68

Richard wist niet wat hem meer schokte: om zijn beeld in puin te zien liggen, of om de menigte de trappen te zien bestormen na­dat Victor zich tot vrij man had uitgeroepen. De mensenmassa walste zonder aarzelen over de gewapende wachters heen die haar tegemoetliepen, de treden af. Een aantal mensen viel ge­wond of dood neer. De lichamen werden vertrapt onder de vloedgolf van mensen. De voorsten zouden niet eens kunnen blijven staan als ze dat wilden; het gewicht van de tienduizenden achter hen dreef hen naar voren. Maar ze wilden ook niet blijven staan. Het gebrul was oorver­dovend.

De broeders raakten in paniek. De functionarissen achter op het plein raakten in paniek. De paar duizend gewapende wachters raakten in pa­niek. Op dat moment werd de wereld op haar kop gezet: de opper­machtigheid van de Orde, zoals die was verzameld op het plein, werd vervangen door een complete anarchie.

Richard wilde broeder Narev te pakken krijgen. In plaats daarvan zag hij gewapende mannen op zich afstormen. Richard zwaaide met de voor­hamer en dreef de kop ervan in de borst van een man die met hoog ge­heven zwaard op hem af kwam. Toen de man langs hem zeilde, met de steel van de voorhamer uit het gat in zijn borst stekend, griste Richard het zwaard uit zijn vuist, en daarmee viel hij aan. Een klein groepje wachters beschermde de broeders. Richard stormde op hen af en met elke haal van zijn zwaard was het raak. Elke slag of houw velde een man.

Maar wachters waren niet waar Richard het meest in geïnteresseerd was. Als hij alles zou verliezen, wilde hij in elk geval Narevs hoofd meene­men. Hij vocht zich een weg door de wirwar van mensen die zich op het plein verdrongen, maar hij kon broeder Narev nergens vinden. Victor verscheen uit het strijdgewoel terwijl hij een broeder bij zijn haar vast had. Andere mannen hadden zich bij Victor aangesloten, en hiel­den de broeder vast. De potige smid had een frons op zijn voorhoofd die alleen al genoeg was om ijzer te buigen. De ogen van de broeder rol­den rond alsof hij een klap op zijn hoofd had gehad en het hem niet luk­te weer helemaal bij te komen. 'Richard!' riep Victor uit.

De mannen, van wie sommigen de broeder nog vasthielden bij zijn brui­ne gewaad, schaarden zich om Richard heen. Ze vormden een kring van tien of vijftien man diep om hem heen. 'Wat moeten we met hem doen?' vroeg een van de mannen. Richard wierp een blik om zich heen. Hij zag mannen die hij van het bouwterrein kende. Priska was erbij, en Ishaq ook. 'Waarom vraag je dat aan mij? Het is jullie opstand.' Hij keek de man uitdagend aan. 'Wat denk jij dat jullie met hem moeten doen?' 'Vertel het ons, Richard,' zei een van de beeldhouwers. Richard schudde zijn hoofd. 'Nee. Vertellen jullie mij maar wat jullie met hem willen doen. Maar jullie moeten wel weten dat deze man een tovenaar is. Als hij bijkomt, zal hij meteen mensen gaan doden. Dit is een zaak op leven en dood, en dat weet hij. Weten jullie het ook? Dit gaat om jullie leven. Jullie moeten beslissen wat jullie willen doen, niet ik.'

'We willen dat je deze keer met ons meedoet, Richard,' riep Priska uit. 'Maar als je je nog steeds niet bij ons wilt aansluiten, dan nemen we ons leven terug en komen we in opstand zonder jou. Zo zal het gebeuren en niet anders!'

De mannen schudden allemaal met hun vuisten in de lucht terwijl ze in­stemmend schreeuwden.

Victor drukte de versufte broeder tegen zijn borst en verdraaide zijn hoofd totdat zijn nek brak. Het slappe lichaam gleed op de grond. 'En dat is wat we met hem doen,' zei Victor.

Richard stak glimlachend zijn hand uit. 'Het is me altijd een genoegen een vrij man te ontmoeten.' Ze grepen elkaars onderarm. Richard keek Victor in de ogen. ik ben Richard Rahl.'

Victor knipperde met zijn ogen; toen klonk zijn daverende lach. Met zijn vrije hand gaf hij Richard een klap tegen de zijkant van zijn schouder. 'Ja, hoor. Dat ben je zeker. Dat zijn we allemaal! Je had me bijna te pak­ken, Richard. Bijna.'

Ze werden door de mensenmassa achteruit gedreven naar de zuilen. Ri­chard stak zijn hand naar beneden en greep de dode broeder bij zijn ge­waad, waarna hij het lichaam met zich meesleepte. De hoog oprijzende stenen muren en marmeren zuilen boden enige bescherming tegen de woeste rivier van mensen.

De grond schudde. Een klap blies van binnenuit een gat in de muur. De duisternis lichtte fel op. Brokstukken steen floten door de lucht. Tien­tallen mensen werden bebloed naar achteren geworpen. 'Wat was dat?' riep Victor door het kabaal van geschreeuw, gegil en het gebulder van de explosie heen.

Het gevaar negerend, bleef de menigte oprukken tegen de mannen die haar hadden geknecht. Drommen mensen zwermden over de plek waar het beeld had gestaan en raapten scherven van het marmer op. Ze kus­ten hun vingers en drukten die kussen terwijl ze langsrenden tegen de woorden op de achterkant van de omgevallen bronzen ring. Ze kozen voor het leven.

Horden mensen hadden een aantal broeders en functionarissen over­meesterd, en sloegen hen dood met brokken wit marmer van de resten van het beeld.

'Broeder Narev is een magiër,' zei Richard. 'Victor, je moet zorgen dat deze mannen zich organiseren; dat je deze meute in bedwang kunt hou­den. Narev kan krachtige magie gebruiken. Ik vind het lovenswaardig dat mensen vrij willen zijn, maar als we dit niet onder controle krijgen, zullen er erg veel doden en gewonden vallen.'

ik begrijp het,' zei Victor terwijl hij zijn best deed niet te worden mee­gevoerd.

Een paar van de mannen die zich om Richard heen hadden geschaard om hem te beschermen, hoorden wat hij zei en knikten instemmend. De oproep om georganiseerder te werk te gaan, begon zich door de menig­te te verspreiden. Deze mensen wilden slagen. Ze waren bereid om naar hun doel toe te werken en zagen de redelijkheid in van de orders die hier en daar werden geroepen. Veel van deze mannen waren gewend leiding te geven aan grote groepen arbeiders. Ze wisten hoe ze mannen moes­ten laten samenwerken.

Richard begon de dode broeder het gewaad uit te trekken. 'Jullie moe­ten de mensen uit het paleis houden. Narev is daarbinnen. Iedereen die naar binnen gaat, loopt een grote kans te worden gedood. Het is daar­binnen levensgevaarlijk, met al die broeders bij elkaar.' ik snap het,' zei Victor.

'We houden ze wel op een afstandje,' riepen mannen naar Richard. Richard trok het bruine gewaad van de dode broeder over zijn hoofd. Victor greep hem bij de arm. 'Wat doe je?'

Richard stak zijn hoofd door de halsopening, ik ga naar binnen. In het donker zal Narev denken dat ik een broeder ben, en dan kan ik dicht bij hem komen.' Hij stak zijn geconfisqueerde zwaard door het gewaad om de kling te verbergen. Hij hield zijn pols voor het gevest. 'Hou de men­sen buiten; Narev gebruikt gevaarlijke magie. Ik moet hem tegenhouden.' 'Pas maar op jezelf,' zei Victor.

De mannen die de leiding op zich hadden genomen, begonnen uit te waaieren en mensen aan te sporen hun bevelen op te volgen. Sommige mensen deden dat, en daardoor volgden er meer. Nu alle functionaris­sen die ze hadden overmeesterd dood waren, kwamen de mensen lang­zaam enigszins tot bedaren, en dat was geen moment te vroeg. Het ver­pletterende gewicht van mensen die het plein bestormden, vormde voor iedereen een gevaar.

Mensen die langsliepen, pakten huilend stukken marmer van het beeld op en drukten de symbolen van vrijheid en schoonheid tegen hun borst terwijl ze verder liepen om anderen de kans te geven hetzelfde te doen. Dit waren mensen die het leven aangeboden hadden gekregen en het met beide handen aanpakten. Ze hadden zichzelf bewezen. Victor zag wat iedereen deed. 'Richard... Ik vind het zo erg...' Een harde klap weerklonk over het plein. Een enorme stenen zuil viel om en verpletterde mensen die niet meer weg konden komen, door het gedrang van de menigte. Er werden ruim honderd mensen geveld. Hun lichamen werden uiteengereten door de kracht ervan. 'Later!' riep Richard boven het helse lawaai uit. ik moet Narev tegen­houden! Hou deze mensen buiten; als ze naar binnen gaan, zijn ze er ge­weest!'

Victor knikte voordat hij wegrende met de andere mannen die hij ken­de, om te proberen de situatie onder controle te krijgen. Richard liet het tumult en de chaos achter zich, en stapte door een lege deuropening tussen de zuilen... de duisternis in.

Er waren kilometers onvoltooide gangen, waarvan sommige verstopt wa­ren met lijken. In de eerste drukte, toen de mensen het plein op waren gestormd, hadden ze broeders en functionarissen achtervolgd het laby­rint van het paleis in. Veel van die mensen hadden de pech gehad broe­der Narev tegen te komen. De stank van verbrand vlees vulde Richards neusgaten terwijl hij geluidloos door de duisternis liep. Richard was woudloper geweest lang voordat hij de Zoeker werd, lang voordat hij Meester Rahl werd. In het donker was hij in zijn element. In gedachten trok hij die cape van duisternis om zich heen. Binnen de dikke stenen muren, onder de zware balken, gedeeltelijk ge­legde houten vloeren en leien daken boven zijn hoofd, was het oproer van de mensenmassa een weergalmend gerommel in de verte. Door lege deuropeningen zonder lijsten zag hij kamers zonder dak of vloer erbo­ven, zodat daar het maanlicht naar binnen viel. Dat veroorzaakte een wirwar aan schaduwen en zwak licht, die allerlei gevaren suggereerde. Richard stuitte op een oudere vrouw die bloedend in de gang lag, jam­merend van pijn. Hij liet zich op één knie zakken en legde zachtjes een hand op haar schouder terwijl hij zijn blik op de donkere gang voor zich uit hield, en de zwarte gaten die erop uitkwamen. Hij voelde de vrouw beven onder zijn vingers. 'Waar bent u gewond?' fluisterde hij. Hij duwde de kap van het gewaad naar achteren, zodat ze bij het maanlicht dat tussen de balken boven hun hoofd door scheen zijn gezicht kon zien. 'Ik ben Richard.'

Er verscheen een glimlach van herkenning op haar gezicht. 'Mijn been,' zei ze.

Ze trok haar jurk omhoog. Bij het flauwe licht zag hij een donkere wond net boven haar knie. Met zijn zwaard sneed hij de onderrand van haar jurk af, om die als verband te gebruiken om de wond dicht te drukken, ik wil blijven leven. Ik wilde helpen.' Ze pakte de strook stof aan en duwde zijn handen weg. 'Bedankt voor het afsnijden van de stof. Nu kan ik het verder zelf wel.' Ze greep hem bij zijn gewaad en trok hem dichterbij. 'Jij hebt ons het leven laten zien met je standbeeld. Dank je wel.'

Richard glimlachte en gaf haar een kneepje in haar schouder, ik zat achter die kakkerlak aan. Wil jij dat voor me doen?' Richard gaf een kus op zijn vinger en drukte die tegen haar voorhoofd. 'Dat zal ik doen. Verbind uw been en blijf stil liggen totdat we de situ­atie onder controle hebben; dan zullen we mensen naar binnen sturen om te helpen.'

Richard liep weer verder. Uit de verte klonken kreten van woede en pijn. Wachters die de doolhof van het onvoltooide paleis in waren gevlucht, vochten met mensen die hen achterna waren gegaan. Richard kreeg een broeder in het oog, die bevend om een hoek stond. Het was niet Narev; hij droeg een capuchon, geen geplooide kap. Ri­chard, die zich als broeder wilde voordoen, trok zijn capuchon weer om­hoog en liep naar de man toe. De broeder leek opgelucht een kameraad te zien.

'Wie ben je?' fluisterde hij naar Richard terwijl hij zijn hand hief om met zijn magie een vlammetje boven zijn handpalm te maken. 'Gerechtigheid,' zei Richard tegen zijn grote ogen terwijl hij zijn zwaard door het hart van de man dreef.

Richard trok zijn zwaard los en verborg het weer onder zijn gewaad. Nicci zou ongetwijfeld wraak nemen. Er leek niets aan te doen te zijn. Nicci had Richard vaak genoeg duidelijk gemaakt wat zijn keuzes wa­ren. Maar hij was vastbesloten om de Orde in elk geval veel schade te berokkenen. Was er maar een manier om Nicci tot rede te brengen, om haar zover te krijgen hem te helpen. Soms zag hij aan de blik in haar blauwe ogen dat ze hem bijna begreep. Hij wist dat Nicci bepaalde ge­voelens voor hem koesterde. Hij wilde dat hij die gevoelens kon ge­bruiken om haar naar rede te doen luisteren, om haar zover te krijgen dat ze hem hielp en haar ketenen afwierp, maar hij wist niet hoe. Richard stapte achteruit een donkere kamer in toen hij wachters zijn kant op hoorde rennen. Toen ze de gang inkwamen, trok Richard zijn zwaard weer. Toen ze vlak bij hem waren, sprong hij door de deurope­ning en hakte het hoofd van de voorste wachter af. De tweede viel uit met zijn zwaard, miste, en hief het wapen voor een tweede slag. Richard stak zijn zwaard door de buik van de man. De gewonde wachter strom­pelde achteruit, van het zwaard af. Voordat Richard hem kon doden, kwamen er meer mannen de gang inrennen. De man met de buikwond zou geen probleem meer vormen; het zou hem uren van folterende pijn kosten voordat hij dood was.

Richard trok zich terug door de donkere deuropening, en lokte de man­nen achter zich aan. Hij stond stil in het donker, en toen ze naar binnen stormden, hijgend, hun voeten knerpend op stukken puin op de grond toen ze zich omdraaiden, wachtte Richard, afgaand op het geluid, tot ze bij hem waren en stak hen vervolgens neer. Er stierven een stuk of vijf mannen in de pikdonkere ruimte voordat de rest ervandoor ging. Richard rende verder naar de geluiden van ontploffingen. Elke keer dat er stralen vuur door de wirwar van gangen flitsten, schermde hij zijn ogen af met zijn hand om ervoor te zorgen dat hij niet opnieuw aan het donker hoefde te wennen. Als de verblindende flitsen even onderbroken werden, haastte hij zich verder in de richting van waaruit ze gekomen waren.

Er waren kilometers gangen in het paleis. Sommige kwamen uit op ter­reinen waar nog niets was gebouwd. Andere liepen tussen muren door waar nog geen dak op rustte. Weer andere liepen als tunnels door de duisternis, ingesloten door de vloer van een hogere verdieping of een dak. Richard ging een trap af het donker in, het ondergrondse deel van het paleis in, op het gebulder van magische vlammen af. Onder de vloer van de begane grond waren netwerken van onderling verbonden ruimtes, een wirwar van vertrekken en nauwe gangetjes. Ter­wijl hij door een labyrint van donkere kamers stormde, door gaten in onvoltooide muren en lege deuropeningen heen, zag hij plotseling een man staan in een cape, met een zwaard in zijn hand. Hij wist dat be­halve de wachters niemand gewapend was geweest. De man draaide om zijn as, met zijn zwaard in de aanslag, maar aan­gezien Richard vermomd was in een gewaad, wist hij dat de man te­genover hem misschien niet echt een vijand was.

In een flits van maanlicht zag Richard tot zijn verbijstering het Zwaard van de Waarheid over de schouder van de persoon. Het was Kahlan.

Hij verstijfde van schrik.

Ze zag alleen iemand in een bruin gewaad - een broeder - in een bun­del maanlicht staan. De kap overschaduwde zijn gezicht. Op hetzelfde ogenblik, voordat hij haar naam kon roepen, zag hij over Kahlans schouder iemand hun richting op komen rennen: Nicci. In één vreselijk, verbluffend moment wist Richard wat hij moest doen. Het was zijn enige kans - Kahlans enige kans - om weer vrij te zijn. In dat kristalheldere moment van inzicht, flitste er een hevige angst door hem heen. Hij wist niet of hij het kon. Hij moest.

Richard trok zijn zwaard en blokkeerde Kahlans slag. En toen viel hij haar aan.

Hij viel naar haar uit met een gecontroleerde heftigheid, voorzichtig om haar niet te verwonden. Hij kende haar manier van vechten. Die kende hij, doordat hij haar die had geleerd. Hij speelde de rol van een onhan­dige, maar fortuinlijke tegenstander. Nicci kwam dichterbij.

Richard kon het niet te lang rekken. Het moest precies goed getimed zijn. Hij wachtte totdat Kahlan iets uit evenwicht was en raakte haar zwaard toen met een harde klap vlak bij de stootplaat. Ze gaf een kreet van schrik toen haar zwaard uit haar hand vloog en ze door de klap om haar as tolde, precies zoals zijn bedoeling was geweest. Ze aarzelde geen moment. Zonder onderbreking, nog steeds ronddraai­end, stak ze haar hand op en trok het Zwaard van de Waarheid. Het unieke geluid van het staal, dat hij zo goed kende, weerklonk. Kahlan tolde rond, met het zwaard voor zich uit. Een fractie van een se­conde zag hij de vreselijke, gewelddadige razernij in haar ogen. Het deed hem pijn om die in Kahlans mooie ogen te zien. Hij wist wat die met een mens deed.

Richard ging een eigen, gevoelloze wereld binnen. Hij wist wat hij moest doen. Hij had geen gevoelens. Hij blokkeerde hoog, en zorgde dat hij haar aanval en waar ze de kling stak onder controle hield. Hij moest haar zover krijgen het zwaard te steken waar hij het wilde, om een kans te maken. Met haar kiezen op elkaar stak Kahlan haar zwaard in de opening die hij haar opzettelijk had gelaten.

Kahlan was in de greep van een niet te beheersen woede. Op het mo­ment dat ze het gevest had gegrepen, had het Zwaard van de Waarheid haar overspoeld met een zinderende razernij. Niets ter wereld gaf haar een beter gevoel dan de wetenschap dat ze ermee ging doden. Ook het wapen wilde bloed zien.

Deze mensen hielden Richard vast. Deze broeders hadden hun leven ver­gald. Deze mannen hadden moordenaars naar haar vaderland gestuurd. Deze mannen hadden de sluipmoordenaar gestuurd die Warren had af­gemaakt.

Nu had ze een van hen te pakken.

Ze schreeuwde terwijl ze om haar as draaide, schreeuwde van woede en bloeddorst. Het was heerlijk om het voorwerp van zo'n onverdeelde woe­de binnen je bereik te hebben.

Hij maakte een vergissing, en gaf haar een opening. Zonder aarzelen richtte ze haar koude razernij daarop en stak toe. Ze had hem.

Richard voelde dat de kling hem raakte. Het was schokkend. Het voel­de anders aan dan hij had verwacht. Ongeveer zoals hij zich voorstelde dat de enorme klap met de voorhamer voor het beeld zou aanvoelen. Hij opende zijn mond. Dit was het moment; hij moest haar tegenhou­den, haar beletten verder te gaan. Dat moest hij nu doen. Als ze de kling in hem ronddraaide en hem nog verder openlegde, zou Nicci hem nooit meer kunnen genezen. Ook haar kracht kende grenzen. Nicci zou Kahlan van de betovering moeten bevrijden om haar magie weer te kunnen gebruiken, om hem te kunnen genezen. Hij dacht dat ze genoeg om hem gaf om dat te doen. Richards mond was open, en nog steeds voelde hij de kling door zijn lijf glijden. Het was een afschuwelijke schok. Zelfs als je het verwacht had, zoals hij, leek het nog onwerkelijk. Het verraste hem toch nog. Hij moest haar vertellen dat hij het was. Dat ze moest ophouden. Hij moest in elk geval haar naam roepen, zodat ze zou ophouden voor­dat ze te veel schade had aangericht. Zijn mond was nog steeds open. Hij had geen adem.

Hij slaagde er niet in haar naam te zeggen.

Terwijl ze verwoed naar Richard op zoek was, zag Nicci de twee men­sen vechten. Een van hen was een broeder. De ander herkende ze niet, maar toch was er iets zeer verontrustends aan het geheel. Nicci voelde een vreemde beroering. Het was een eigenaardig bekend gevoel, maar in alle verwarring en emotie herkende ze het gewoon niet. Ze waren een flink eind weg.

De man met de cape verloor zijn zwaard. Het zag ernaar uit dat de broe­der hem te pakken had. Nicci wilde wel helpen, maar hoe? Ze moest Ri­chard zien te vinden. Iemand had gezegd dat hij hem het paleis in had zien gaan. Ze moest hem vinden.

Ze rende naar het stel toe. De man trok een ander zwaard, dat over zijn schouder hing. Het vreemde gevoel welde heviger op in Nicci. Er was iets helemaal mis, maar ze wist niet wat.

En toen zag ze dat de broeder een vergissing maakte. Nicci bleef staan. Met een woedende kreet dreef de man met de cape zijn zwaard door de broeder.

Toen de broeder door de kracht van de slag een stap achteruit deed, viel er een bundel maanlicht over zijn gezicht onder de kap van zijn gewaad. En toen herkende ze in één klap het gevoel. Nicci's ogen werden groot. Ze gilde.

'Kahlan. Stop.'

Kahlans blik schoot geschrokken omhoog. Ze zag zijn gezicht in het maanlicht. Op hetzelfde moment hoorde ze Nicci gillen. Kahlan deinsde achteruit en ze liet het gevest van het Zwaard van de Waarheid los alsof ze door de bliksem was getroffen. Ze wankelde met een ontzette gil achteruit.

Richard greep de kling van het zwaard, zijn zwaard, om ervoor te zor­gen dat het door het gewicht niet verder door hem heen zou snijden. Ze had het bijna tot aan de stootplaat in hem gedreven. Er stroomde warm bloed langs de kling over zijn vingers. 'Richard!' riep Kahlan uit. 'Neeee! Neeee!'

Richard voelde dat hij op zijn knieën op de stenen vloer viel. Het ver­baasde hem dat het niet meer pijn deed om een zwaard door zijn lijf te hebben. Het was eerder de schok, die hem verwarde. Het was moeilijk om na te denken. Hij deed zijn uiterste best om niet voorover te vallen, op het zwaard, zodat hij het nog verder naar binnen zou duwen. Het leek alsof de ruimte om hem heen bewoog. 'Trek het eruit,' fluisterde hij.

Hij wilde het kwijt. Alsof dat zou helpen. Hij wilde het afschuwelijke ding uit zijn lijf. Hij voelde de messcherpe randen binnen in hem. Hij voelde het uit zijn rug steken.

Kahlan, die bijna hysterisch was, haastte zich om te doen wat hij vroeg. Richard zag dat Cara uit het donker kwam aanhinken. Ze pakte hem bij zijn schouders terwijl Kahlan het zwaard er in één snelle, paniekeri­ge ruk uit trok, alsof ze hoopte dat ze daarmee op de een of andere ma­nier ongedaan kon maken wat ze had gedaan. 'Wat is er gebeurd?' riep Cara. 'Wat hebt u gedaan?' De wereld leek te kantelen en te tollen. Richard voelde de misselijkma­kende vochtige warmte van zijn bloed, dat hem doordrenkte. Hij voel­de zijn gewicht tegen Cara. Kahlan was vlak bij hem. 'Richard! O, goede geesten, nee. Dit kan niet echt zijn. Dit kan niet.' Tranen van paniek stroomden langs haar mooie gezicht. Hij kon maar niet begrijpen wat ze hier deed. Waarom was ze in de Oude Wereld?

Wat deed ze in het keizerlijk paleis?

Hij moest glimlachen omdat hij haar weer zag.

Hij vroeg zich af of ze zijn beeld had gezien, voordat hij het vernietig­de.

Hij vroeg zich af of hij een vreselijke vergissing had gemaakt. Nee, het was Kahlans enige kans op vrijheid. Zijn enige kans om Nic­ci's betovering te verbreken. Nicci rende nog steeds naar hen toe.

'Help me, Nicci,' riep Richard. Het kwam eruit als weinig meer dan een fluistering. 'Je moet me redden, Nicci. Alsjeblieft.'

Ook al was het maar een fluistering, Nicci hoorde zijn smeekbede.

Nicci had nog nooit zo hard gerend. Ze was in de greep van een vrese­lijke angst. Kahlan had hem doorstoken met haar zwaard. Het was een afschuwelijke vergissing. Het was allemaal een afschuwelijke vergissing. Nicci had hun beiden zoveel verdriet gebracht. Het was haar schuld. Ondanks de schok wist Nicci precies wat ze moest doen. Ze kon hem genezen. Kahlan was hier. Nicci had geen flauw idee waar­om of hoe, maar ze was er. Nu Kahlan hier was, kon Nicci de betove­ring verbreken. Als de betovering verbroken was, kon Nicci haar gave weer gebruiken. Dan kon ze Richard genezen. Alles was in orde. Ze kon hem redden. Alles zou goed komen. Ze kon het terugdraaien. Ze kon nu eens iets goeds doen en helpen... echt helpen. Ze kon hen al­lebei helpen.

Er schoot uit de duisternis een arm voor haar langs, die zich om haar keel haakte en haar van haar voeten tilde. Ze gilde terwijl ze het don­ker in werd gesleurd. Ze voelde harde spieren toen ze naar de arm klauw­de. De man stonk. Ze voelde zijn luizen tegen haar gezicht tikken toen ze naar haar oversprongen.

Ze werd gegrepen door angst. Zo'n plotselinge en intense doodsangst was een onbekend gevoel voor haar, en verstikte haar geest. Ze zette zich met haar hielen schrap tegen de stenen toen hij haar ach­teruit het zwarte labyrint in trok. Ze trapte wild naar hem. Ze probeer­de haar dacra uit haar mouw te trekken, maar hij greep haar arm en draaide die achter haar rug.

Hij drukte zijn onderarm tegen haar keel, zodat ze geen lucht meer kon krijgen, en tilde haar van haar voeten.

Nicci kon niet ademhalen. Hij grinnikte van genoegen terwijl hij haar de donkere uithoeken van de kamers onder Jagangs paleis in sleepte.

Hun blikken hadden elkaar net gekruist toen ze plotseling en ruw het donker in werd gerukt. Richard had in haar ogen iets belangrijks gezien, had gezien dat Nicci van plan was hem te helpen. Maar ze was ver­dwenen.

Cara hield hem wanhopig bij zijn schouders vast terwijl hij tegen haar aan geleund lag. Hij had het koud. Ze voelde warm aan.

Kahlan viel kronkelend achterover in de duisternis. Ze klauwde naar haar keel. Hij hoorde haar hijgen en piepen.

'Biechtmoeder! Biechtmoeder! Wat is er aan de hand?'

Richard stak een hand op en pakte Cara achter haar hoofd. Hij trok haar gezicht naar zich toe.

iemand heeft Nicci te pakken. Ze wordt gewurgd. Cara... je moet Nic­ci gaan redden, anders gaat Kahlan dood. En Nicci is de enige die me kan genezen. Ga snel.'

Hij voelde dat Cara knikte voordat hij haar hoofd losliet, ik begrijp het,' was alles wat ze zei terwijl ze hem voorzichtig maar snel op het koude steen liet zakken. En toen was ze weg.

Het was nat. Hij wist niet of het bloed of water was. Ze waren onder­gronds, in het diepste deel van de Retraite. Waar de vloer boven hen nog niet was gelegd, viel tussen balken door het maanlicht op de worstelen­de Kahlan, niet ver bij hem vandaan. Toen, terwijl zij met een onzicht­bare vijand vocht, zag hij dat het water was. Dat was het. Geen bloed. Water. Het paleis lag aan de rivier. Het was vochtig in de kamertjes en gangen onderin.

'Kahlan,' mompelde hij. Ze reageerde niet. 'Hou vol...' Met zijn handen op zijn buik om de wond dicht te houden, zodat zijn ingewanden niet naar buiten zouden komen, schoof hij centimeter voor centimeter door het water en over het koude steen. De pijn was uitein­delijk toch gekomen, en goed ook. Hij voelde hoe groot de schade bin­nen in hem was. Hij probeerde zijn tranen van de folterende pijn weg te knipperen. Hij moest volhouden. Zijn gezicht was drijfnat van het kou­de zweet. Kahlan moest volhouden.

Hij stak zijn bebloede hand naar haar uit. Zijn vingers vonden de hare. Ze reageerde nauwelijks, maar haar vingers bewogen in elk geval nog. Hij was onnoemelijk dankbaar dat haar vingers bewogen. Het was een goed plan geweest. Daar was hij zeker van. Het zou ge­werkt hebben, als iemand Nicci niet had weggerukt. Het zou gewerkt hebben.

Het was wel een idiote manier om dood te gaan. Hij vond dat het wel wat... het had grootser gekund.

Niet in een donker, koud, nat paleis onder de grond.

Hij wilde dat hij Kahlan kon vertellen dat hij van haar hield, en dat zij hem niet had gedood maar dat hij dat zelf had gedaan. Het was zijn schuld, niet de hare. Hij had haar gewoon gebruikt in zijn plan. Het zou gewerkt hebben.

'Kahlan,' fluisterde hij, zonder te weten of ze hem nog kon horen, nu ze zo roerloos lag. 'Ik hou van je. Van niemand anders. Alleen van jou. Ik ben blij met de tijd die we samen hebben gehad. Die zou ik voor niets willen ruilen.'

Richard deed zijn ogen open en kreunde van de pijn. Hij wilde dat het ophield. Het deed te veel pijn. Nu wilde hij alleen nog dat het ophield. Het had niet gewerkt. Hij zou de tol moeten betalen. Maar hij wilde dat die ziekmakende, verscheurende, afschuwelijke pijn ophield. Hij wist niet hoeveel tijd er was verstreken. Hij keek en zag Kahlan lang­uit op de natte grond liggen. Ze bewoog niet. Er viel een schaduw over hem heen.

'Zo, zo, Richard Cypher.' Neal grinnikte. 'Stel je voor.' Hij grinnikte opnieuw terwijl hij naar Kahlan keek. 'Wie is die vrouw?' Richard voelde het Zwaard van de Waarheid, voelde zijn magie. Het lag niet ver van zijn vingers.

'Weet ik niet. Ze heeft me gedood. Moet er een van jullie zijn.' Richards vingers vonden het zwaard. Ze kromden zich om het met me­taaldraad omwikkelde gevest.

Neal ging op de kling staan. 'Dat kunnen we niet hebben. Je hebt al ge­noeg problemen veroorzaakt.'

Er verscheen een gloed rond Neals vingers. Hij riep magie op. Dodelij­ke magie. Ondanks zijn acute nood kon Richard zich, in zijn toestand van verminderd bewustzijn, niet voldoende concentreren om een beroep te kunnen doen op zijn eigen kracht, om iets tegen Neal te kunnen be­ginnen. In elk geval zou de pijn ophouden. En in elk geval zou Kahlan niet denken dat zij hem had gedood.

Plotseling hoorde Richard een verschrikkelijke knal, alsof er botten bra­ken. Neal viel zwaar op zijn knieën.

Richard, die zijn hand al om het gevest had, trok het zwaard van onder de man vandaan en stak het met één krachtige beweging door Neals hart. Neal keek verrast op, met glazige ogen. Toen zag Richard dat de man al zo goed als dood was geweest voordat het zwaard hem doorstak. Neals ogen rolden omhoog en hij zakte zijwaarts ineen terwijl Richard het zwaard lostrok.

Achter Neal stond de vrouw die Richard had geholpen. Ze had haar been verbonden. In beide handen had ze de marmeren hand van de vrouw die Richard had gebeeldhouwd. Ze had Neals schedel ingeslagen met haar aandenken aan het beeld.