6

De rest van de dag lag ik op het vlakke, harde groene tapijt van de klassenbibliotheek plaatjesboeken te lezen over dieren die zich in de nesten werkten. Een kurkdroge middag. Eddie en Eliza kwamen met nieuwsgierige ogen naar me toe om te vragen of ik na school zin had om handbal of trefbal te spelen, maar ik zei dat ik me niet lekker voelde. Ik wil jullie niet aansteken, zei ik en hoestte even in hun gezicht. Ik sleepte me naar de bus. Bij de bushalte zag Joseph er ook uit alsof hij die dag door de mangel was gehaald en hij ging op zijn vaste plaatsje dicht bij het raam zitten, maar vandaag zat hij er met een vriend, een jongen met hoog opgetrokken wenkbrauwen en lange stakerige armen en benen. Ze bogen zich over een leerboek en zaten tijdens de hele rit naar huis te praten en te wijzen.

Het was woensdag en op woensdag kwam George altijd mee naar huis. Hij was Josephs beste en enige vriend. George Malcolm: half blank, half zwart, met een ongekamde, slordige bos haar, ongetemd en klitterig, tussen enigszins kroezend en extreem kroezend in. Op een keer, een jaar of wat geleden, was hij bij ons thuis en had hij een haarlok uitgerekt en die gebruikt om me over draaikolken en helixen te leren. Het is een ronddraaiende stroming naar een punt in het midden, had hij uitgelegd, en gaf me een haar om vast te houden. Ik trok aan de springveer. De natuur zit vol met dezelfde vormen, zei hij, en hij nam me mee naar de wastafel in de badkamer, zette de kraan aan en wees naar de manier waarop het water in een draaiende beweging door de afvoer kolkte. Nam me mee naar de boekenplank, sloeg een boek over weertypen open en liet me een cycloon zien. Daarna een spiraalnevel. Voerde me weer naar de wastafel in de badkamer, naar mijn glazen pot met schelpen en wees naar dezelfde krul in een miniatuurtritonshoorn. Zie je wel? zei hij en hield de schelp naast zijn haar. Ja! Ik klapte in mijn handen. Het plezier van het lesgeven was in zijn warme ogen te zien. Het is galactisch haar, zei hij glimlachend.

Op school was George al een legendarische figuur. Hij had zoveel aanleg voor natuurkunde dat de docent natuur- en scheikunde uit de tweede klas hem op een middag vroeg of hij voor de klas een korte inleiding in de relativiteitstheorie wilde houden. George was opgestaan en had het zo geweldig gedaan, met behulp van een presse-papier, een meetlat en een doodgewone schoolklok, dat de docent twintig dollar uit zijn portefeuille had getrokken. Ik wil graag de eerste zijn die jou voor je heldere geest betaalt, had hij gezegd. Van het geld had George pizza’s voor de hele klas gekocht. Met extra peperoni, vertelde hij me later toen ik ernaar vroeg.

Die middag stapten we allemaal uit de bus op de hoek van Fairfax en Melrose en ik liep achter hen aan naar huis, lusteloos, voortgesleept door de vettig zoutige geur van pastramiburrito’s bij Oki Dog, en toen George zich omdraaide om iets te laten zien over de richting waarin een vliegtuig zich bewoog, zag hij me achter hen aan huppelen en zwaaide.

Hoi Rose! zei hij. Hoe gaat het?

Hoi, zei ik. Heet, zei ik.

Joseph bleef doorlopen in zijn verschoten blauwe T-shirt, met zijn rug naar me toe.

Heb je al die tijd achter ons aangelopen? vroeg George.

Ik knikte. Hij bleef achteruitlopen alsof hij ergens op wachtte, dus stak ik mijn hand op.

George lachte. Ja? zei hij. Juffrouw Edelstein?

Ben jij weleens bij de schoolverpleegster geweest?

Nee, zei hij.

Laat ook maar, zei ik.

Oké, zei hij. Hij keek een beetje verveeld.

Hij maakte aanstalten om zich weer om te draaien, dus stak ik weer mijn hand op.

Wacht, zei ik. Sorry. Ik heb een echte vraag, zei ik. Een wetenschappelijke vraag.

Nu keek mijn broer over zijn schouder. Geïrriteerd.

Hé, zei hij. We zijn bezig. We willen niet over vuurvliegjes praten.

Hoe zit het, zei ik, als eten raar smaakt?

Heb je die burrito’s uit de kantine soms geprobeerd? zei George, nog steeds achteruitlopend, en hij tikte met zijn potlood op zijn hoofd alsof het een drumstel was. Ik heb er vandaag een gegeten, zei hij. Nou, die was echt om te gillen.

Heb je geen fluitles? vroeg Joseph, de woorden over zijn schouder gooiend.

Op maandag, zei ik. Eigenlijk al het eten.

Of een afspraak met Eliza? zei Joe.

Balletles, zei ik.

Wat bedoel je? vroeg George.

Wat moet ik doen?

Ik snap het niet, zei George.

Ik denk dat er iets mis is met me, zei ik, en mijn stem brak.

George keek me niet-begrijpend aan, met tot spleetjes geknepen ogen. Zowel hij als Joe zag er eigenaardig uit op die leeftijd. Hun gelaatstrekken bleven met verschillende snelheden groeien en stonden niet in verhouding tot de rest, en in die periode stonden de bogen van George’ wenkbrauwen zo hoog op zijn voorhoofd dat hij altijd sceptisch of verbaasd keek.

We waren bij de voordeur van ons huis aangekomen en Joseph begon in zijn rugzak te graven op zoek naar zijn sleutelhanger. Hij had op woensdagmiddag de verantwoordelijkheid en hij had een nieuwe sleutelhanger van zijn zakgeld gekocht – een massief zilveren ring met een ingenieus veerslot dat onzichtbaar in de ring was verzonken. Hij vond hem, liet ons binnen en haakte de sleutelhanger toen aan de lus van zijn broekriem, als een loodgieter.

Hij liep de gang door, regelrecht naar zijn kamer, maar George bleef wat in de deuropening staan dralen.

Speel je fluit? zei hij.

Een beetje maar, zei ik.

Hé George, zei Joseph, trok zijn schoolboek uit zijn rugzak en sloeg het open. Wie het eerst opgave twaalf af heeft. Een speedboot vol schurken vaart van een zes meter hoge pier weg met een snelheid van vierentwintig kilometer per uur. Een auto vol agenten staat op het punt van de pier af te rijden om de schurken te vangen. Hoe hard moet de auto rijden om op de boot terecht te komen als de auto zich van de pier losmaakt op het moment dat de boot tien meter van de pier verwijderd is?

Maar George sloeg zijn armen over elkaar, zoals hij weleens deed als hij Josephs kamer in en uit liep. Ze schreven extra natuurkundevragen uit de bibliotheek over en gingen er dan de hele middag voor zitten – Joseph aan zijn bureau, George heen en weer lopend. Ze zetten de zijdeur open voor de frisse lucht, schoten takjes weg en zwoegden hard op de extra opgaven die de leraar voor hen had opgesteld, en die zelfs de leraar eigenlijk niet kon oplossen.

Hij vestigde zijn ogen op me. Bruin en scherp.

Wat is er dan mis met jou? zei hij.

Ik kreeg een rood hoofd. Ik vertelde wat ik tegen de verpleegster had gezegd. George bleef in de gang staan luisteren, maar Joseph dook zijn kamer in, gooide het schoolboek op zijn bed en ging aan zijn bureau zitten waar hij een vel millimeterpapier en een passer uit zijn map trok. Terwijl ik aan het vertellen was plaatste hij de stalen punt van de passer op het millimeterpapier, zette het potlood vast en begon met zorgvuldige bewegingen van zijn handen een mooie boog te tekenen. Iedere beweging heel zelfverzekerd, alsof hij precies wist wat voor mysterie van het universum hij op het punt stond te ontrafelen.

Maar lijkt het dan op Zwitserse gatenkaas? vroeg George toen ik klaar was.

Nee, zei ik. Het is één groot gat. De verpleegster zei dat ik een levendige fantasie had.

Joseph verfrommelde zijn volmaakte boog en pakte een nieuw vel millimeterpapier.

Niet verfrommelen, Joe, zei George.

Ik heb het verknald, zei Joseph en mikte het papier in de prullenbak.

Ik heb toch dat plan voor mijn slaapkamer? zei George. Behangpapier van fouten, zei hij terwijl hij zich weer naar mij omdraaide. Maar goed, we gaan het maar eens testen. We moeten toch even iets eten.

Nu? zei Joseph, terwijl hij de benen van de passer weer wijder maakte en de punt op het snijvlak van twee blauwe vierkantjes zette.

Het duurt niet lang, zei George. Heb je even tijd? zei hij en keek mij aan.

Ik heb tijd, zei ik.

Hij klapte in zijn handen. Eerste punt op de agenda: vaststellen wat er met Rose aan de hand is, zei hij.

Joseph deed zijn mond open om tegen te sputteren.

Tweede punt, zei George, aan het werk!

Ik maakte een buiginkje. Wat een kick gaf dat als hij mijn naam zei. Alsof mijn naam in een loterij werd afgeroepen.

Bijna verfrommelde Joseph zijn blad voor de tweede keer, toen onderbrak hij de beweging van zijn vuist en gaf het aan George. George hield het blad tegen het licht, keek bewonderend naar de gebogen lijnen alsof het een schilderij was. De muur aan de noordkant, zei hij knikkend. Volmaakt.

Die middag werkte ik vier boterhammen, priklimonade, chips, een sneetje toast met boter en een beker chocolademelk weg. Ik at me door de inhoud van de koelkast heen. Mama was nog steeds op haar nieuwe werk, in de meubelwerkplaats vlak bij Micheltorena Street, achter Sunset Boulevard, in de heuvels, en mijn broer en George deden suiker en jam op toast en hadden het over hun favoriete tv-serie met de robots terwijl ik beet en kauwde en verslag uitbracht aan George. Hij had een geel notitieblok op zijn schoot dat hij bij de telefoon gevonden had, met een lijst voedingsmiddelen in de linkerkolom en in de rechterkolom mijn reactie daarop. Half hol, zei ik over het kliekje van de tonijnschotel die mijn moeder had gemaakt. Afschuwelijk! zei ik toen ik een hap van de door mijn vader gemaakte instantpudding met karamelsmaak nam waarvan nog een restje in een schaal zat. Papa, zo afwezig en vaag dat ik nauwelijks een smaak kon vastleggen. De sensor scheen zich niet te beperken tot mijn moeders eten en er viel ontzettend veel te ontdekken, een stortvloed van informatie, maar terwijl we daar ’s middags in de afnemende warmte van de gefilterde lentezon zaten die door het keukenraam naar binnen scheen, met George erbij, die toast voor me smeerde die ik met graagte opat, licht en lekker vanwege zijn beminnelijke aandacht en concentratie, kon ik over de lagen gaan nadenken. De broodwinkel, de broodfabriek, de tarwe, de boer. De boter die een akelige bijsmaak had. Toen ik op de verpakking keek, las ik dat die van een groot boerenbedrijf in Wisconsin kwam. De room had iets duns, een nasmaak als van een metalen autobumper. De melk – lusteloos. Al die ingrediënten ver weg, samengepakt, als het verre lawaai van een vliegtuig of een parkerende auto, allemaal rondhangend op de achtergrond, met op de voorgrond de stemming van degene die het eten had bereid.

Dus uit al het eten spreekt een gevoel, zei George toen ik hem de zurige wrok in de druivengelei probeerde uit te leggen.

Ja zoiets, zei ik. Een heleboel gevoelens.

Hij tekende een paar vierkanten op het gele notitieblok. Zijn het jouw gevoelens? vroeg hij.

Ik schudde mijn hoofd. Ik weet het niet, zei ik.

Hoe voel je je? vroeg hij.

Moe.

Smaakt het vermoeid?

Soms wel, zei ik.

Joseph, die met zijn schoolboek aan tafel zat, had een snee geroosterd brood voor zichzelf klaargemaakt met boter, jam en een paar korrels suiker. Toen hij even niet keek stak ik mijn hand uit naar zijn bord en scheurde een stukje toast af. Ik moet toen onmiddellijk een gezicht hebben getrokken, want George keek snel op. Wat? vroeg hij en schreef met hoofdletters JOSEPHS TOAST in de linkerkolom. O, zei ik, duizelig, met mijn mond vol. Zeg dan, zei George, met zijn pen in de aanslag. Ik kon Joseph niet aankijken. Ik kon het zelfs niet goed door mijn keel krijgen. Het brood voelde zwaar en klef aan, alsof het moeilijk te kauwen was. Een leegte en gruizigheid, iets wat zich in zichzelf opvouwde. Een zeeanemoon? mompelde ik. Joseph keek op van zijn icetea-etiket dat hij bezig was tot een keurig vierkantje te vouwen. Zijn ogen volgden de contouren van de deuropening. Ik voel me prima! zei hij lachend. Prima.

Ik spuugde het brood in een servetje.

Joseph bracht zijn bord naar de gootsteen.

Zijn we nou klaar? zei hij. Ik heb Patterson beloofd dat we die opgave met die speedboot zouden oplossen.

Oké, zei George en hij stond op. Hij rekte zich uit en zijn T-shirt schoof een stukje omhoog waardoor een reep huid zichtbaar werd. Toen glimlachte hij naar me. Goed gedaan, meisje, zei hij.

Toen ze allebei de keuken uit waren zette ik de melk en de jam terug in de koelkast, pakte een mes en schraapte met de scherpe kant lichtjes over mijn tong om de smaak van Josephs snee toast weg te krijgen. Toen dat niet hielp, pakte ik een doosje spiraalkoekjes uit de provisiekast. De koekjes, die door niemand waren gebakken, smaakten alleen naar het verre gereguleerde geroezemoes van bloem, boter, chocolade en fabrieken. Ik at er zes. Buiten begon de hitte wat af te nemen en ik waste de borden af. Het koele water stroomde over mijn handen en deed de messen en vorken weer glanzen.

Toen ik klaar was pakte ik een spelletje uit de gangkast en zette dat vlak voor Josephs kamer op de grond zodat ik heel dichtbij kon zijn zonder inbreuk te maken op het bordje VERBODEN TOEGANG. Me vasthoudend aan het gedempte geluid van George’ stem door het hout van de deur.

Hoe gaat het daar? riep hij van tijd tot tijd.

Goed, zei ik, en zette een gele pion vier plaatsen naar voren.

Ze is getikt, riep Joseph, die zat te typen. Of het ligt aan haar bui, zei hij. Daar heb je vast weleens van gehoord. Dat heet stemmingswisselingen.

Mijn maag trok zich samen. Misschien, zei ik tegen de stapel nepgeld die ik had gewonnen in het spelletje dat ik tegen mezelf speelde.

In het weekend gaan we haar beter testen, zei George. Buitenshuis. Hé Joe, lees acht nog eens hardop voor.

Het weekend? zei Joe. De trilling in zijn stem viel onmogelijk te negeren.

Niet de hele zaterdag, zei George. Goed, Rose? Wat meer gegevens verzamelen? Zaterdag om twaalf uur?

Best, zei ik, en ik betaalde mezelf een miljoen dollar uit van de bank.

De smaak van droef en zoet
titlepage.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_000.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_001.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_002.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_003.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_004.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_005.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_006.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_007.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_008.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_009.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_010.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_011.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_012.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_013.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_014.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_015.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_016.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_017.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_018.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_019.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_020.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_021.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_022.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_023.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_024.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_025.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_026.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_027.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_028.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_029.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_030.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_031.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_032.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_033.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_034.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_035.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_036.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_037.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_038.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_039.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_040.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_041.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_042.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_043.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_044.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_045.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_046.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_047.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_048.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_049.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_050.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_051.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_052.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_053.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_054.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_055.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_056.xhtml