31


Zedd hief zijn hoofd toen hij in de verte de hoorns hoorde. Hij spande zich in om bij zijn positieven te komen. Hij was de angst voorbij, in een wereld van verdoofd bewustzijn. De hoorns ga­ven de nadering van vriendschappelijke troepen aan. Waarschijnlijk ver­kenningspatrouilles, of misschien nog meer gewonden die binnen wer­den gebracht.

Zedd besefte dat hij op de grond lag, met zijn benen gespreid. Hij zag dat hij had liggen slapen met zijn hoofd op de brede borst van een koud lijk. Vertwijfeld herinnerde hij zich dat hij alles had geprobeerd dat hem ter beschikking stond om de zwaargewonde man te genezen. Met een verdrie­tige weerzin duwde hij zich weg van het koude lichaam en ging zitten. Hij wreef in zijn ogen, zowel tegen de duisternis binnen als de nacht bui­ten. Hij voelde geen pijn meer. Er hing een scherpe rook, zo dik als mist. De lucht was verzadigd van de zware, benauwende stank van bloed. Op verscheidene plekken om zich heen zag hij dat de nevel oranje oplichtte rond gloeiende vuurhaarden. Het gekreun van de gewonden steeg op van de met bloed doordrenkte grond en dreef door de koude nachtlucht. In de verte schreeuwden mannen van pijn. Toen Zedd met een hand over zijn voorhoofd streek, besefte hij dat hij handschoenen van opgedroogd bloed droeg, van degenen die hij had geprobeerd te genezen. Het was een taak waar geen einde aan kwam.

Niet ver bij hem vandaan lag de grond bezaaid met versplinterde boom­stronken, die tegen de grond waren geblazen door de begiftigden van de vijand. Mannen lagen languit op de grond, uiteengereten of doorboord door grote afgebroken delen van die bomen. Twee van Jagangs Zusters hadden dat gedaan, net voor het donker, toen de D'Haraanse troepen zich allemaal verzamelden, in het dal in de veronderstelling dat de slag was afgelopen. Zedd en Warren hadden er een eind aan gemaakt door die twee Zusters uit te schakelen met tovenaarsvuur.

Aan de doffe pijn in zijn hoofd voelde Zedd dat hij niet meer dan een paar uur had geslapen, op zijn hoogst. Het moest midden in de nacht zijn. Mensen die langs hem waren gelopen, hadden hem laten slapen; of misschien hadden ze hem voor dood aangezien.

De eerste dag was verlopen zoals te verwachten was geweest. De strijd was hier en daar in de eerste nacht voortgezet met betrekkelijk kleine schermutselingen, en was toen bij de dageraad van de tweede dag in vol­le kracht opgelaaid. Toen de avond van de tweede dag was gevallen, was er eindelijk een einde gekomen aan de gevechten. Als hij om zich heen keek, kreeg Zedd de indruk dat het voorbij was... voorlopig, in elk ge­val.

Ze hadden het dal weten te bereiken en waren erin geslaagd de Orde achter zich aan te lokken, weg van de andere routes het Middenland in, maar de tol was vreselijk hoog geweest. Ze hadden weinig keuze gehad, als ze met enige kans op succes de strijd wilden aanbinden met de vij­and, in plaats van die ongehinderd het Middenland binnen te laten trek­ken. Voorlopig was de Orde tot staan gebracht. Zedd wist niet hoe lang dat zou duren.

Helaas was de Orde veruit de sterkste gebleken in de strijd. Zedd tuurde om zich heen. Het was niet zozeer een kamp als wel sim­pelweg een plek waar iedereen uitgeput was neergevallen. Hier en daar stonden pijlen en speren rechtop in de grond. Die waren als regen neer­gedaald terwijl Zedd in de eerste nacht had geprobeerd gewonde solda­ten te genezen. Overdag, in de veldslagen, had hij alles uit de kast ge­haald wat hij had. Wat was begonnen als een vakkundig, berekend, geconcentreerd gebruik van zijn vermogen was uiteindelijk verworden tot een ordinaire knokpartij, maar dan op het terrein van de magie. Zedd kwam wankelend overeind, ongerust over het gedreun van paar­denhoeven in de verte. Hoorns dichter bij het kamp herhaalden de waar­schuwing om geen pijlen en speren te gebruiken, omdat het vriend­schappelijke troepen waren. Het geluid klonk als te veel paarden voor de patrouilles die op pad waren. In gedachten probeerde Zedd zich te herinneren of hij de tinteling van magie had gevoeld die hem zou ver­tellen of de hoorns echt waren. In de mist van vermoeidheid was hij ver­geten daarop te letten. Hij wist dat dat de manier was waarop mensen doodgingen: door niet op zulke details te letten. Overal renden mannen rond met voorraden, water en linnen voor ver­banden, of berichten en rapporten. Hier en daar zag Zedd een Zuster aan het werk om mensen te genezen. Andere mannen deden hun best wagens en uitrusting te repareren, voor het geval dat ze haastig moes­ten vertrekken. Sommige mannen zaten voor zich uit te staren. Een paar dwaalden er versuft rond.

Er was niet veel licht, maar Zedd kon nog goed genoeg zien om te we­ten dat de grond bezaaid lag met doden, gewonden en mensen die een­voudig uitgeput waren. Vuren, zowel de gewone oranje en gele vlam­men van brandende wagens als de onnatuurlijke groene vlammen die de restanten waren van magie, brandden door totdat ze waren uitgewoed. Overal lagen paarden en mannen, stil en levenloos, opengereten door af­schuwelijke wonden. De plaats van de slagvelden veranderde, maar de slagen niet. Dit was het moment van de machteloze shocktoestand. Hij herinnerde zich uit zijn jeugd de stank van bloed en dood vermengd met vette rook. Het rook nog precies hetzelfde. Hij herinnerde zich dat hij, toen hij veldslagen had meegemaakt, had gedacht dat de wereld gek was geworden. Dat gevoel had hij nog steeds.

Het gedreun van paardenhoeven kwam naderbij. Hij hoorde geluiden van onrust, maar kon niet horen wat voor tumult het was. Rechts van hem kreeg hij een gebogen vrouw in het oog die naar hem toe schuifel­de. Hij herkende de bekende manke gang van Adie. Een vrouw die ver­der weg was en Adie van achteren inhaalde, was waarschijnlijk Verna. Nog wat verder weg zag Zedd dat kapitein Meiffert werd toegesproken door generaal Leiden. De beide mannen draaiden zich om in de richting van het hoefgeklepper.

Zedd tuurde in de duisternis en zag in de verte soldaten uiteen wijken voor een massa naderende ruiters. Mannen zwaaiden met hun armen alsof ze iemand begroetten. Een paar brachten een zwak gejuich uit. Veel gebaarden er in Zedds richting en wezen de ruiters zijn kant op. Als Eer­ste Tovenaar was hij voor iedereen het middelpunt geworden. In afwe­zigheid van Richard vertrouwden de D'Haranen op Zedd om hun ma­gie tegen magie te zijn. De Zusters verlieten zich op zijn ervaring in de akelige kunst van het toepassen van magie bij oorlogsvoering. In de flakkerende gloed van de vuren die nog steeds oplaaiden, zag Zedd de colonne ruiters gestaag naderbij komen; lichtpuntjes werden gere­flecteerd in rij na rij harnassen en wapens, glinsterden in maliënkolders en gepoetste laarzen, toen ze stuk voor stuk langs de brandende wagens en barricades kwamen. De voortdenderende colonne hield nergens voor in en verwachtte dat de mensen uit de weg gingen. Vooraan wapperden lange pennoenen aan volmaakt rechtop gehouden lansen. Vaandels en vlaggen klapperden in de koude nachtlucht. De grond daverde van de duizenden paarden die over de met bloed doordrenkte bodem stormden. Ze denderden verder, als een spookcompagnie die uit het graf kwam rij­den.

Oranje en groene rook, van achteren mysterieus verlicht door vuren, kringelde aan weerszijden weg toen de colonne ruiters in een rustige, maar gestage galop midden door het kamp reed.

Toen zag Zedd wie hen aanvoerde. 'Goede geesten...' fluisterde hij hardop.

Hoog op een enorm paard aan het hoofd van de colonne zat een vrouw in een leren wapenrusting, met een pels achter zich opbollend als een boze pennoen. Het was Kahlan.

Zelfs op die afstand kon Zedd de glans van het zilveren met gouden ge­vest van het Zwaard van de Waarheid boven haar linkerschouder uit zien komen.

Hij kreeg kippenvel van ontzetting.

Hij voelde een hand op zijn arm, keek om en zag Adie, die haar volle­dig witte ogen strak gericht hield op het schouwspel, dat ze alleen met behulp van haar gave zag. Verna baande zich nog steeds een weg tussen de gewonden door. Kapitein Meiffert en generaal Leiden haastten zich achter Verna aan.

De colonne strekte zich achter Kahlan uit zo ver als Zedd kon zien. Ze raasde voort en verzamelde juichende mannen om zich heen. Zedd zwaai­de met zijn armen terwijl ze op hem afkwamen, zodat Kahlan hem zou zien, maar het was alsof ze hem de hele tijd al in het oog had gehad. Kahlan keek oplettend om zich heen. Uit alle richtingen kwamen man­nen aanrennen. Er stonden er al veel verwonderd te staren. De ruiters waren Galeanen.

Kahlan had tijdelijk de plaats ingenomen van haar halfzuster, Cyrilla, als koningin van Galea, totdat Cyrilla genezen was... als dat ooit zou gebeuren. Kahlans halfbroer, Harold, was de bevelhebber van het Galeaanse leger en verlangde niet naar de troon, omdat hij zichzelf ge­schikter vond om zijn land te dienen als soldaat. Kahlan had Galeaans bloed in haar aderen, hoewel dat soort zaken voor een Belijdster irrele­vant waren. Voor Galeanen gold dat niet.

Kahlan zwaaide haar rechterbeen naar voren en over de hals van het paard, en liet zich op de grond zakken. Haar laarzen klonken als een hamerslag die de aankomst van de Biechtmoeder aankondigde. Cara, ge­kleed in haar rode leren pak en een gelijksoortige bontmantel als Kah­lan, sprong ook van haar paard.

Moegestreden mannen stonden zwijgend en in vervoering te kijken. Dit was niet alleen de Biechtmoeder. Dit was de vrouw van Meester Rahl. Een ogenblik lang, toen Zedd in haar groene ogen keek, dacht hij dat ze in zijn armen zou rennen en in tranen zou uitbarsten. Hij had het mis. Kahlan trok haar handschoenen uit. 'Breng verslag uit.' Ze droeg een zwarte, lichte leren wapenrusting, een koninklijk Galeaans zwaard aan haar linkerheup en een lang mes aan de rechter. Haar dik­ke lange haar viel los over de mantel van wolvenbont die ze over een zwarte wollen cape droeg. In het Middenland gaf de lengte van het haar van een vrouw haar rang en sociale status aan. Geen enkele vrouw in het Middenland droeg haar haar zo lang als Kahlan. Maar het was het gevest van het zwaard dat achter haar schouder omhoogstak, waarop Zedds blik gevestigd bleef.

'Kahlan,' fluisterde hij terwijl hij dichter naar haar toe stapte, 'waar is Richard?'

De pijn die hij zojuist even had gezien, was nu verdwenen. Ze wierp een korte blik in de richting van Verna, terwijl de jonge priores zich nog steeds naar hen toe haastte tussen de gewonden door, en keek Zedd toen aan met ogen als groen vuur.

'De vijand heeft hem. Breng verslag uit.'

'De vijand? Welke vijand?'

Opnieuw gleed haar dreigende blik naar Verna. Die was zo indringend dat Verna haar rug rechtte en langzamer ging lopen. Kahlan richtte haar aandacht weer op Zedd. De uitdrukking in haar ogen werd zachter door een zweem van medeleven vanwege het leed dat op zijn gezicht te zien was. 'Een Zuster van de Duisternis heeft hem mee­genomen, Zedd.' De tijdelijke warmte in haar stem en ogen verdwenen en haar gezicht veranderde weer in het koude, lege masker van een Be­lijdster. 'Ik zou graag een verslag krijgen.'

'Meegenomen? Maar is hij... is hij in orde? Bedoel je dat ze hem heeft meegenomen als gevangene? Willen ze een losprijs? Is alles goed met hem?'

Ze raakte haar mondhoek aan en Zedd zag dat ze een gezwollen snee had. 'Voor zover ik weet, is hij in orde.'

'Maar wat is er dan gebeurd?' Zedd hief zijn magere armen. 'Waar gaat het om? Wat is ze van plan?'

Verna arriveerde eindelijk aan Zedds linkerzijde. Kapitein Meiffert en generaal Leiden kwamen aan de andere kant van Adie, rechts van hem, aanrennen.

'Welke Zuster?' vroeg Verna, nog hijgend. 'Je zei dat een Zuster hem had meegenomen. Welke Zuster?'

'Nicci.'

'Nicci...' Kapitein Meifferts adem stokte. 'De Maïtresse van de Dood?' Kahlan keek hem aan. 'Ja, die. Brengt er nu nog iemand verslag aan me uit, of hoe zit het?'

Het bevel en de woede in haar stem waren onmiskenbaar. Kapitein Meiffert hief een arm naar het zuiden.

'Biechtmoeder, het hele leger van de Imperiale Orde is eindelijk uit An­derith naar het noorden gekomen.' Hij wreef over zijn voorhoofd ter­wijl hij ingespannen nadacht. 'Gisterochtend moet het zijn geweest.' 'We wilden ze hierheen lokken, dit dal in,' bracht Zedd naar voren. 'Ons idee was dat we ze vanuit het grasland, waar we ze niet konden be­dwingen, naar hoger gelegen terrein moesten krijgen, waar we een be­tere kans hadden om dat te doen.'

'We wisten,' vervolgde kapitein Meiffert, 'dat het een fatale fout zou zijn om ze langs ons te laten komen en zonder tegenstand het Middenland in te laten stromen. We moesten ze tot actie aanzetten om te voorko­men dat ze zich zouden uitleven op de bevolking. We moesten de strijd met hen aanbinden en zorgen dat ze vastliepen. De enige manier om dat te doen was door hen te tergen totdat ze ons volgden vanuit het open terrein, waar ze in het voordeel waren, naar een gebied waar de kansen gelijker verdeeld zouden zijn.'

Kahlan knikte terwijl ze het treurige tafereel opnam. 'Hoeveel man­schappen hebben we verloren?'

'Ik schat ongeveer vijftienduizend,' zei kapitein Meiffert. 'Maar dat is niet meer dan een schatting. Het kunnen er meer zijn.'

'Ze hebben jullie in de flank aangevallen, hè.' Het klonk niet als een vraag.

'Dat klopt, Biechtmoeder.' 'Wat is er misgegaan?'

De Galeaanse troepen achter haar vormden een barse muur van leer, maliën en staal. Officieren keken met scherpe blikken toe en luisterden mee.

'Wat niet?' bromde Zedd.

'Op de een of andere manier,' verklaarde de kapitein, 'wisten ze wat we van plan waren. Hoewel dat natuurlijk niet zo moeilijk te bedenken is, aangezien iedereen kon weten dat het onze enige kans was tegenover hun overmacht. Ze vertrouwden erop dat ze ons hoe dan ook konden verslaan, dus gingen ze mee in ons plan.' 'Zoals ik vroeg, wat is er misgegaan?'

'Wat er mis is gegaan?' kwam generaal Leiden verhit tussenbeide. 'We maakten geen enkele kans tegen zo'n overmacht! Dat is wat er mis is ge­gaan!'

Kahlan vestigde haar koele blik op de man. Hij leek zich te beheersen en liet zich op een knie vallen.

'Mijn koningin,' voegde hij aan zijn tirade toe - haar formele aan­spreektitel - voordat hij zweeg.

Kahlans blik verloor iets van zijn scherpte toen ze die weer op kapitein Meiffert vestigde.

Zedd zag dat de kapitein zijn vuisten balde toen hij verder ging met zijn verslag. 'Voor zover we nu weten, Biechtmoeder, zijn ze erin geslaagd een divisie over de rivier te krijgen. We zijn er tamelijk zeker van dat ze het open terrein in het oosten niet hebben gebruikt; we hadden voorbe­reidingen getroffen voor als ze dat zouden proberen, zoals we vreesden.' 'Dus,' zei Kahlan, 'ze hadden bedacht dat jullie zouden denken dat het onmogelijk was en hebben een divisie over de rivier gestuurd - waar­schijnlijk veel meer, bereid om hun verliezen tijdens de oversteek te dra­gen - zijn door de bergen naar het noorden getrokken zonder te wor­den opgemerkt, en weer overgestoken naar deze kant van de rivier. Toen jullie hier aankwamen, stonden ze jullie op te wachten, in het bezit van de grond die jullie wilden bezetten. Met de Orde op jullie hielen konden jullie nergens anders heen. De Orde was van plan jullie te vermorzelen tussen de divisie die dit verdedigbare terrein in handen had en hun le­ger, dat achter jullie aan kwam.' 'Daar komt het op neer,' bevestigde kapitein Meiffert. 'Wat is er gebeurd met de divisie die jullie hier opwachtte?' vroeg ze. 'Die hebben we uitgeschakeld,' zei de kapitein met kille woede. 'Toen we eenmaal beseften wat er gebeurde, wisten we dat dat onze enige kans was.'

Kahlan knikte hem toe. Ze wist heel goed dat hij met die simpele woor­den in feite een enorme inspanning bedoelde.

'En ondertussen hakten ze ons van achteren in mootjes!' Generaal Lei­den begon lichtelijk hysterisch te worden. 'We hadden geen enkele kans.' 'Blijkbaar toch wel,' antwoordde ze. 'Jullie hebben het dal in handen ge­kregen.'

'Nou, en? We kunnen een leger van die omvang niet aan. Het was waan­zin om mannen in die vleesmolen te gooien. Wat heeft het voor nut? We hebben dit dal veroverd, maar tegen een vreselijke prijs. We kunnen zo'n groot leger niet tegenhouden! Ze hebben vanaf het eerste tot het laatste moment met ons gespeeld. We hebben ze geen halt toegeroepen; ze had­den er gewoon voor vanavond genoeg van om ons in stukken te hak­ken!'

Sommige mannen wendden hun blik af. Anderen staarden naar de grond. Alleen het geknapper van de vuren en het gekerm van de gewonden klon­ken door de koude avondlucht.

Kahlan keek weer om zich heen. 'En waarom zitten jullie hier nu te zit­ten?'

Zedd trok zijn wenkbrauwen op; hij begon ook boos te worden. 'We zijn twee dagen achter elkaar bezig geweest, Kahlan.' 'Mooi. Maar ik laat de vijand niet met een overwinning naar bed gaan. Is dat duidelijk?'

Kapitein Meiffert salueerde met zijn vuist tegen zijn hartstreek. 'Duide­lijk, Biechtmoeder.'

Hij wierp een snelle blik over zijn schouder. Oplettende manschappen, dichtbij en verder weg, brachten op gelijksoortige wijze hun vuist naar hun hart.

'Biechtmoeder,' zei generaal Leiden, die haar titel van koningin nu maar achterwege liet, 'de mannen zijn nu al twee dagen op.' 'Dat begrijp ik,' zei Kahlan. 'Wij hebben nu drie dagen onafgebroken gere­den. Geen van die feiten verandert iets aan wat er gedaan moet worden.' Bij het licht van de vuren zagen de vouwen in het gezicht van generaal Leiden eruit als diepe sneden. Hij perste zijn lippen opeen en boog voor zijn koningin, maar toen hij zich oprichtte, nam hij opnieuw het woord. 'Mijn koningin, Biechtmoeder, u kunt niet serieus van ons verwachten dat we een nachtaanval uitvoeren. Er is geen maan en de meeste sterren gaan verborgen achter de wolken. In het donker zou zo'n aanval een ramp worden. Het is waanzin!'

Na enige tijd rukte Kahlans koele blik zich los van de Keltische generaal en dwaalde langs degenen die om haar heen stonden. 'Waar is generaal Reibisch?'

Zedd slikte, ik ben bang dat dat hem is.'

Ze keek in de richting waarnaar hij wees, naar het lijk waarop hij in slaap was gevallen terwijl hij had geprobeerd het te genezen. De roest­kleurige baard was samengeklit met gedroogd bloed. De grijsgroene ogen staarden nietsziend voor zich uit; er stond geen pijn meer in te lezen. Het was een krankzinnige onderneming geweest, wist Zedd, maar hij had zich er niet van kunnen weerhouden te proberen te genezen wat niet ge­nezen kon worden, en er alles voor te geven wat hij nog had. Het was niet genoeg geweest.

'Wie is de volgende in rang?' vroeg Kahlan.

'Dat zou ik moeten zijn, koningin,' zei generaal Leiden terwijl hij een stap naar voren deed. 'Maar als hoogste officier kan ik niet toestaan dat mijn mannen...'

Kahlan stak een hand op. 'Zo is het genoeg, luitenant Leiden.' Hij schraapte zijn keel. 'Generaal Leiden, koningin.' Ze keek hem strak en onverbiddelijk aan. 'Mijn bevelen eenmaal in twij­fel trekken is een eenvoudige vergissing, luitenant. Tweemaal is verraad. We executeren verraders.'

Cara's Agiel kwam met een rukje van haar pols in haar hand terecht. 'Opzij, luitenant.'

Zelfs bij het spookachtige oranje en groene licht van de vuren kon Zedd zien dat de man verbleekte. Hij deed een stap naar achteren en hield wijselijk, zij het wat laat, zijn mond.

'Wie is de volgende in rang?' vroeg de Biechtmoeder opnieuw. 'Kahlan,' zei Zedd, 'ik vrees dat de Orde haar begiftigden heeft gebruikt om de hoogsten in rang eruit te pikken. Ondanks onze inspanningen ge­loof ik dat we al onze hogere officieren hebben verloren. Ze hebben er in elk geval een hoge prijs voor moeten betalen.' 'Wie is dan de volgende in rang?'

Kapitein Meiffert keek om zich heen en stak uiteindelijk zijn hand op. ik weet het niet zeker, Biechtmoeder, maar ik denk dat ik dat ben.' 'Uitstekend, generaal Meiffert.'

Hij boog zijn hoofd. 'Biechtmoeder,' zei hij op zachte, vertrouwelijke toon, 'dat hoeft echt niet.'

'Niemand zei dat het moest, generaal.'

De nieuwe generaal sloeg zachtjes zijn vuist tegen zijn hartstreek. Zedd zag Cara met grimmige goedkeuring glimlachen. Van de duizenden die toekeken, was zij de enige die glimlachte. Niet dat de mannen afkeur­den wat er gebeurde; ze waren eerder opgelucht dat iemand zo resoluut de leiding nam. D'Haranen hadden eerbied voor staalhard gezag. Als ze Meester Rahl niet konden hebben, zouden ze genoegen nemen met zijn vrouw, zeker als die ook nog eens staalhard was. Ze glimlachten dan wel niet, maar Zedd wist dat ze tevreden waren. 'Zoals ik al zei, ik sta niet toe dat de vijand met een overwinning naar bed gaat.' Kahlan liet haar blik over de gezichten gaan die haar aanke­ken. ik wil dat er binnen een uur een eenheid cavalerie klaarstaat om aan te vallen.'

'En wie denkt u op die aanval te sturen, koningin?' Iedereen wist wat de voormalige generaal Leiden met die vraag bedoel­de. Hij vroeg wie ze de dood zou insturen.

'Er zullen twee vleugels zijn. Een om ongezien om het kamp van de Or­de heen te trekken zodat die hen vanuit het zuiden kan aanvallen, waar ze het het minst zullen verwachten, en een andere vleugel die achterblijft totdat de eerste op zijn plaats is en dan vanaf deze kant oprukt, vanuit het noorden. Ik ben van plan flink wat van hun bloed te laten vloeien voordat we naar bed gaan.'

Ze keek de nieuwe luitenant Leiden in de ogen en beantwoordde zijn vraag, ik zal de zuidelijke vleugel aanvoeren.'

Iedereen behalve de nieuwe generaal begon te protesteren. Leiden klonk boven de rest uit.

'Koningin, waarom wilt u dat we mannen verzamelen voor een cavalerieaanval?' Hij wees naar de muur van mannen achter haar, allemaal op een paard; allemaal Galeanen, de traditionele vijanden van de mensen uit Kelton, Leidens vaderland. 'Als we hen hebben?' 'Deze mannen zullen helpen dit leger weer op poten te zetten door de­genen die nu dienst hebben af te lossen, zodat die de nodige rust kun­nen nemen, kunnen helpen met het graven van verdedigingsgreppels en in kunnen vallen waar ze nodig zijn. De mannen die met bloed bevlekt zijn, zijn degenen die moeten gaan slapen met de zoete smaak van wraak. Ik zou de D'Haranen niet durven ontzeggen waar ze recht op hebben.' Er ging gejuich op.

Zedd dacht dat als oorlog waanzin was, de waanzin zojuist zijn mees­teres had gevonden.

Generaal Meiffert deed een stap in haar richting, ik zorg dat mijn bes­te mannen binnen het uur klaarstaan, Biechtmoeder. Iedereen zal willen gaan; ik zal veel vrijwilligers teleur moeten stellen.' Kahlans gezicht werd zachter toen ze knikte. 'Ga uw mannen voor de noordelijke vleugel uitkiezen, generaal.' ik zal de noordelijke vleugel aanvoeren, Biechtmoeder.' Kahlan glimlachte. 'Uitstekend.'

Ze gaf de Galeaanse troepen opdracht hun taken te gaan vervullen. Met een uitgestoken wijsvinger stuurde ze iedereen weg behalve het kringe­tje om haar heen, en dat riep ze dichterbij.

'Hoe zit het met Richards waarschuwing om de Orde niet rechtstreeks aan te vallen?' vroeg Verna.

ik weet nog heel goed wat Richard heeft gezegd. Ik zal hun hoofdmacht niet rechtstreeks aanvallen.'

Zedd veronderstelde dat ze het inderdaad nog goed wist. Zij was erbij geweest toen Richard het zei; de anderen niet. Zedd sneed een gevoelig onderwerp aan.

'De kern van het leger zal zich in het midden bevinden, goed beschermd. Aan de randen zullen natuurlijk verdedigingstroepen zijn, maar in de achterhoede, aan de zuidkant, waar jij aanvalt, zullen zich voorname­lijk degenen bevinden die met het kamp meereizen.' 'Dat kan me weinig schelen,' zei ze met koude razernij. 'Als ze bij de Or­de zijn, dan zijn ze de vijand. Er zal geen genade zijn.' Ze keek naar haar nieuwe generaal terwijl ze haar instructies gaf. 'Het kan me niet schelen of we hun hoeren of hun generaals doden. Ik wil elke bakker en kok net zo dood als elke officier en boogschutter. Met iedere volger van het kamp die we doden, ontnemen we hun de gemakken die ze hebben. Ik wil hun alles afnemen, inclusief hun leven. Is dat begrepen?' Generaal Meiffert knikte. 'Geen genade. Wij zullen u niet tegenspreken, Biechtmoeder; dat is de D'Haraanse gedragscode bij oorlogsvoering.' Zedd wist dat in tijden van oorlog Kahlans manier meestal de enige was waarop je kon winnen. De vijand zou geen genade kennen, en zou die zelf niet nodig hebben als hij niet had aangevallen. Iedere hoer en mars­kramer koos er zelf voor deel uit te maken van die invasie, om zoveel mogelijk te profiteren van het bloed dat de Orde zou vergieten en de buit die ze zou morsen.

Verna nam het woord. 'Biechtmoeder, Ann was op weg naar Richard

en jou. We hebben meer dan een maand geleden voor het laatst van haar gehoord. Heb je haar gezien?'

'Ja.'

Verna likte behoedzaam langs haar lippen bij de staalharde blik in Kah­lans ogen. 'Was alles goed met haar?' 'De laatste keer dat ik haar zag wel.'

'Weet je misschien waarom ze ons geen bericht meer heeft gestuurd?' 'Ik heb haar reisboekje in het vuur gegooid.'

Verna deed een stap naar voren en maakte aanstalten Kahlan bij de schouder te grijpen. Cara's Agiel kwam als een bliksemflits omhoog en versperde haar de weg.

'Niemand raakt de Biechtmoeder aan.' Cara's koude blauwe ogen wa­ren net zo dreigend als haar woorden. 'Is dat duidelijk? Niemand.' 'Er staan hier een Mord-Sith en een Biechtmoeder voor jullie, allebei in een zeer slechte bui,' zei Kahlan met kalme stem. 'Ik raad jullie aan ons geen excuus te geven om ons humeur te verliezen, anders zul je misschien niet meer meemaken dat we het terugvinden.'

Zedds vingers zochten Verna's arm en trokken haar zachtjes achteruit. 'We zijn allemaal moe,' zei hij. 'We hebben al genoeg problemen met de Orde.' Hij wierp Kahlan een dreigende blik toe. 'Maar hoe moe of ver­drietig we ook zijn, laten we niet vergeten dat we allemaal aan dezelfde kant staan.'

Kahlans blik vertelde hem dat ze wel wat tegen die bewering had in te brengen, maar ze zei niets.

Verna veranderde van onderwerp. 'Ik zal wat mensen met de gave ver­zamelen om met jullie mee te gaan op de aanval.' 'Dank je, maar we zullen geen begiftigden meenemen.' 'Maar je zult ze toch in elk geval nodig hebben om in het donker de weg te vinden.'

'We kunnen onze weg vinden door de kampvuren van de vijand.' 'Kahlan,' zei Zedd, in de hoop wat gezond verstand in te kunnen bren­gen, 'de Orde zal mensen met de gave hebben, onder wie Zusters van de Duisternis. Je zult bescherming tegen hen nodig hebben.' 'Nee. Ik wil geen mensen met de gave meenemen. Ze verwachten dat er bij elke aanval van ons begiftigden zullen zijn. Hun begiftigden zullen uitkijken naar magische schilden. Als ze ruiters zien zonder magie te voe­len, zullen ze die minder serieus nemen. We zullen verder kunnen door­dringen en meer bloed kunnen vergieten zonder begiftigden bij ons.' Verna zuchtte bij zoveel domheid, maar protesteerde niet. Generaal Meiffert waardeerde haar plan. Zedd wist dat ze gelijk had over dat ver­der doordringen, maar hij wist ook dat heelhuids terugkomen moeilij­ker zou zijn, als de vijand hen eenmaal in de gaten had.

'Zedd, ik heb wel iets van magie nodig.'

Hij krabde gelaten aan zijn voorhoofd. 'Wat wil je dat ik doe?'

Kahlan wees naar de grond. 'Zorg dat dat stof licht geeft. Ik wil dat het duidelijk zichtbaar is in het donker, en dat het kleverig is.'

'Hoe lang?'

Ze haalde haar schouders op. 'De rest van de nacht zou genoeg zijn.' Nadat Zedd een web had gesponnen over het stoffige stukje grond en het een groene gloed had gegeven, bukte Kahlan zich en haalde haar hand erdoorheen. Ze liep naar de achterkant van haar paard en sloeg haar hand tegen beide flanken, zodat er twee opgloeiende groene hand­afdrukken achterbleven op zijn achterkant. 'Wat doe je?' vroeg Zedd.

'Het is donker. Ik wil dat ze me kunnen zien. Ze kunnen niet achter me aan komen als ze me in het donker niet kunnen vinden.' Zedd zuchtte bij die waanzin.

Generaal Meiffert hurkte neer en wreef zijn hand door het lichtgevende stof. ik zou ook niet graag willen dat ze me in het donker over het hoofd zagen.'

'Zorg dat u uw hand wast voordat we gaan,' zei ze. Nadat ze haar plan had uitgelegd aan de nieuwe generaal, vertrokken Kahlan, Cara en generaal Meiffert om aan het werk te gaan. Voordat ze de kans kregen ver te komen, hield Zedd Kahlan tegen met een zacht gesproken vraag.

'Kahlan, heb je enig idee hoe we Richard terug kunnen krijgen?' Ze keek hem onverschrokken aan. 'Ja. Ik heb een plan.' 'Zou je me dat willen vertellen?'

'Het is heel eenvoudig. Ik ben van plan iedere man, iedere vrouw en ie­der kind van de Imperiale Orde te doden totdat ik bij de allerlaatste kom die nog leeft, en als ze hem dan niet teruggeeft, dood ik haar ook.'