56

Nicci ijsbeerde terwijl Ishaq in de hoek van de kamer over het vloerluik gebogen zat. Hij was er al een hele tijd mee bezig. Hij had de klerenkast opzij geduwd om bij de geheime berg­ruimte in de vloer te komen. Af en toe mompelde hij voor zich uit, zich­zelf vervloekend omdat hij het zo moeilijk had gemaakt om erin te ko­men.

'Eindelijk!' Ishaq krabbelde overeind.

Nicci hoopte dat het beetje geld dat Richard gespaard kon hebben ge­noeg was om beschermer Muksin tevreden te stellen. In gedachten liep ze een hele rij mensen na die geld hadden aangeboden om Richard te helpen.

Ishaq haastte zich naar haar toe. 'Hier is het.'

Hij legde het leren buideltje snel in haar hand. Ze schrok van het ge­wicht. Het buideltje vulde haar handpalm. Dat kon niet. Toen bedacht ze dat Richard waarschijnlijk wat metalen voorwerpen bij zijn spaargeld had gestopt; dat zou het gewicht verklaren. Ze trok de bovenkant open en liet de inhoud in haar hand glijden.

Nicci's adem stokte. Het waren een stuk of twintig gouden marken. Er was helemaal geen zilver bij, het was allemaal goud. 'Goede Schepper...' fluisterde ze met grote ogen. 'Hoe zou Richard aan al dit geld komen?'

Het was meer geld dan de meeste rijke mensen in hun hele leven zagen.

Ze keek op naar Ishaq.

'Hoe zou Richard aan al dit geld komen?'

Hij pakte zijn rode muts van zijn hoofd. Hij zwaaide er ongeduldig mee naar al het goud dat in haar hand lag. 'Dat heeft Richard verdiend.' Ze voelde dat haar frons dieper werd. 'Verdiend? Hoe? Geen enkele man zou zoveel geld kunnen verdienen; niet eerlijk, in elk geval.' Ze voelde haar woede groeien. 'Richard heeft dit goud gestolen, hè?'

'Doe niet zo raar.' Ishaq gebaarde geërgerd. 'Richard heeft het verdiend.

Hij heeft spullen gekocht en verkocht.'

Ze knarsetandde. 'Hoe is hij aan dit geld gekomen?'

De man hief met een zwaai zijn handen. 'Dat zeg ik toch. Hij heeft het zelf verdiend, helemaal zelf. Hij heeft spullen gekocht, en weer verkocht aan mensen die ze nodig hadden.'

'Spullen? Wat voor spullen? Smokkelwaar?'

'Nee! Dingen als ijzer en staal...'

'Onzin. Hoe vervoerde hij die dan? Droeg hij ze op zijn rug?' 'In het begin. Maar toen heeft hij een wagen gekocht om...' 'Een wagen!'

'Ja. En paarden. Hij heeft houtskool en erts gekocht en dat verkocht aan de gieterijen. Maar hij kocht vooral metaal van de gieterij, en verkocht dat aan de smid. De smid gebruikt veel metaal. Hij kocht het van Ri­chard. Zo heeft hij het geld verdiend.'

Nicci greep de man onder zijn keel bij zijn kraag. 'Breng me naar die smid.'

Nicci was furieus. Al die tijd had ze gedacht dat Richard een eerlijke hardwerkende man was, en nu had ze ontdekt dat hij terecht gevangen was genomen. Hij was schuldig aan het bezwendelen van eerlijke wer­kende mensen. Hij was een profiteur.

Op dat ogenblik had ze geen enkele moeite met wat ze hem in de ge­vangenis aandeden. Hij verdiende het allemaal, en erger. Hij was een misdadiger, die goud stal van eerlijke hard werkende mensen. Ze voel­de zich diep vernederd bij de gedachte dat ze door hem was bedrogen.

Nicci had het bouwterrein van het paleis al eerder gezien, maar uit de verte, als ze haar boodschappen deed in de stad. Ze was er nog nooit zo dichtbij geweest. Het zou alles worden wat Jagang had gezegd. Het ver­vulde haar met ontzag. Alle inspirerende woorden van broeder Narev uit haar kindertijd klonken als kerkgezang op uit haar herinnering toen ze alle sculpturen zag die werden vervaardigd.

De muren reikten al tot boven de raamopeningen van de parterre. Op sommige plekken werden balken gelegd over de binnenmuren om de vol­gende verdieping te dragen.

Maar het was de buitenkant die haar de adem benam. De stenen muren droegen een band van sculpturen op een schaal die ze zich niet had kun­nen voorstellen. Zoals broeder Narev altijd had gewild, waren de sculp­turen inspirerend en overtuigend. Nicci zag mensen naar de taferelen kij­ken en huilen om de gebeurtenissen die in steen werden verhaald, huilen om de afbeelding van het ellendige wezen dat de mens was, en de on­bereikbare glorie die de volmaaktheid van de Schepper was. Met zulke roerende beelden kon er geen twijfel bestaan dat de Orde de enige hoop van de mensheid was op verlossing. Zoals Jagang had gezegd, zou dit een paleis zijn dat de mensen raakte en overweldigende emoties te­weegbracht.

'Waarom staan die palen daar?' vroeg ze aan Ishaq toen ze over het bre­de geplaveide pad liepen waar mensen naar de bouwactiviteiten stonden te kijken terwijl anderen neerknielden en baden bij verscheidene gruwe­lijke taferelen die op de muren waren afgebeeld. 'Beeldhouwers.' Ishaq nam zijn rode muts af terwijl hij ernaar keek. 'Er werd gezegd dat ze hebben deelgenomen aan de opstand.' Nicci's blik ging langs de rottende lijken die boven aan de palen hingen. 'Waarom zouden beeldhouwers aan de opstand hebben meegedaan? Ze hebben toch werk.' Sterker nog, ze werkten aan de glorieuze taferelen van de Orde. Als iemand moest weten dat ze moesten lijden in dit leven om enige hoop te hebben op een beloning in het volgende, waren zij het wel.

ik heb niet gezegd dat ze dat hebben gedaan. Ik zei dat het werd ge­zegd.'

Nicci wees de man niet terecht. Alle mannen waren verdorven. Er kon geen enkele man ter dood worden gebracht zonder dat het terecht zou zijn. Dat gold ook voor Richard.

Veel brokken steen onder de afdakjes waar de mannen eraan hadden ge­werkt, stonden daar nu verlaten. Er werden glooiingen en steigers ge­construeerd, zodat de metselaars aan de paleismuren konden werken. Terwijl zij hun stenen legden, hesen andere mannen, slaven, enorme blok­ken over de glooiingen naar hen toe, droegen manden met specie of zand en steen, of werkten in geulen aan de ondergrondse cellen waar de Or­de de ergste zondaren zou opsluiten en waar misdadigers hun misdrij­ven zouden bekennen.

Dat was een vreselijke zaak, maar je kon nu eenmaal geen tuin hebben zonder eerst vuile handen te krijgen.

De smidse, die op de helling stond die uitkeek over het kolossale bouw­terrein, was de grootste die ze ooit had gezien. Met een project van de­ze omvang was dat begrijpelijk. Ze wachtte buiten terwijl Ishaq naar binnen rende om de smid voor haar te halen.

De geluiden van hamerslagen op staal, de geuren van het vuur, de rook, de oliën, het zuur en het pekelwater brachten een stroom aan herinne­ringen aan de werkplaats van haar vader boven. Heel even klopte Nic­ci's hart sneller; ze was weer een meisje. Ze verwachtte bijna haar va­der naar buiten te zien komen en naar haar te zien glimlachen met die wonderbaarlijke energie in zijn blauwe ogen.

In plaats daarvan stapte er een gespierde man van de schemering het daglicht in. Hij droeg geen glimlach, maar een dreigende blik. Eerst dacht ze dat hij kaal was. Toen zag ze dat zijn volle haardos gewoon gemilli­meterd was. Bij sommige mannen die bij haar vader met heet ijzer werk­ten, had ze dat ook gezien. Zijn frons zou elke andere vrouw drie pas­sen achteruit hebben gestuurd.

Hij veegde zijn handen af aan een lap terwijl hij door het melkachtige zonlicht naar haar toe liep; hij nam haar ogen voorzichtiger op dan de meeste mannen, afgezien van Richard. Zijn dikke leren schort was be­spikkeld met honderden brandplekjes. 'Mevrouw Cypher?'

Ishaq trok zich een eindje terug en hield zich afzijdig. 'Dat klopt. Ik ben Richards vrouw.'

'Vreemd, Richard heeft het nooit echt over u gehad. Ik nam eigenlijk ge­woon maar aan dat hij een vrouw had, maar hij heeft nooit gezegd...' 'Richard is in hechtenis genomen.'

De frons veranderde ogenblikkelijk in verbaasde bezorgdheid, is Ri­chard gearresteerd? Waarvoor?'

'Naar het schijnt voor het verachtelijkste misdrijf: oplichterij.' 'Oplichterij? Richard? Ze zijn gek geworden.' ik vrees van niet. Hij is schuldig. Ik heb het bewijs.' 'Wat voor bewijs?'

Ishaq kon zich niet meer beheersen en deed een stap naderbij. 'Richards geld. Het geld dat hij heeft verdiend.'

'Verdiend!' Nicci's kreet joeg Ishaq een pas naar achteren. 'U bedoelt het geld dat hij heeft gestolen.'

De frons van de smid was terug. 'Gestolen? Van wie denkt u dat hij dat geld heeft gestolen? Wie beschuldigt hem? Waar zijn zijn slachtoffers?' 'Nou, u bent er een.' ik?'

'Ja, ik vrees dat u een van zijn slachtoffers bent geweest. Ik ben geko­men om u uw geld terug te geven. Ik kan geen gestolen geld gebruiken om een misdadiger te redden van zijn gerechtigde straf. Richard zal moe­ten boeten voor zijn misdaad. De Orde zal ervoor zorgen dat hij zijn straf ondergaat.'

De smid wierp zijn handdoek weg en zette zijn handen in zijn zij. 'Ri­chard heeft nog nooit een cent van iemand gestolen, en al helemaal niet van mij! Hij heeft zijn geld verdiend.' 'Hij heeft u opgelicht.'

'Hij heeft me ijzer en staal verkocht. Ik heb ijzer en staal nodig om din­gen te maken voor de Retraite. Broeder Narev komt me hier wel met veel gebrom vertellen wat ik moet maken, maar hij levert me niet het ij­zer dat ik daarvoor nodig heb. Richard wel. Totdat Richard verscheen, liep ik zelf kans om in de lucht te worden begraven, want Ishaq, hier, kon me niet genoeg ijzer en staal leveren.'

'Dat kon ik echt niet! Ik breng waarvoor de commissie me toestemming geeft. Als ik meer bracht dan waar ik toestemming voor heb, zou ik zelf in de lucht worden begraven. Iedereen bij het transportbedrijf houdt me in de gaten. Ze geven me aan bij de arbeidersgroep als ik de verkeerde kant op spuug.'

'Dus Richard houdt u boven uw eigen vat met pekel,' zei Nicci terwijl ze haar armen over elkaar sloeg. 'Hij brengt u 's nachts ijzer en u moet hem wel zijn prijs betalen, en dat weet hij. Hij verdient al dit goud door u af te persen. Zo is hij rijk geworden: door u te veel te laten betalen. Dat is de ergste vorm van diefstal.'

De smid fronste naar haar alsof ze niet goed bij haar hoofd was. 'Richard verkoopt me ijzer en staal voor heel wat minder dan waarvoor ik het via de reguliere transportbedrijven kan kopen, zoals van Ishaq.' ik breng in rekening wat de commissie voor vaststelling van eerlijke prij­zen me vertelt! Ik heb er niets in te zeggen!' 'Dat is idioot,' zei Nicci tegen de smid, zonder op Ishaq te letten. 'Nee, het is slim. Ziet u, de gieterijen produceren meer dan ze kunnen verkopen, omdat ze het niet kunnen afvoeren. Hun smeltovens moeten worden verhit, of ze nu één ton maken of tien. Ze moeten genoeg ijzer maken om het verhitten van de ovens en hun werknemers te betalen en om hun ovens aan de gang te houden. Als ze niet genoeg erts kopen, sluiten de mijnen en dan kan de gieterij helemaal geen erts meer krijgen. Ze kunnen niet bestaan als ze niet aan grondstoffen kunnen komen. Maar de Orde laat Ishaq en anderen zoals hij niet zoveel vervoeren als de gieterijen af te voeren hebben. De Orde doet er weken over om over het eenvoudigste verzoek te beslissen. Ze houdt rekening met iedereen van wie ze zich maar in de verste verte kan voorstellen dat die misschien schade zal lijden als Ishaq de lading vervoert. Op de gieterijen waren ze wanhopig. Ze boden aan hun overschot voor minder geld aan Richard te verkopen...'

'Dus zij worden ook al opgelicht door Richard!' 'Nee, want doordat Richard het van hen koopt, verkopen ze meer, dus kost het hun minder om te maken. Ze verdienen meer dan ze anders zou­den doen. Richard verkoopt het aan mij voor minder dan ik bij de re­guliere transportbedrijven moet betalen, omdat hij het voor minder koopt.'

Nicci hief vol weerzin haar handen. 'En daarbovenop berooft hij wer­kende mensen van hun baan. Hij is de ergste soort misdadiger; hij maakt winst over de ruggen van de armen, de behoeftigen en de arbeiders!' 'Wat?' protesteerde Ishaq. ik kan niet genoeg mensen krijgen om het werk te doen, en ik kan niet genoeg vergunningen krijgen om de goe­deren te vervoeren die mensen nodig hebben. Richard berooft niemand van zijn baan; hij helpt meer omzet te creëren voor iedereen. De giete­rijen waarvoor hij werkt, hebben stuk voor stuk meer mensen aange­nomen sinds ze hun spullen via Richard kunnen verkopen.' 'Zo is het,' zei de smid.

'Maar snapt u het dan niet?' hield Nicci aan terwijl ze haar haar naar achteren streek. 'Hij neemt u allemaal in de maling. Hij bedriegt u, buit u uit. U wordt arm doordat Richard...'

'Snapt ü het niet, mevrouw Cypher? Richard heeft ervoor gezorgd dat een stuk of vijf gieterijen geld verdienen. Ze zijn alleen nog in bedrijf door Richard. Hij vervoert hun goederen als ze vervoerd moeten wor­den, niet als ze eindelijk een of andere dwaze vergunning kunnen krij­gen met allerlei zegels erop. Richard heeft in zijn eentje een hele reeks houtskoolmakers in staat gesteld hun brood te verdienen door aan die gieterijen te leveren, en een heel stel mijnwerkers en andere mensen aan werk geholpen. En ik? Door Richard heb ik meer geld verdiend dan ik ooit had verwacht te verdienen.

Richard heeft ons allemaal rijk gemaakt door iets te doen dat hoogno­dig is, en het beter te doen dan anderen het kunnen. Hij heeft ons alle­maal aan het werk gehouden. Niet de Orde met haar comités, commis­sies en groepen, maar Richard.

Ik heb mannen aan het werk kunnen houden dankzij Richard. Hij zegt nooit dat iets niet kan; hij bedenkt een manier om het te doen. En bij dat alles heeft hij het vertrouwen gewonnen van iedereen met wie hij za­ken doet. Zijn woord is goud waard.

Zelfs broeder Narev heeft Richard gezegd te doen wat er gedaan moest worden om me het ijzer te bezorgen dat ik nodig had. Richard heeft hem gezegd dat hij dat zou doen. Het paleis zou niet zo ver gevorderd zijn als Richard niet iedereen aan de gang had gehouden door ons dingen te leveren als we ze nodig hebben.

De Orde is Richard dankbaarheid verschuldigd, geen marteling en straf. Hij heeft de Orde geholpen, door te doen wat gedaan moest worden. Die pijlers daar zouden nog niet zijn gebouwd als Richard me het ijzer niet had gebracht om de steunbalken te maken. De sculpturen op de pa­leismuren daar zouden nog niet af zijn als hij me niet het staal had be­zorgd dat ik nodig had om de gereedschappen te maken om ze mee uit te houwen. Alles wat daar wordt aangevoerd, rijdt op wielen met ijze­ren banden die ik heb kunnen repareren doordat Richard me het staal heeft bezorgd. Richard heeft meer gedaan om dat paleis uit de grond te stampen dan enig ander. Bovendien heeft hij er ook nog vrienden bij ge­maakt.'

Nicci kon het niet bevatten. Het moest waar zijn; ze herinnerde zich dat Richard had gezegd dat hij broeder Narev had ontmoet. Hoe kon ie­mand zoveel geld verdienen, de Orde helpen, en toch het vertrouwen winnen van de mensen met wie hij zaken deed? 'Maar hij heeft zoveel winst gemaakt...'

De smid schudde zijn hoofd alsof ze een slang in hun midden was. '"Winst" is alleen een lelijk woord voor de uitzuigers van deze wereld. Zij willen dat het als kwaad wordt gezien, zodat ze makkelijker kunnen inpikken wat ze niet hebben verdiend.'

De frons kwam terug toen de smid zich naar haar overboog. Zijn stem was net zo verhit als het ijzer waarmee hij werkte. 'Wat ik weleens zou willen weten, mevrouw Cypher, is waarom Richard in een of andere stinkende gevangenis wordt gemarteld totdat hij een be­kentenis aflegt, terwijl zijn vrouw zich hier staat aan te stellen omdat hij geld heeft verdiend en ons daarmee allemaal gelukkig en rijk heeft ge­maakt.'

Nicci voelde een brok in haar keel. 'Ik kan de boete pas morgenavond gaan betalen.'

'Totdat ik u ontmoette, had ik niet gedacht dat Richard ooit een ver­gissing maakte.' De man trok zijn leren schort over zijn hoofd en gooi­de het tegen de muur van zijn werkplaats. 'Met dat geld kunnen we hem wel sneller loskrijgen. Ik hoop dat het snel genoeg is. Ishaq, kom je mee?'

'Natuurlijk. Ze kennen me. Ze vertrouwen me. Ik ga mee.' 'Geef me het geld,' commandeerde de smid.

Nicci liet het zonder er over na te denken in zijn handpalm vallen. Ri­chard was niet echt een dief. Het was een wonder. Ze wist niet hoe het kon, maar deze mensen waren allemaal blij met hem. Hij had hen alle­maal rijk gemaakt. Ze begreep er niets van. 'Alstublieft, als u kunt helpen, zou ik u zeer dankbaar zijn.' 'Ik doe het niet voor u, mevrouw Cypher; ik help een vriend die ik hoog acht en die het waard is geholpen te worden.' 'Nicci. Ik heet Nicci.'

'Ik ben meneer Cascella,' gromde hij terwijl hij wegliep.

Meneer Cascella wierp vier gouden munten op de tafel voor volksbe­schermer Muksin. Hij had Nicci en Ishaq gezegd dat hij iets wilde ach­terhouden, zodat ze 'de blaasbalg konden hanteren' als ze 'meer hitte nodig hadden'.

De smid torende boven de man achter de tafel uit. Verscheidene officie­ren zaten met hun neus in hun werk. De wachters in de ruimte keken allemaal toe.

'We komen voor Richard Cypher. U houdt hem vast. We zijn hier om de boete te betalen.'

Beschermer Muksin knipperde met zijn ogen naar de munten als een dik­ke karper die te vol zat om een worm op te eten. 'We stellen de boetes pas morgenavond vast. Kom dan terug, en als die man, Cypher, niet heeft bekend dat hij bij iets ernstigers betrokken is, kunt u dan betalen.'

ik werk bij het nieuwe paleis,' zei meneer Cascella. 'Broeder Narev houdt me flink aan de gang. Ik ben nu hier, dus zouden we deze kwestie niet kunnen afhandelen nu we toch allemaal hier zijn? Het zou broeder Na­rev plezier doen als zijn meester-smid niet morgen weer helemaal hier­heen zou hoeven komen, terwijl ik nu ook al hier ben.' Beschermer Muksins donkere ogen gingen heen en weer, door de volle ruimte met jammerende mensen. Zijn stoel schraapte over de vloer toen hij die dichter naar de tafel schoof. Hij strengelde zijn dikke vingers in­een en legde zijn handen op een stapel kreukelige papieren, ik zou broeder Narev niet willen ontrieven.' De smid glimlachte. 'Dat dacht ik ook niet.'

'Maar broeder Narev zou ook niet willen dat ik mijn plicht jegens het volk verzaakte.'

'Natuurlijk niet!' bracht Ishaq in het midden. Hij nam zijn rode muts van zijn hoofd toen de donkere ogen op hem werden gericht. 'Dat was natuurlijk ook niet de bedoeling. We vertrouwen erop dat u uw plicht doet.'

'Wie bent u?' vroeg de beschermer aan Nicci.

ik ben de vrouw van Richard Cypher, beschermer Muksin. Ik ben hier eerder geweest. Ik heb geld betaald om hem te mogen bezoeken. U hebt me uitgelegd hoe het werkte met de boete.' Hij knikte, ik zie zoveel mensen.'

'Hoor eens,' zei meneer Cascella, 'we hebben veel geld voor de boete. Als we dat nu kunnen betalen en Richard Cypher vandaag vrij kunnen krijgen, tenminste. Er is geld bij van andere mensen, die morgen mis­schien niet bereid meer zijn het bij te dragen.'

De smid schoof nog vier gouden marken over de tafel. De beschermer leek niet onder de indruk.

'Al het geld behoort het volk toe. Er heerst veel nood.' Nicci vermoedde dat hij de nood in zijn eigen broekzak wilde lenigen, en dat hij viste naar meer. Als om die onuitgesproken beschuldiging te weerleggen, schoof beschermer Muksin de acht gouden munten - naar alle maatstaven een fortuin - terug over de tafel. 'Het geld wordt niet hier betaald. Wij hebben er niets aan. We zijn ne­derige dienaren van de Orde. Het bedrag van de boete wordt in het re­gister geschreven, maar u moet het bij een burgercomité brengen dat het verdeelt onder de behoeftigen.'

Nicci was verrast dat ze zich in de man had vergist. Hij was toch een eerlijke functionaris. Dat veranderde de aard van de hele zaak. Ze kreeg meer hoop. Misschien zou het toch niet zo moeilijk zijn om Richard vrij te krijgen.

Achter haar, aan de andere kant van het lage muurtje, werd gejammerd, gehuild en gebeden. Nicci kon nauwelijks ademhalen in de stinkende, smoorhete ruimte. Ze hoopte dat de functionaris een beetje vaart ach­ter de zaak zou zetten om sneller aandacht te kunnen besteden aan het groepje bewakers dat in de zijgangen stond te wachten op papieren en instructies.

'Maar u vergist zich,' vervolgde de beschermer, 'als u denkt dat u met geld de vrijlating van deze man kunt kopen. De Orde geeft niets om het leven van één man, want het leven van geen enkel mens is van wezen­lijk belang. Ik ben geneigd u te zeggen uw geld te houden, totdat we kunnen onderzoeken hoe iemand aan zo'n grote som komt. Ik denk dat deze man een bedreiging is voor de openbare orde, als hij zoveel steun krijgt. Geen enkele man is beter dan een ander. Dat hij zoveel geld bij­een kan brengen om zijn straf af te kopen, sterkt mijn verdenking dat hij iets te bekennen heeft.'

Zijn stoel kraakte toen hij achteroverleunde om naar hen op te kijken. 'Blijkbaar denkt u drieën daar anders over, denkt u dat hij beter is dan andere mensen.'

'Nee,' zei de smid achteloos. 'Hij is gewoon onze vriend.' 'De Orde is uw vriend. De behoeftigen zijn uw zorg. U hebt niet het recht om meer om de ene mens te geven dan om de andere. Zulk onge­past gedrag is blasfemie.'

De drie voor het bureau wisten niets te zeggen. Achter hen ging het ge­huil, het gejammer en het paniekerige bidden voor degenen in de duis­ternis diep onder hen ononderbroken door. Alles wat ze zeiden, leek de man alleen maar meer tegen hen in te nemen.

'Als hij een vak had, lag het misschien anders. De Orde heeft grote be­hoefte aan mensen met een vak die hun bijdrage kunnen leveren. Velen schromen terwijl ze hun best zouden moeten doen om een bijdrage te le­veren. Het is de plicht van degenen die het kunnen om...' In één verblindend ogenblik werd het Nicci duidelijk. 'Maar hij heeft een vak,' flapte ze eruit.

'Wat voor vak?' vroeg de beschermer, die het niet leuk vond in de rede te worden gevallen.

Nicci deed een stap naderbij. 'Hij is de grootste...'

'Grootheid is een waanidee van de verdorvenen. Alle mensen zijn gelijk.

Alle mensen zijn van nature slecht. Alle mensen moeten worstelen om hun lage aard te overwinnen, door hun leven onbaatzuchtig aan het hel­pen van hun medemens te wijden. Alleen door onbaatzuchtig te hande­len kan een man zijn beloning in het hiernamaals verdienen.' Meneer Cascella balde zijn vuisten. Hij boog zich naar voren. Als hij nu tegenwerpingen ging maken, zou de zaak niet meer te redden zijn. Nic­ci gaf hem een stevige schop met de zijkant van haar voet, in de hoop dat ze hem kon overtuigen zijn mond te houden en haar het woord te laten doen voordat het te laat was. Nicci boog haar hoofd en deed een stap achteruit, waarbij ze de smid opzij drong zonder dat het al te veel opviel.

'U bent wijs, beschermer Muksin. We zouden allemaal waardevolle les­sen van u kunnen leren. Vergeeft u me alstublieft de onbeholpen be­woordingen van een arme echtgenote. Ik ben maar een eenvoudige vrouw, deemoedig en van mijn stuk gebracht door de aanwezigheid van zo'n wijze vertegenwoordiger van het Genootschap van Orde.' Verrast zweeg de beschermer. Nicci had al meer dan honderd jaar dit soort woorden uitgewisseld, en kende hun waarde. Ze had de man, die maar een onbetekenend ambtenaartje was, een status toegekend in de kern van de Orde - in het Genootschap zelf - die hij nooit zou kunnen bereiken. Een man als deze zou ernaar streven de mantel van maat­schappelijke verdienste te dragen. Voor zo'n man kwam het idee dat hij werd gezien als iemand met een dergelijke intellectuele status op het­zelfde neer als het verdienen ervan; de waarneming was voor zulke man­nen de werkelijkheid. Het beeld was wat telde, niet de werkelijke pres­tatie.

'Wat is het vak van deze man?'

Nicci boog opnieuw haar hoofd. 'Richard Cypher is een middelmatige beeldhouwer, beschermer Muksin.' De mannen aan weerszijden staarden haar ongelovig aan. 'Een beeldhouwer?' vroeg de beschermer, in gedachten de woorden over­wegend.

'Een ambachtsman zonder eigen gezicht, wiens enige hoop in dit leven is om op een dag in steen de slechtheid van de mens tot uiting te bren­gen, zodat hij anderen de noodzaak kan doen inzien om offers te bren­gen voor hun medemens en voor de Orde, en op die manier kan hopen zijn beloning in het hiernamaals te verdienen.'

De smid herstelde zich snel en voegde eraan toe: 'Zoals u misschien weet, waren veel beeldhouwers die aan de Retraite werkten verraders - dank de Schepper dat ze ontdekt zijn - en dus is er veel beeldhouwwerk te doen ter meerdere glorie van de Orde. Broeder Narev kan dit bevesti­gen, beschermer Muksin.'

De donkere ogen van de beschermer gingen van de een naar de ander.

'Hoeveel geld hebt u?'

'Tweeëntwintig gouden marken,' zei Nicci.

Hij fronste afkeurend terwijl hij een register naar zich toe trok en zijn pen in een afgesplinterde inktpot doopte. De beschermer boog zich naar voren en schreef de boete op in zijn boek. Daarna schreef hij een dienst­bevel op een vel papier en gaf dat aan de smid.

'Ga hiermee naar het arbeidershuis aan de haven' - hij gebaarde met zijn pen in een richting achter hen - 'aan het eind van die straat. Ik zal de gevangene vrijlaten nadat u me een zegel van de arbeidersgroep brengt als bewijs dat de boete is betaald aan degenen die die het meest verdie­nen: de behoeftigen. Richard Cypher moet van zijn onrechtmatig ver­kregen geld worden ontdaan.'

Richard verdiende het het meest, dacht Nicci verbitterd. Hij had het ver­diend, die andere mensen niet. Nicci dacht aan alle nachten dat hij had gewerkt zonder te slapen en zonder te eten. Ze herinnerde zich hoe zijn gezicht vertrok als hij ging liggen om te slapen, omdat zijn rug pijn deed van zijn zware werk. Richard had dat geld verdiend; dat begreep ze nu. De mensen die het zouden krijgen, hadden er niets voor gedaan behal­ve dat ze het graag wilden hebben, waarmee ze hun recht erop deden gelden.

'Ja, beschermer Muksin,' zei Nicci met een buiging. 'Dank u voor uw wijze rechtvaardigheid.'

Meneer Cascella zuchtte geluidloos. Nicci boog zich vertrouwelijk naar de beschermer.

'We zullen uw billijke instructies onmiddellijk uitvoeren.' Ze glimlach­te eerbiedig. 'Zou ik u, nu u ons zo eerlijk hebt behandeld in deze zaak, nog om één dienst mogen vragen?' Het was veel goud, dat aan zijn in­spanningen voor de Orde zou worden toegeschreven; ze wist dat hij waarschijnlijk op dat moment in een ruimhartige bui zou zijn. 'Het is eigenlijk meer een kwestie van nieuwsgierigheid.' Hij zuchtte geërgerd. 'Wat wilt u?'

Nicci boog zich dichter naar hem toe, ver genoeg om het verschaalde zweet van de man te ruiken. 'De naam van degene die mijn man heeft aangegeven. Degene die Richard Cypher zijn zo gerechte straf heeft doen ondergaan.'

Nicci wist dat hij dacht dat de kans om toegelaten te worden tot het Ge­nootschap groter was als je grote sommen had binnengehaald voor de behoeftigen. Dat hij de naam had doorgegeven zou maar een muggetje zijn dat zijn aangename gedachten plaagde. Hij trok wat papieren naar zich toe en keek die snel door; hij sloeg ze om terwijl hij verder zocht. 'Hier is het,' zei beschermer Muksin uiteindelijk. 'Richard Cyphers naam is genoemd door een jonge soldaat die zich als vrijwilliger heeft aangesloten bij het leger van de Imperiale Orde. Hij heet Gadi. Het rapport is maanden oud. Het heeft even geduurd voordat er recht geschiedde, maar de Orde zorgt er altijd voor dat dat uiteindelijk ge­beurt. Daarom wordt onze grote keizer "Jagang de Rechtvaardige" ge­noemd.'

Nicci richtte zich op. 'Dank u, beschermer Muksin.' Haar kalme gezicht verborg haar innerlijke woede dat dat stuk tuig bui­ten haar bereik was. Gadi verdiende het om te lijden. De beschermer schreef zijn vonnis wegens een overtreding op en zei: 'Neem het dienstbevel dat ik u heb gegeven mee naar de arbeidersgroep bij de haven en kom hier terug als u zegels hebt die bewijzen dat de boe­te van tweeëntwintig gouden marken volledig is voldaan. Daarna dient Richard Cypher zich te melden bij het beeldhouwersco­mité, dan zal hem werk worden toegewezen.' Hij gaf haar het papier met het vonnis. 'Richard Cypher is nu beeldhouwer voor de Orde.'

De zon ging onder tegen de tijd dat ze met alle papieren en zegels te­rugkwamen. De smid was onder de indruk van de manier waarop ze de functionaris had aangepakt toen het aanbod van het goud niet werkte. Ishaq bedankte haar wel honderd keer. Maar voor haar was het alleen belangrijk dat Richard vrij zou komen.

Ze was opgelucht dat ze het mis had gehad, dat Richard toch geen op­lichter en dief was. Het was zo'n akelig gevoel geweest om kwaad over Richard te denken. Het had voor even haar hele wereld doen instorten. Ze was nog nooit zo blij geweest om het mis te hebben. En mooier nog, het was hun gelukt; ze zou hem terugkrijgen. Bij de zijdeur van het bolwerk stonden meneer Cascella, Ishaq en Nicci te wachten. De schaduwen werden langer. Eindelijk ging de deur open. Twee bewakers verschenen op het bordes met Richard tussen hen in. Toen ze hem zagen, in de toestand waarin hij verkeerde, vloekte meneer Cascella zachtjes en fluisterde Ishaq een gebed.

De bewakers lieten Richard met een duw los. Hij struikelde naar voren. De smid en Ishaq renden de trap op om hem te helpen. Richard herstelde zich en richtte zich op: een donkere rechte gestalte in het laatste licht, die de lange schaduwen om hem heen tartte. Hij stak een hand uit om de twee mannen op te dragen te blijven waar ze wa­ren. Ze bleven allebei met een voet op de onderste tree staan, klaar om naar hem toe te rennen als hij hen nodig zou hebben. Nicci kon zich niet voorstellen hoeveel pijn het Richard moest kosten om zo vastbesloten, trots en kalm de trap af te dalen zonder hulp, alsof hij een vrij man was. Hij wist nog niet wat ze hem had aangedaan.

Nicci wist dat er niets ergers voor Richard kon zijn. De marteling in de diepten van het bolwerk was niet zo erg als waartoe ze hem zojuist had veroordeeld.

Nicci wist zeker dat dit eindelijk het antwoord zou brengen dat ze zocht, als er echt een antwoord was.