66

Kahlan trok haar plattegrond te voorschijn en wierp er een snelle blik op. Het was moeilijk te zeggen. Ze keek van links naar rechts in de straat en zag dat de andere gebouwen niet zo goed onder­houden waren als dit.

'Wat denkt u?' vroeg Cara met zachte stem.

Kahlan stak de plattegrond weer in haar mantel. Ze trok het bont wat hoger over haar schouders en zorgde ervoor dat het het gevest van Ri­chards zwaard bedekte, dat ze aan een riem op haar rug droeg. Haar ei­gen zwaard was verborgen onder haar cape. De zon was net ondergegaan. 'Ik weet het niet. We hebben niet veel licht meer. Er is eigenlijk maar één manier om erachter te komen.'

Cara hield de mensen in het oog die hun kant opkeken. Over het alge­meen leek iedereen in de stad opvallend weinig nieuwsgierig. Hun paar­den hadden ze buiten de stad in een stal ondergebracht, dus ze hadden geen snelle ontsnappingsmogelijkheid als ze in het nauw kwamen te zit­ten. Maar de algemene onverschilligheid van de mensen stelde Kahlan enigszins op haar gemak.

Ze hadden besloten zich afzijdig te houden en zich zo achteloos moge­lijk te gedragen. Ze had gedacht dat ze er nogal eenvoudig uitzagen in hun reiskleding, maar in een stad die zo kleurloos was als Altur'Rang was het moeilijk om niet op te vallen. Bij nader inzien wilde ze dat ze de tijd hadden gehad om iets armoedigs op te scharrelen om te dragen. Kahlan voelde zich ongeveer zo onopvallend als een paar opgedirkte hoe­ren op een boerenkermis.

Ze liep de trap op naar het huis alsof ze wist waar ze moest zijn en daar hoorde. Binnen was de hal schoon. Het rook er naar pas geboende hou­ten vloeren. Met Cara op haar hielen liep Kahlan naar de eerste deur rechts. Verderop in de gang zag ze het trappenhuis. Als dit het goede ge­bouw was, moest dit de juiste deur zijn.

Nadat Kahlan om zich heen had gekeken, klopte ze rustig op de deur. Er kwam geen reactie. Ze klopte nogmaals, deze keer wat harder. Ze pro­beerde de deurkruk, maar de deur was op slot. Nadat ze weer om zich heen had gekeken, trok ze een mes van achter haar riem en stak dat on­der het lijstwerk, waar ze ermee wriggelde totdat de deur opensprong. Ze greep Cara bij haar mouw en trok de vrouw met haar mee naar binnen. Binnen sprongen ze allebei in gevechtshouding. Er was niemand in de kamer. In het licht dat door de twee ramen naar binnen viel, zag Kah­lan eerst dat er twee strobedden waren. Het volgende dat ze zag, was Richards ransel.

Ze knielde erbij neer in de verste hoek, sloeg de flap terug en zag dat zijn spullen erin zaten: zijn uitrusting van oorlogstovenaar lag onderin. Bijna in tranen drukte ze de ransel tegen haar borst. Het was meer dan een jaar geleden dat ze hem had gezien. Bijna de helft van de tijd dat ze hem had gekend, was hij nu bij haar weg. Ze had het gevoel dat ze dat geen moment langer meer kon verdragen. Plotseling hoorde Kahlan een geluid. Cara greep de pols van een jonge­man, die zwaaiend met een mes binnen kwam rennen. In één vloeiende beweging draaide ze zijn arm achter zijn rug. Kahlan stak haar hand in de lucht. 'Cara! Nee.' Cara trok een lang gezicht terwijl ze haar Agiel liet zakken van de keel van de jongeman. Zijn ogen waren groot, zowel van angst als van ver­ontwaardiging.

'Dieven! Jullie zijn dieven! Dat is niet van jullie! Leg terug!' Kahlan snelde naar de jongen toe en gebaarde hem zijn stem te dempen. 'Ben jij Kamil, of Nabbi?'

De jongeman knipperde verbaasd met zijn ogen. Hij bevochtigde zijn lippen terwijl hij over zijn schouder naar de vrouw keek die boven hem uittorende.

ik ben Kamil. Wie zijn jullie? Hoe weten jullie mijn naam?' ik ben een vriendin. Gadi heeft me verteld...' 'Dan ben je geen vriendin!'

Voordat hij om hulp kon roepen, sloeg Cara haar hand voor zijn mond. Kahlan praatte rustig op hem in. 'Gadi heeft een vriend van ons ver­moord. Nadat we hem gevangen hadden genomen, heeft hij me jouw naam verteld.'

Toen ze zag dat hij van zijn stuk was gebracht door dat nieuws, gebaarde Kahlan naar Cara dat ze haar hand moest laten zakken. 'Heeft Gadi iemand vermoord?' 'Ja,' zei Cara.

Hij wierp een snelle blik over zijn schouder. 'Wat hebben jullie met hem gedaan? Met Gadi?' 'We hebben hem ter dood gebracht,' zei Kahlan, zonder te vertellen hoe ze dat precies hadden gedaan.

De jongeman glimlachte. 'Dan zijn jullie inderdaad vrienden. Gadi is een slecht mens. Hij heeft mijn vriend gekwetst. Ik hoop dat hij heeft gele­den.'

'Hij is heel langzaam doodgegaan,' zei Cara.

De jongeman slikte toen hij van over zijn schouder haar grijns zag. Kah­lan gebaarde en Cara liet hem los. 'Wie zijn jullie dan?' vroeg hij. ik heet Kahlan, en dit is Cara.' 'En wat doen jullie hier?'

'Het is een beetje gecompliceerd, maar we zijn op zoek naar Richard.' Zijn argwaan kwam terug. 'O ja?'

Kahlan glimlachte. Hij was inderdaad een vriend van Richard. Ze leg­de zijn hand tegen zijn schouder terwijl ze hem in zijn ogen keek. ik ben zijn vrouw. Zijn echte vrouw.' Kamil knipperde verbaasd met zijn ogen. 'Maar, maar...' Kahlans toon werd harder. 'Nicci is zijn vrouw niet.' Er sprongen tranen in zijn ogen terwijl hij breed grijnsde, ik wist het wel. Ik wist dat hij niet van haar hield. Ik heb nooit kunnen begrijpen hoe Richard met haar getrouwd kon zijn.'

Plotseling sloeg Kamil zijn armen om Kahlan heen en omhelsde haar, dolgelukkig voor Richard. Kahlan lachte zachtjes terwijl ze de jongeman over zijn haar streek. Cara greep hem bij de kraag en trok hem naar ach­teren, maar ze deed het in elk geval niet al te hard. 'En jij?' vroeg Kamil aan Cara. ik ben een Mord...'

'Cara is een goede vriendin van Richard.'

Onverwacht omhelsde Kamil Cara toen ook. Kahlan was bang dat de Mord-Sith hem misschien zijn schedel zou inslaan, maar ze verdroeg het beleefd, ook al stond ze er ongemakkelijk bij. Kahlan had zelfs de in­druk dat Cara bijna moest glimlachen.

Kamil wendde zich weer tot Kahlan. 'Maar wat doet Richard hier dan met Nicci?'

Kahlan ademde diep in. 'Het is een lang verhaal.' 'Vertel het me.'

Kahlan nam zijn donkere ogen even op. Wat ze zag, beviel haar. Toch leek het haar het beste om het eenvoudig te houden. 'Nicci is een tovenares. Ze heeft magie gebruikt om Richard te dwingen met haar mee te gaan.'

'Magie? Wat voor magie?' drong hij verder aan.

Kahlan ademde nog eens diep in. 'Ze had haar magie kunnen gebruiken om mij kwaad te doen, om me te doden, als Richard er niet mee had in­gestemd met haar mee te gaan.'

Kamil sloeg zijn blik ten hemel terwijl hij erover nadacht. Ten slotte knikte hij. 'Dat kan wel kloppen. Zo is Richard; hij zou alles doen om de vrouw te redden van wie hij houdt. Ik wist dat hij niet van Nicci hield.'

'Hoe wist je dat dan?'

Kamil gebaarde naar de twee strobedden. 'Hij sliep niet met haar. Hij sliep vast wel met jou, toen jullie samen waren.'

Kahlan voelde dat ze bloosde bij zijn vrijpostigheid. 'Hoe weet je dat?'

'Dat weet ik niet.' Hij krabde op zijn hoofd. 'Jij ziet er gewoon uit als­of je bij hem hoort. Als je zijn naam zegt, kan ik zien hoeveel je om hem geeft.'

Ondanks haar vermoeidheid, moest Kahlan glimlachen. Ze hadden we­kenlang in razende vaart gereden. Onderweg waren ze een paar paar­den kwijtgeraakt, en hadden ze nieuwe moeten aanschaffen. De laatste week hadden ze weinig slaap gehad. Ze kon nauwelijks helder denken. 'Weet jij waar Richard nu is?' vroeg Kahlan.

'Op zijn werk, neem ik aan. Hij komt meestal ongeveer om deze tijd thuis... tenzij hij 's nachts ook moet werken.'

Kahlan keek snel om zich heen in de kamer. 'En Nicci?'

ik weet het niet. Misschien is ze brood gaan kopen of zo. Het is een beetje vreemd; meestal is ze veel vroeger thuis. Ze heeft bijna altijd het avondeten klaar voor Richard.'

Kahlans blik ging door de donker wordende kamer, van de tafel naar de waskom en van daar naar de kast. Ze zou het vreselijk vinden als ze wegging en hij vlak daarna thuiskwam. Kamil vond het vreemd dat Nic­ci niet thuis was. Dat ze allebei weg waren, was verontrustend. 'Waar werkt hij?' vroeg Kahlan. 'Op het bouwterrein.' 'Het bouwterrein? Welk bouwterrein?'

Kamil wees in de verte. 'Bij het nieuwe keizerlijke paleis dat ze aan het bouwen zijn. Morgen is de grote inwijding.' is het nieuwe paleis af?'

'Nee, nog lang niet. Het zal nog jaren en jaren duren voordat het af is. Eigenlijk zijn ze nog maar net begonnen. Maar ze gaan het nu opdra­gen aan de Schepper. Er zijn veel mensen naar Altur'Rang gekomen voor de plechtigheid.'

is Richard een arbeider die helpt bij de bouw van het paleis?' Kamil knikte. 'Hij is beeldhouwer. Tenminste, dat is hij nu. Eerst werk­te hij bij Ishaqs transportbedrijf, maar toen werd hij gearresteerd...'

Kahlan greep hem bij zijn overhemd. 'Is hij gearresteerd? Hebben ze hem... gemarteld?'

Kamil wendde zijn blik af om de angst in haar ogen niet te hoeven zien. 'Ik heb Nicci mijn geld gegeven, zodat ze bij hem op bezoek kon. Zij en Ishaq en Victor de smid hebben hem losgekregen. Hij was ernstig ge­wond. Toen hij beter was, hebben de functionarissen hem gedwongen een baan als beeldhouwer aan te nemen.'

Kamils woorden tolden door haar hoofd. Wat boven bleef drijven, was dat Richard weer beter was. 'Dus nu maakt hij beelden?'

Kamil knikte weer. 'Hij hakt mensenfiguren uit steen om de muren van het paleis te versieren. Hij helpt me bij mijn eigen houtsnijwerk. Dat kan ik je wel laten zien, achter het huis.'

Wel had je ooit. Richard als beeldhouwer. Maar alle beelden die ze in de Oude Wereld had gezien, waren afschuwelijk. Richard zou het niet leuk vinden om zulke lelijke dingen te maken. Hij had duidelijk geen an­dere keus.

'Later misschien.' Kahlan wreef met haar vingers over haar voorhoofd terwijl ze nadacht over wat ze moest doen. 'Kun je me erheen brengen? Naar het bouwterrein waar Richard werkt?'

'Ja, als je dat wilt. Maar wil je niet eerst wachten om te zien of hij thuis­komt? Misschien is hij zo thuis.' 'Je zei dat hij soms 's nachts werkt.'

'De afgelopen maanden heeft hij veel 's nachts gewerkt. Hij is aan een speciaal beeld voor de Orde bezig.' Kamils gezicht klaarde op. 'Hij heeft me gezegd dat ik er morgen naar moest gaan kijken. Omdat de inwijding morgen is, kan het zijn dat hij het aan het afmaken is. Ik heb nooit gezien waar hij werkt, maar Victor, de smid, weet dat misschien wel.'

'Dan moeten we die smid maar opzoeken.'

Kamil krabde weer op zijn hoofd, en hij keek teleurgesteld. 'Maar de smid zal al weg zijn voor de nacht.'

'Zijn er op dit tijdstip nog meer mensen daar?'

'Er zijn misschien wel veel mensen. Er gaan hele menigtes naartoe om naar het paleis te kijken - ik ben er zelf ook geweest - en vanavond zijn er misschien nog wel meer mensen dan anders, vanwege de plechtigheid van morgen.'

Dat konden weleens precies de omstandigheden zijn die ze nodig had­den. Ze zouden niet zo opvallen als ze het terrein afzochten naar Ri­chard terwijl er massa's mensen rondliepen. Het zou hun een excuus ge­ven om rond te kijken.

'We geven hem een uur,' zei Kahlan. 'Als hij dan nog niet terug is, is dat waarschijnlijk omdat hij aan het werk is. Als hij niet terugkomt, zullen we daar naar hem moeten gaan zoeken.' 'En als Nicci verschijnt?' vroeg Cara.

Kamil wuifde hun zorgen weg. ik ga wel op de trap voor het huis zit­ten om naar Nicci uit te kijken. Dan kunnen jullie hier wachten, waar niemand jullie ziet. Ik kom jullie waarschuwen als ik Nicci de straat in zie komen. Ik kan jullie altijd meenemen naar de achteruitgang als ik haar naar huis zie komen.'

Kahlan legde een hand op zijn schouder en gaf er een kneepje in. 'Dat lijkt me een goed idee, Kamil. Wij wachten hier.' Kamil haastte zich naar zijn wachtpost. Kahlan keek om zich heen in de nette kamer.

'Gaat u maar even slapen,' zei Cara. ik hou de wacht wel. U hebt de vorige keer de wacht gehouden.'

Kahlan was uitgeput. Ze keek naar het stromatras dat het dichtst bij Ri­chards spullen lag, en knikte. Ze ging op zijn bed liggen. Het werd don­ker in de kamer. Alleen al het feit dat ze was waar hij sliep, was een troost. Nu ze zo dicht bij hem was, en toch zo ver van hem af, kon ze niet in slaap komen.

Nicci was vreselijk teleurgesteld toen ze zag dat Richard niet in hun ka­mer was. Kamil was nergens te bekennen. Ze had zich zo goed gevoeld op het bouwterrein, toen ze alle mensen zag die naar Richards beeld kwamen kijken. Drommen mensen waren ernaar komen kijken en wa­ren erdoor in vervoering gebracht.

Sommigen waren er kwaad van geworden. Als iemand dat begreep, was zij het wel. Toch kon Nicci zich de boze reactie van sommige mensen op zulke schoonheid nauwelijks voorstellen. Sommige mensen haatten het leven. Ook dat begreep ze. Er waren mensen die weigerden het te snappen, die het niet wilden snappen.

Maar andere mensen hadden ongeveer hetzelfde gereageerd als zij. Alles was haar duidelijk geworden. Voor het eerst in haar leven begreep ze iets van dat leven. Richard had geprobeerd het haar te vertellen, maar ze had niet geluisterd. Ze had de waarheid ook al eerder gehoord, maar anderen - haar moeder, broeder Narev, de Orde - hadden die overstemd en haar zo beschaamd gemaakt dat ze niet had geluisterd. Haar moeder had haar goed afgericht, en vanaf de eerste dag dat ze broe­der Narev had gezien, was Nicci een soldaat in het leger van de Orde geweest.

Toen ze het standbeeld zag, zag ze eindelijk de waarheid, waarvoor ze altijd haar ogen had gesloten, plotseling en duidelijk voor zich staan. Dit was de alles omvattende kijk op het leven waarnaar ze altijd had gehunkerd, maar die ze haar hele leven had ontlopen. Nu begreep ze waarom het leven zo leeg had geleken, zo zinloos: zo had ze het zelf gemaakt, door te weigeren na te denken. Nicci was een slaaf geweest van iedereen die behoeftig was. Ze had haar meesters hun eni­ge werkelijke wapen tegen haarzelf in handen gegeven; ze had toegege­ven aan hun verwrongen leugens door de verlammende ketenen van schuldgevoel om haar eigen nek te hangen en zichzelf volledig te on­derwerpen aan de grillen en verlangens van anderen, in plaats van haar leven te leiden zoals ze dat had moeten doen: voor zichzelf. Ze had zich nooit afgevraagd waarom het juist was dat zij een slavin was van de wensen van anderen, en waarom het niet slecht was van hen om haar tot slavin te maken. Ze droeg niets bij aan de verbetering van de mens­heid, maar was enkel een bediende van talloze jengelende tirannetjes. Het kwaad was niet één grote entiteit, maar een eindeloze stroom van kleine onrechtvaardigheden die onbetwist bleven, totdat ze uitgroeiden tot monsters.

Ze had haar hele leven op drijfzand geleefd, waar rede en het intellect niet vertrouwd werden, waar alleen vertrouwen telde, en blind vertrou­wen heilig was. Zijzelf had zich zonder na te denken geconformeerd aan dat lege kwaad.

Zij had geholpen om iedereen bijeen te drijven: zodat de slechtste men­sen die er waren, onder het mom goed te doen, hun leiband om hen heen konden leggen.

Richard had hun opeenstapeling van lege leugens beantwoord met één rechtvaardige en schitterende verklaring die iedereen kon zien, en had die benadrukt met de eenvoudige woorden op de achterkant van de bron­zen zonnewijzer.

Ze had het recht haar leven te leiden zoals ze dat wilde. Ze was niemands eigendom.

Vrijheid bestond voor alles in de geest van het rationele, denkende in­dividu; dat was wat Richards beeld haar had laten zien. Dat hij het had gemaakt, bewees dat. Hij was een gevangene van haar en de Orde, maar zijn idealen waren boven beide uitgerezen.

Nicci besefte nu pas dat ze altijd had geweten dat haar vader dezelfde maatstaf hanteerde - dat had ze in zijn ogen gezien - hoewel hij dat nooit onder woorden had kunnen brengen. Zijn maatstaven waren tot uitdrukking gekomen in de integriteit van zijn werk; daarom had ze van jongs af aan wapensmid willen worden, net als hij. Het was zijn kijk op het leven die ze altijd had liefgehad en bewonderd, maar ze had het on­derdrukt, vanwege moeder en haar genootschap. Het was diezelfde blik in Richards ogen, diezelfde waarde - dat het leven kostbaar was - die Nicci tot hem had aangetrokken.

Nicci wist nu dat ze altijd zwart had gedragen sinds haar moeders dood: om uiting te geven aan de leegte die ze voelde sinds ze in de greep was van haar moeder, maar, belangrijker nog, van haar moeders kwade idealen.

Ze vond het heel akelig dat Richard niet thuis was. Ze wilde hem ver­tellen dat hij haar het antwoord had gegeven waarnaar ze op zoek was geweest. Maar ze zou hem nooit om vergeving kunnen vragen. Wat ze hem had aangedaan, viel niet te vergeven. Dat zag ze nu in. Het enige dat ze nog kon doen, was de misstap die ze had begaan, ongedaan te maken.

Zo gauw ze hem vond, zouden ze vertrekken. Ze zouden teruggaan naar de Nieuwe Wereld. Ze zouden Kahlan opzoeken. Dan zou Nicci alles in orde brengen. Ze moest dicht bij Kahlan zijn, haar in elk geval kunnen zien, om de betovering ongedaan te maken. Dan zou Kahlan vrij zijn. Dan zou Richard vrij zijn.

Hoeveel Nicci ook van Richard hield, ze begreep nu dat hij bij Kahlan hoorde te zijn, de enige vrouw die hij liefhad. Haar verlangen naar hem gaf haar niet het recht te doen wat ze had gedaan. Ze had geen recht op het leven van een ander, net zomin als die ander recht op het hare had. Nicci ging op haar bed liggen en huilde bij de gedachte aan de wandaad die ze hun had aangedaan. Ze schaamde zich diep. Ze was zo lang zo blind geweest.

Ze kon nauwelijks geloven dat ze haar hele leven had weggegooid met het vechten voor het kwaad, enkel en alleen omdat dat had beweerd dat het goed was. Ze was een ware Zuster van de Duisternis geweest. Maar ze kon in elk geval proberen het kwaad dat ze had aangericht te­niet te doen.

Kahlan kon haar ogen niet geloven toen ze de menigte zag. Bij het licht van de maan, die de dunne laag nevelige wolken bescheen, en van de toortsen die hier en daar in het dal te zien waren, zag het eruit alsof het open gebied zo ver het oog reikte was volgepakt met mensen. Het moes­ten er honderdduizenden zijn.

Als door de bliksem getroffen, hief Kamil zijn armen. 'Het is midden in de nacht. Ik heb hier nog nooit zoveel mensen gezien. Wat doen ze hier allemaal?'

'Hoe moeten wij dat weten?' snauwde Cara. Ze was in een slecht hu­meur, ontstemd omdat ze Richard nog niet hadden gevonden. In de stad was het ook druk geweest. Met alle stadswachten die op straat liepen te loeren, slecht op hun gemak vanwege de grote toeloop deze avond, was het nodig geweest eerder voorzichtig te zijn dan toe te ge­ven aan hun haast. Het had hun uren gekost om via achterafstraatjes,

donkere wegen en Kamils rondleiding door steegjes het bouwterrein te bereiken.

De jongen wees. 'Daar is het.'

Ze volgden hem over een weg met werkplaatsen aan beide kanten, waar­van de meeste gesloten en donker waren. In een paar waren nog man­nen bezig aan werkbanken, bij het licht van lampen of kaarsen. Kahlan stak haar hand onder haar cape en sloeg haar vingers om het ge­vest van haar zwaard toen ze een man hun richting op zag hollen. Hij zag hen en kwam glijdend tot stilstand. 'Hebben jullie het gezien?' 'Wat gezien?' vroeg Kahlan.

Hij wees opgewonden. 'Beneden, bij het paleis. Op het plein.' Hij hol­de weer verder, terwijl hij over zijn schouder riep: ik moet mijn vrouw en zoons gaan halen. Ze moeten het zien.'

Kahlan en Cara keken elkaar aan in de bijna volledige duisternis. Kamil rende naar een werkplaats en trok aan een deur, maar die zat ste­vig dicht. 'Victor is er niet.' Hij kon zijn teleurstelling niet verhullen. 'We zijn te laat.'

'Weet jij wat er op het plein te zien is?' vroeg Kahlan hem. Hij dacht even na. 'Het plein? Ik ken die plek wel, maar... Wacht eens even, dat is waar Richard zei dat ik heen moest gaan. Het plein. Hij zei dat ik morgen naar het plein moest gaan.' 'Laten we er nu maar een kijkje gaan nemen,' zei Kahlan. Kamil wees. 'Dat is de kortste weg, de heuvel af achter de smidse.' Het was er zo overvol, dat ze er meer dan een uur over deden om de heuvel af te dalen en het uitgestrekte terrein rond het paleis over te ste­ken. Hoewel het midden in de nacht was, bleven er voortdurend men­sen bij komen.

Toen ze het paleis eenmaal hadden bereikt, ontdekte Kahlan dat ze hele­maal niet bij het plein konden komen. Er stond een enorme mensenmas­sa langs de buitenmuur te wachten om het plein op te kunnen. Toen Kah­lan, Cara en Kamil probeerden eromheen te komen om te kunnen zien wat er verderop aan de hand was, was dat bijna het begin van een rel. De mensen stonden al lang te wachten om bij het plein te komen, en het zinde hen niet dat anderen probeerden voor te dringen. Kahlan zag een paar mannen die probeerden vooraan te komen door zich om de wachtende menigte heen te dringen. Ze werden aangevallen door de massa. Cara trok haar hand onder haar cape vandaan en liet Kahlan terloops haar Agiel zien.

Kahlan schudde haar hoofd. 'Tegen een tienmaal zo groot leger van Ja­gang vechten zou nog gaan, maar wij met zijn drieën tegen een paar hon­derdduizend lijkt me geen goed idee.' 'O nee?' vroeg Cara. ik dacht dat we wel ongeveer tegen elkaar waren opgewassen.'

Kahlan glimlachte alleen maar. Zelfs Cara wist wel beter dan tegen een menigte in te gaan. Kamil fronste verbaasd over Cara's gevoel voor humor. Toen ze het einde van de rij vonden, sloten ze zich daarbij aan.

Het duurde niet lang voordat de rij zo lang werd dat die zich achter hen over het terrein kronkelde en ze het eind ervan niet meer konden zien. Alle mensen leken vervuld te zijn van een vreemd soort verwachtings­volle nervositeit.

Een mollige vrouw die voor hen stond en gekleed was in niet veel meer dan vodden, draaide zich met een grijns op haar ronde gezicht naar hen om. Ze stak iets naar hen uit dat eruitzag als een brood. 'Wilt u een stukje?' vroeg ze.

'Nee, dank u,' zei Kahlan. 'Maar het is heel vriendelijk aangeboden van u.'

'Zoiets heb ik nog nooit gedaan.' De vrouw giechelde. 'Maar het lijkt nu het juiste om te doen, vindt u niet?'

Kahlan had geen idee waar de vrouw het over had, maar zei: 'Ja, in­derdaad.'

In de loop van de nacht schoof de rij centimeter voor centimeter voor­uit. Kahlans rug deed pijn. Ze zag dat zelfs Cara een grimas trok toen ze zich uitrekte.

ik vind nog steeds dat we gewoon onze wapens moeten trekken en ons een weg naar voren moeten banen,' klaagde Cara ten slotte. Kahlan boog zich dicht naar haar toe. 'Wat maakt het uit? Waar moe­ten we voor de ochtend heen? Als het ochtend wordt, kunnen we naar de smidse gaan, of naar de plaats waar de beeldhouwers werken, en ho­pelijk Richard vinden, maar vannacht kunnen we niets doen.' 'Misschien is hij nu in zijn kamer.'

'Wil je weer tegen Nicci oplopen? Je weet waartoe ze in staat is. De vol­gende keer hebben we misschien niet het geluk levend weg te komen. We hebben niet dat hele eind gereisd om met haar te vechten; ik wil Ri­chard gewoon zien. Zelfs als Richard naar zijn kamer gaat - en we we­ten niet of hij dat zal doen - dan moet hij hier morgenochtend toch weer terugkomen.'

'U zult wel gelijk hebben,' morde Cara.

De hemel begon een flauwe roodachtige gloed aan te nemen tegen de tijd dat ze onder aan de marmeren treden waren beland. Ze hoorden ge­kerm en gejammer voor hen uit. Kahlan kon er de oorzaak niet van zien, maar de mensen op het plein lieten hun tranen de vrije loop. Vreemd ge­noeg kon je ook mensen blij horen lachen. Een paar anderen vloekten, alsof ze onder bedreiging van geweld van hun spaarcentjes waren be­roofd.

Terwijl ze langzaam de treden bestegen, probeerden Kahlan en Cara laag te blijven achter de mensen om hen heen, om geen aandacht te trekken. Het plein boven hen werd door tientallen toortsen verlicht, en bij hun flakkerende licht kregen ze een indruk van de omvang van de menigte. De geur van brandende pek mengde zich met het verschaalde zweet van de opeengepakte mensenmassa.

Doordat er even een opening ontstond tussen mensen voor zich uit, ving Kahlan een snelle glimp op van wat er voor haar was. Ze knipperde met haar ogen bij wat ze zag, maar het was bijna net zo snel weer verdwe­nen, afgeschermd door de drommen mensen. De mensen voor hen uit huilden; sommigen, zo te horen, van vreugde.

Kahlan begon de beleefde stemmen te onderscheiden van mannen die de mensen vroegen om in beweging te blijven en hun dringend verzochten ook anderen een kans te geven. De drom mensen klom langzaam maar zeker naar het witte marmer van het plein, als bedelaars bij een kroning. Het toortslicht werd eindelijk vervangen door stralend daglicht, toen de zon boven de horizon uitkwam. Gouden stralen vielen over de gevel van het paleis.

De taferelen die in het steen van de muren waren gehouwen, waren ver­ontrustend. Als ze al anders waren dan de andere sculpturen die ze in de Oude Wereld had gezien, waren ze alleen gruwelijker, schokkender, hopelozer en groter in aantal.

In gedachten zag Kahlan Levenskracht voor zich. Ze werd misselijk bij het idee dat Richard het soort voorstellingen moest maken die ze op de muren zag.

Ze werd door somberheid overmand. Dit was de Orde: pijn, lijden, dood. Dit was wat de Nieuwe Wereld te wachten stond in de handen van de­ze onmensen. Ze kon haar blik niet wegrukken van de taferelen op de muren, van het lot dat de mensen in haar vaderland wachtte, het lot dat zovelen blind omhelsden.

Toen zag Kahlan plotseling de witte marmeren figuren voor zich oprij­zen, waar de mensen omheen en langs schuifelden. De aanblik benam haar de adem. De stralen van het ochtendgloren verlichtten hen alsof de zon zelf enkel en alleen was opgekomen om de schitterende gestaltes in al hun glorie te liefkozen.

Cara greep Kahlans arm en drukte haar vingers er pijnlijk diep in toen ook zij door de aanblik werd overweldigd. Het beeld van de man en de vrouw fascineerde Kahlan door de nobelheid die het uitstraalde. Ze voelde tranen langs haar wangen rollen, en toen huilde ze vrijuit, net als de mensen om haar heen, om de grootsheid, de waardigheid en de schoonheid van wat ze zag. Het was alles wat de sculpturen aan de mu­ren eromheen niet waren. Het bood een overvloed aan alles wat zij de mensen onthielden. leven, stond er in het voetstuk.

Kahlan moest tussen haar tranen door naar lucht happen. Ze hield Ca­ra's arm stevig vast, en Cara de hare, en zo hielpen ze elkaar op de been te blijven terwijl de menigte hen verder dreef op een stroom van gedeelde emotie. De man in het standbeeld was niet Richard, maar er zat veel van Richard in. De vrouw was niet Kahlan, maar er was zoveel van haar fi­guur te herkennen dat Kahlan voelde dat ze bloosde doordat anderen ernaar keken.

'Kijk er alstublieft naar en loop dan verder, zodat anderen het ook kunnen zien,' riepen de mannen die opzij stonden steeds. Ze droegen geen uniform; ze zagen er net zo armoedig uit als iedereen. Blijkbaar waren het gewoon burgers die deze taak spontaan op zich hadden ge­nomen.

De vrouw die hun brood had aangeboden, viel jammerend op haar knieën. Ze werd voorzichtig weer opgetild en geholpen verder te lopen. De vrouw, die in de Oude Wereld woonde, had waarschijnlijk nog nooit zoiets moois gezien.

Toen Kahlan om het standbeeld heen schuifelde, zonder haar blik ervan los te kunnen rukken, stak ze haar hand uit om het aan te raken, net als alle anderen deden. Terwijl ze erlangs werd gedrongen, streken haar vin­gers over het gladde vlees in steen, en ze wist dat Richards vingers daar ook waren geweest. Daar ging ze nog harder van huilen. Toen ze erlangs kwam, zag Kahlan dat er woorden in de achterkant van de plaat van de zonnewijzer stonden: 'Je leven is van jou alleen. Sta op en leef het.'

De woorden waren te lezen op de lippen van velen die ze hadden gezien. Er bleven mensen de trap op drommen, waardoor de mensen rond het standbeeld gedwongen werden verder te lopen. Mannen achter op het plein leidden mensen tussen de zuilen door en achterlangs het gedeelte­lijk gebouwde paleis uit, zodat anderen naar boven konden komen om het standbeeld te zien.

ik wou dat Benjamin dit kon zien,' zei Cara, met haar blauwe ogen vol tranen.

Er borrelde plotseling een lach op in Kahlans keel. ik zei bijna: 'ik wou dat Richard het kon zien." '

Cara lachte met haar mee terwijl ze door de rivier van mensen werden meegevoerd.

Kamil greep Kahlans hand. Ze zag dat hij die van Cara ook pakte. 'Ja,' zei hij trots. 'Dat heeft Richard gemaakt.'

'Waarheen nu?' vroeg Kahlan hem. 'Waar denk je dat we hem kunnen vinden?'

'We moesten maar terug zien te komen bij de smidse. Hopelijk duikt Ri­chard daar op. Zo niet, dan weet Victor misschien wel waar hij is.' Kamils woorden, 'Dat heeft Richard gemaakt', echoden vrolijk door haar hoofd.