zou het niet weten, zei ze.

Ze streek de krant glad en tuurde naar de ingrediënten.

Het recept van vandaag was uit het lifestylekatern van de krant gescheurd, een Zuid-Italiaanse paddenstoelen-tomatensaus, op een laag pitje gegaard, met als basisingrediënt fruitige olijfolie van goede kwaliteit. Mijn vader vond Italiaans eten het allerlekkerst en op dagen dat ze zich schuldig voelde, kookte mijn moeder Italiaans. Ze had het recept op het keukenkastje geplakt zodat ze het makkelijk kon lezen. Ze had plooien rond haar ogen door slaapgebrek, maar ze droeg wel een nieuwe roze lippenstift en ze verkeerde nog steeds in een uitgelaten stemming.

Heb je zin om me te helpen? vroeg ze terwijl ik mijn handen stond te wassen.

Ze gaf me een mes en een snijplank en een paar groene paprika’s. Mijn geest was nog steeds helder van de zak chips. Ik had plezier in dit aspect van koken, in de rol van vage, moeilijk te determineren deelnemer, zolang ik maar niets bij elkaar hoefde te voegen of nergens in hoefde te roeren. Veel te eng om een hele maaltijd te eten die ik zelf had bereid, maar ik vond de voorbereidingen wel leuk om te doen: hakken, in dobbelsteentjes snijden, fijnsnijden, schillen, scheuren, in plakjes snijden – om al die objecten aan te vallen die mijn leven beheersten, hoewel ik wist dat het daardoor niet minder ingewikkeld voor me zou worden, tenzij ik er niet van at. Maar toch: ik schepte er genoegen in om kaas te raspen alsof ik die vermoordde.

Terwijl ik de zaadjes uit de paprika’s haalde, roerde mama de uien om in de pan en vertelde me over het feestje en over al die maffe juristen. Ze stelde vragen over school en toen ik zei dat ik niet wist welk vak ik het leukst vond, knikte ze. Dat begrijp ik, zei ze en bewoog haar hoofd op en neer. Je hebt moeite met kiezen, net als ik. Veel te veel keuzes!

Ik weet niet of het daaraan ligt, zei ik, en ik veegde de zaadjes in de afvalbak. Om van onderwerp te veranderen vertelde ik haar wat over Joe’s verdwijning. Ik gaf geen gedetailleerde beschrijving – maar vertelde alleen dat hij tijdens het babysitten twintig minuten lang verdwenen was of zo en dat ik hem niet had kunnen vinden.

Net alsof hij weg was, zei ik. En toen was hij opeens weer terug. Het was heel gek, zei ik.

Mama draaide om haar as. Er verscheen een gretige uitdrukking op haar gezicht. Denk je dat hij door de zijdeur naar buiten is geglipt? vroeg ze en liet haar stem dalen.

Ik gooide het hart van een groene paprika in de afvalbak.

Nee, zei ik.

Of Rose, misschien heeft hij een vriendinnetje?

Ik moest bijna lachen. Eh nee, zei ik.

Ze legde de houten pollepel zorgvuldig op het aanrecht. Las het recept op het keukenkastje.

Paprika’s?

Klaar, zei ik.

Ze schoof de snijplank van het aanrecht en schraapte de blokjes van de plank in de pan bij de gefruite uien en de knoflook. We zagen de paprikablokjes in de olie spetteren.

Ze sloeg haar arm om me heen, onze meest ongecompliceerde uitwisseling. Ik leunde tegen haar aan. Rose, zei ze en streelde mijn haar. Lieve Rose-Rose.

Ze pakte de pollepel weer op en roerde afwezig de blokjes door elkaar.

Tja, zei ze. Hij houdt dingen voor zich, maar dat hoeft niet per se slecht te zijn.

Dat zit bij ons in de familie, zei ik.

Ze glimlachte naar me met een onzekere blik in haar ogen.

Ik spoelde de snijplank af en begon tomaten in dobbelsteentjes te snijden.

Ik neem die kruk, zei ik. Van oma.

Denk je dat hij een vriendje heeft? vroeg ze hoopvol.

Nee, zei ik.

Want dat zou ik wel begrijpen, zei ze en leunde tegen de oven aan. Ik hoorde haar denken, een begin maken met haar begripvolle monoloog. Ik denk dat dat heel leuk zou kunnen zijn, zei ze met een klein stemmetje.

Sorry mama, zei ik.

Hoe kun je dat nou weten? zei ze. Dat weet je niet!

Ze draaide zich om naar de pan, naar de houten pollepel. Bewoog de groenten heen en weer.

Er ontbreekt een poot aan, zei ze na een paar minuten tegen de pan. Wat moet je nou met een kruk met twee poten?

Ik zette hem buiten neer, vlak bij die zijdeur, op de smalle strook tuin die langs het huis liep. Tegen de buitenmuur geplaatst kon hij goed dienstdoen als een soort ladder. De volgende keer dat hij me moest babysitten, toen ik hem nog steeds in zijn kamer hoorde rommelen, sloop ik naar buiten en klom op de sporten van de kruk om door het raampje boven zijn zijdeur naar binnen te gluren. Het licht was binnen uit en ik zag alleen maar schaduwen over schaduwen, en duisternis, en de gebruikelijke grillige vormen. Het leek alsof hij in het donker aan zijn bureau zat te lezen. Bladzijden omsloeg.

Ik sloeg hem een tijdje gade vanaf de sporten van de kruk. Mijn ogen raakten gewend aan de duisternis. Hij las iedere bladzijde heel langzaam en als hij op het punt stond om de bladzijde om te slaan, gleed zijn vinger naar de rechter bovenhoek en tilde die zo licht als een veertje op. Hij deed het heel zorgvuldig, vooral als hij alleen was.

Ik ging naar de wc. Drentelde wat rond. Toen ik terugliep naar de kruk/ladder was hij er niet meer.

Ik werd zo in beslag genomen door mijn pogingen die vrolijke lichtheid met Joseph terug te halen, dat ik er niet over nadacht waar hij eigenlijk heen was gegaan. Toen ik weer om het huis heen rende, op zijn deur klopte, zijn naam riep, rondrende, deuren opendeed, opnieuw dezelfde routine afwerkte en hem uiteindelijk weer buiten zijn kamer aantrof, met diezelfde ongebruikelijke zwaarheid van zijn oogleden en huid, sloeg ik mijn eerdere razende nieuwsgierigheid over en keerde terug naar het scenario dat onze lachbui in gang had gezet. Ik kende mijn rol perfect. Waar was hij? Was hij bezig geweest? Waar? Ik vroeg of hij in mijn kamer was geweest en hij zei ja, en ik vroeg waarom. En hij antwoordde met een vermoeide stem dat hij een roze Pegasuspen zocht. Het was ongeveer halfnegen. Meer dan een week geleden sinds de eerste verdwijning. Ouders weg, weer naar een dinertje. De muren koel. Joseph lang, leunend tegen de deuropening. Ik voelde dat hij zich inspande, zijn tekst voor me opdreunde. En zelfs ik, die altijd bereid was om te doen alsof ik moest lachen, opnieuw, tot in lengte van dagen, hoorde hoe onecht het klonk en we stonden elkaar stil aan te kijken in de gang met zijn halfduistere vlakken en hoeken. Hij zag er oud uit. Hij was maar vijf jaar ouder dan ik, maar op dat moment leek hij een oude man, een opa.

Ben je ziek? vroeg ik.

Hij schudde zijn hoofd. Ik zit op iets moeilijks te oefenen, zei hij. En daar word ik doodmoe van.

Wat dan?

Dat is lastig uit te leggen, zei hij.

O. Kan ik helpen?

Nee, zei hij.

Hij liet zijn hoofd weer tegen het bovenste scharnier rusten. Sloot zijn ogen.

Is het illegaal?

Nee, zei hij. Hij glimlachte even.

We bleven daar een tijdje staan. Zijn ademhaling ging diep en gelijkmatig, hij zoog met langzame teugen de lucht naar binnen. Die antenneachtige wimpers en vingertoppen. Ik vroeg me af wat hij wist over ons gezin, wat hij niet wist. In wat voor gezin hij woonde. Mijn gedachten gingen alle kanten op.

Zeg, zei ik na een paar minuten. Zou jij iets voor me willen doen?

Het was de eerste van twee gunsten waar ik mijn broer ooit om gevraagd heb, en hoewel deze gunst veel minder belangrijk was, bleef het een van de mooiste momenten van mijn hele schooltijd in de onderbouw. De volgende dag, terwijl Eliza tijdens de lunch in kleermakerszit zorgvuldig haar bruine zak vol vreugde openmaakte, kwam George vanaf zijn eigen school de hoek om lopen. Met lange, soepele passen, langbenig en vriendelijk. Nog niet zo lang geleden was hij vervroegd toegelaten tot Caltech, en het gaf echt een kick om hem vanachter die bakstenen muur te zien verschijnen die onze twee scholen van elkaar scheidde, hem met grote passen in zijn jeans te zien aankomen alsof hij een reden had om hierheen te komen. Hij had ook een reden. En die reden was ik. Hij zwaaide toen hij dichterbij kwam. Eliza zwaaide terug. Een paar andere onderbouwleerlingen keken vanaf hun plek toe, kauwend op de gespleten uiteinden van plastic rietjes. Ieder bezoek van de bovenbouw was gedenkwaardig, maar dit bezoek was helemaal het einde: in de bovenbouw was George uitgebot en de laatste restjes nerderigheid werden gecompenseerd door zijn losse manier van doen, zijn mooie tanden, zijn ongedwongen omgang met meisjes en zijn kledingkeuze. Slungelig, slim en waardig. Hij had een elastiekje om zijn duim zitten en plukte eraan alsof het een gitaarsnaar was, iets wat hij ook wel deed als hij bij ons thuis was en nadacht over een idee.

Hij knikte tegen Eliza en gebaarde toen dat ik naar hem toe moest komen. Het duurt maar even, zei hij. Tuurlijk! zei ze opgewekt, op de binnenkant van haar pols glansde een sticker van een maan als proef voor een echte tatoeage. George en ik gingen bij een betonnen paal staan en hij boog zich naar me toe en dempte zijn stem. Joe zei dat je me wilde spreken, zei hij. Ik keek hem opgetogen aan. Alles goed? zei hij. Het gaat geweldig, zei ik. Ik wilde alleen maar indruk maken op Eliza, zei ik, en jij bent van iedereen die ik ken degene met wie ik de meeste indruk kan maken. Hij bromde wat en keek even naar Eliza die een paar meter verder zat en ons vanonder haar pony gadesloeg, terwijl ze een hap nam van haar kalkoensandwich. Jammie. Ik had die kalkoensandwich al eens eerder geproefd. Dat hele broodje was één grote liefdessonate – het slablad, de biologische tomaat die op een blije boerderij was geteeld, zelfs in de fabrieksmayonaise school zoveel gevoel en verfijning dat het wel een exquise vioolsolo leek. Het was moeilijk en onaardig om mijn vriendin zo ontzettend te haten.

Wanneer ga je studeren? vroeg ik.

Net als iedereen, zei hij. Eind augustus. Ik kom heus nog wel langs hoor. Maak je maar geen zorgen.

Is je moeder blij?

Tuurlijk, zei hij, plukkend aan het elastiek. Ze vindt het fantastisch.

Heel in de verte zag ik mijn broer vanaf een beige bank toezicht houden.

Joe zit te kijken, zei ik.

George liet wat lucht ontsnappen. Maffe gast, zei hij. Oké. Dus het gaat allemaal goed hier?

Het gaat goed, zei ik.

Geen pestkoppen in de gang?

Nee, zei ik. Nergens pestkoppen.

Jongens die lastig doen?

Niet echt, zei ik. We glimlachten tegen elkaar.

Wacht jij nou maar tot er een goeie voorbijkomt, oké? zei hij.

Oké.

Eten?

Zelfde gezeik, zei ik.

Zelfde, zuchtte hij. Dappere meid.

Eliza maakte nu een keuze uit haar drie soorten zelfgebakken koekjes: met stukjes chocolade, haverkoekjes en zandkoekjes bestrooid met kristalsuiker. George’ ogen begonnen over mijn hoofd te dwalen, op weg naar andere onderwerpen.

Is dit lang genoeg? zei hij. Ik moet weer eens terug.

Zeker, zei ik en boog mijn hoofd. Geweldig. Hartstikke bedankt. Ik gaf een klopje op zijn schouder. Misschien kun je even lachen?

Hij moest lachen om dat voorstel en willigde daarmee mijn verzoek in.

De smaak van droef en zoet
titlepage.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_000.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_001.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_002.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_003.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_004.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_005.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_006.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_007.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_008.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_009.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_010.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_011.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_012.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_013.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_014.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_015.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_016.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_017.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_018.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_019.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_020.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_021.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_022.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_023.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_024.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_025.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_026.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_027.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_028.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_029.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_030.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_031.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_032.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_033.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_034.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_035.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_036.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_037.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_038.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_039.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_040.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_041.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_042.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_043.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_044.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_045.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_046.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_047.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_048.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_049.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_050.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_051.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_052.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_053.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_054.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_055.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_056.xhtml