45
Nicci was moe, ze had het koud en was het zat. Ze wilde een kamer. Ze had Richard naar de kern van het rijk in Altur'Rang gebracht, omdat ze hem wilde confronteren met de rechtvaardigheid van de Orde. Ze wist dat Richard een man was van grote morele integriteit, en ze wilde zien hoe hij zou reageren als hij de onweerlegbare goedheid van de bedoelingen van zijn vijand zou inzien.
Ze wilde dat Richard leerde hoe moeilijk het voor gewone mensen was om te leven, om zich te redden in de wereld. Ze was er nieuwsgierig naar hoe het hem onder dezelfde omstandigheden zou vergaan; ze wilde hem als het ware in het vuur gooien en zien hoe hij op de hitte reageerde. Ze had verwacht dat hij zo langzamerhand wel verontrust en gefrustreerd zou zijn. Maar hij bleef kalm en onverstoord.
Ze had gedacht dat hij woedend zou worden als hij hoorde wat hij moest doen om een baan te krijgen. Integendeel. Hij had die meneer Grondel aangehoord, die de vrijwel onmogelijke taak uiteen had gezet van iemand die aan werk wilde komen. Nicci had verwacht dat hij die opgeblazen ambtenaar een oplazer zou verkopen; in plaats daarvan had Richard hem opgewekt bedankt. Het was alsof de dingen waar hij zo naïef voorstander van was geweest, die hij zo zelfzuchtig had verdedigd toen ze hem eerder had meegemaakt, nu geen belang meer voor hem hadden. Toen ze zijn lerares was geweest in het Paleis van de Profeten, had hij elke keer dat ze dacht te weten hoe hij zou reageren, iets gedaan dat ze nooit had verwacht. Dat deed hij nu ook, maar op een net iets andere manier. Wat vroeger bij wijze van spreken spontane jeugdige opstandigheid was geweest, was veranderd in de gevaarlijke onderzoekendheid van een roofdier. Alleen de ketenen rond zijn hart weerhielden hem ervan zijn klauwen naar haar uit te slaan.
Toen Nicci Richard gevangennam, had ze een glimp opgevangen van een beeldje van een fiere vrouw, dat in het raam van zijn huis stond. Nicci had onmiddellijk geweten, zo zeker als ze wist dat op de dag de nacht zou volgen, dat Richard het had gemaakt; ze herkende er zijn unieke visie in. Het beeldje was het tastbare bewijs van een verborgen kant van zijn gave; een vorm van tegenwicht voor zijn vermogen tot oorlog voeren, maar ze kon er geen magie in ontwaren.
Omdat ze wist dat Richard het had gemaakt, had Nicci verwacht dat hij geïnteresseerd zou zijn in de baan als beeldhouwer die hem in Tanimura was aangeboden. Hij sloeg het aanbod af. Hij werd slechtgehumeurd en zei dagenlang nauwelijks een woord.
In elke nieuwe stad waar ze doorheen kwamen, zag ze hem naar de beelden en reliëfs kijken. Aangezien hij ook sculpturen maakte, verwachtte ze dat hij die scheppingen fascinerend zou vinden. Dat was niet het geval. Ze begreep er niets van. Ze waren geen van alle zo goed gemaakt als dat van hem, dat was zeker, maar het waren toch sculpturen en ze had gedacht dat hij er op zijn minst in geïnteresseerd zou zijn. Ze was verbijsterd door zijn slechte humeur, elke keer als hij ze zag. Op een keer had ze een omweg genomen, puur en alleen om hem een beroemd stadsplein te laten zien, en het heroïsche kunstwerk dat daar fier in het midden stond. Ze had gedacht hem een beetje op te vrolijken door hem dat wijd en zijd geprezen werk te laten zien. Hij werd er niet vrolijk van. Verrast had ze hem gevraagd waarom hij het beeld, dat Gekweld visioen heette, zo weinig leek te waarderen. 'Het is de dood,' had hij met een afstandelijke weerzin gezegd terwijl hij zich afkeerde van het algemeen bewonderde werk. Het was een groots tafereel van een groep mannen, van wie sommigen bij zichzelf de ogen uitstaken nadat ze het volmaakte Licht van de Schepper hadden gezien. Andere mannen, onder aan het beeld, die zichzelf niet hadden verblind, werden verscheurd door beesten uit de onderwereld. De dienaren van de Wachter deinsden terug van de blinde mannen, die jammerden over wat ze hadden gezien voordat ze zich hun eigen gezichtsvermogen hadden benomen.
'Nee,' zei Nicci, en ze probeerde niet te lachen en hem daarmee te vernederen vanwege zijn onwetendheid. In plaats daarvan trachtte ze zijn visie op het beroemde werk vriendelijk te corrigeren door het aan hem uit te leggen.
'Het is de verbeelding van de onwaardige natuur van de mensheid. Het toont mannen die zojuist getuige zijn geweest van Zijn volmaakte Licht, en daarmee hebben kunnen zien hoe uitzichtloos de verdorvenheid van de mens is. Dat ze hun eigen ogen uitsteken, laat zien hoe volmaakt de Schepper is, zodat ze het niet meer konden verdragen om zichzelf waar te nemen.
De mannen in het beeld zijn helden, omdat ze ons laten zien dat we er niet hoogmoedig naar moeten streven om boven onze verdorven essentie uit te stijgen, want dan zouden we de zonde begaan onszelf met de Schepper te vergelijken. Het laat zien dat we niets meer zijn dan anonieme, onbetekenende deeltjes van het grotere geheel van de mensheid, die door Hem is geschapen, en dat één enkel leven dus nooit van belang kan zijn. Dit werk leert ons dat alleen de samenleving als geheel de moeite waard is. Degenen onderaan, daar, die zich niet aansluiten bij hun medemensen en zich niet verblinden, ondergaan hun akelige, eeuwigdurende lot in handen van de Wachter.
Snap je het nu? Het is een eerbewijs aan de mens als het onvolmaakte wezen dat hij is, om ons te doen inzien dat ieder van ons zich moet wijden aan het welzijn van onze medemens, omdat dat de enige manier is om goed te doen en de schepping van de Schepper - onszelf - eer te bewijzen. Dus het gaat helemaal niet over de dood, snap je, maar over de ware aard van het leven.'
Nicci had geleerd dat het beeld stichtend was voor de mensen, aangezien het alles bevestigde waarvan ze wisten dat het waar was. In haar hele leven had ze zich nooit kleiner gevoeld dan onder de blik die Richard haar nu toezond.
Nicci slikte van ontsteltenis over de blik in zijn ogen; die was het volledige tegendeel van het ongrijpbare aspect van hem waarnaar ze op zoek was. Zonder een woord te zeggen, had hij ervoor gezorgd dat ze niets liever wilde dan onder een rotsblok wegkruipen en sterven. Ze had geen idee hoe hij het deed, maar hij gaf haar het gevoel dat ze het leven niet waardig was. Op een verbijsterende manier voelde ze zich door die blik net zo blind als de mannen in het beeld. Hij had geen woord gezegd, maar het duurde dagen voordat ze zich er weer toe kon zetten hem in de ogen te kijken.
Soms leek Richard meegaand als ze verzet verwachtte, en emotioneel als ze onverschilligheid verwachtte. Ze begon zich af te vragen of ze zich had vergist toen ze dacht dat er iets speciaals aan hem was. Eenmaal had ze de hoop zelfs opgegeven dat er echt iets in hem was dat het waard was ontdekt te worden. Ze had toegekeken hoe hij sliep en was zo terneergeslagen geweest omdat ze had durven hopen een betekenis van het leven te vinden die verder ging dan wat haar moeder haar had geleerd, dat ze bedroefd had besloten om de volgende dag, nadat ze de plek hadden bezocht waar ze was opgegroeid, een einde te maken aan de hele zinloze onderneming en terug te gaan naar Jagang. Maar nadat ze naar de zaak van haar vader waren geweest, had ze opnieuw die eigenschap in zijn grijze ogen gezien en wist ze heel zeker dat ze zich niet had vergist.
Deze dans was nog maar net begonnen.
Terwijl ze door de schemerige gang van een pension liepen, gebaarde ze naar Richard dat hij opzij moest gaan. Nicci wilde deze kamer. Ze wilde kunnen liggen op een plek waar het droog was en gaan slapen. Ze klopte resoluut met haar knokkels op een deur die eruitzag alsof die uit elkaar zou vallen als ze niet voorzichtig was.
Ze tuurde naar de lijst die ze bij zich had en stopte die toen in haar ransel terwijl ze wachtte totdat de deur openging. Het pension zou, net als alle andere waar ze waren geweest, kamers moeten verhuren aan mensen die nieuw waren in de stad. De keizer had arbeiders nodig. In gedachten stelde ze zich voor dat dit de plek zou zijn. Ze staarde naar een vlek op de bleekgroene pleisterkalk. Ze stelde zich voor dat ze de theekleurige vlek, in de vorm van het achterdeel van een paard met zijn staart in de lucht, elke dag zou zien terwijl ze haar leven leidde. Ze stelde zich voor dat Richard elke dag langs de vlek zou lopen als hij naar zijn werk ging, en elke avond als hij weer thuiskwam. Net als alle andere mensen moesten doen.
Richard keek naar de trap naast de deur waar Nicci opnieuw op klopte. Ze keken tegen de achterkant van de treden aan. Ze begreep niet waarom hij juist die richting op keek, maar ze nam zijn intuïtie serieus. Zo te zien aan zijn gezicht, beviel de schemerige trap hem niet. Als Zuster van de Duisternis was ze niet snel onder de indruk van de eenvoudige dingen die andere mensen angst aanjoegen. Ze klopte opnieuw.
Binnen zei een stem hun weg te gaan.
'We hebben een kamer nodig,' verklaarde Nicci tegen de deur, op een toon die zei dat ze van plan was die te krijgen. Ze klopte harder. 'U staat op de lijst. We willen de kamer.'
'Het is een vergissing,' klonk de gedempte stem van binnen. 'Geen kamer.'
'Nu moet u eens even horen,' riep Nicci verontwaardigd uit, 'het is al laat...'
Drie jongemannen die ze niet had zien zitten op de trap, kwamen lefgozerig om de trapstijl heen lopen. De drie droegen geen hemd, zodat ze hun spieren konden laten zien, zoals jongemannen dat graag doen. Ze hadden alle drie een mes.
'Zo, zo,' zei een van de jongens met een brutale grijns terwijl hij haar met een wellustige blik opnam. 'Wat hebben we hier? Twee verdronken ratjes?'
ik vind dat staartje van het blonde ratje wel leuk,' gnuifde de tweede. Richard pakte haar bij de arm en nam haar zonder een woord te zeggen mee de voordeur uit, terug in de regen. Nicci treuzelde en bleef fluisterend protesteren tot ze buiten waren. Ze kon niet geloven dat Meester Rahl zelf, de Zoeker van Waarheid en de brenger van de dood, zich liet intimideren door drie mannen... jongens, eigenlijk. Toen ze de gammele treden naar de voordeur afdaalden, trok Richard een wenkbrauw naar haar op en boog zijn hoofd naar haar toe. 'Je hebt geen kracht, weet je nog? We zitten niet op dit soort moeilijkheden te wachten. Ik zou niet graag worden neergestoken voor een kamer. Dit gevecht is het niet waard. Weten wanneer je niet moet vechten is net zo belangrijk als weten hoe je het moet doen.'
Nicci wilde de kamer, maar ze gaf uiteindelijk toe dat Richard waarschijnlijk gelijk had. De drie spottend grijnzende jongens hingen rond de deur, keken hen lachend na en riepen Richard scheldwoorden na. Ze vonden hen blijkbaar niet belangrijk genoeg om voor de regen in te gaan. Ze had meer van dat soort jongemannen gezien. Deze generatie was niet anders dan alle voorgaande: arrogant, agressief en vaak gevaarlijk. Het waren in elk geval goede soldaten voor het leger van Jagang. Richard voerde haar haastig mee door de straat. Hij stak een paar nauwe steegjes door en sloeg een paar keer op goed geluk een hoek om, om ervoor te zorgen dat ze niet werden gevolgd.
De stad Altur'Rang leek oneindig groot. Met het donkere weer en de regen was het zicht beperkt. De lukraak aangelegde straten en zijweggetjes vormden een verwarrende doolhof. Het was vele jaren geleden dat ze hier voor het laatst was geweest. Ondanks alle inspanningen van de Orde, beleefde de stad toch moeilijke tijden. Ze moest er niet aan denken hoe het geweest zou zijn als de Orde er niet was geweest om te helpen.
Toen ze op een bredere straat uitkwamen, vonden ze beschutting onder een vooruitstekend dakje, samen met wat anderen die probeerden droog te blijven. Nicci sloeg haar armen om zich heen tegen de kou. Richard keek samen met de anderen die weggedoken stonden onder het afdakje naar de wagens die af en toe langsreden door de modderige straat. Ze begreep niet hoe Richard warm bleef in dit weer. Maar ze waardeerde zijn warmte, toen ze in de drukte tegen hem aan werd geduwd. Richard keek even op haar neer en zag dat ze huiverde, maar hij kon zich er niet toe zetten om een arm om haar heen te slaan om haar te warmen. Ze vroeg het niet.
Nicci zuchtte; het bleef nooit lang koud in de Oude Wereld. Over een dag of twee zou het weer warm en benauwd zijn. Toen ze in de bouwval van haar vaders bedrijf waren, had Richard vlak voordat ze er weggingen gekeken alsof hij bijna zijn armen om haar heen wilde slaan om haar te troosten. Hoezeer hij haar ook haatte, hoezeer hij bij haar weg wilde komen, hij had toch met haar te doen.
Toen ze in de ruïne stond, had Nicci de herinneringen door haar heen laten stromen en had ze zich verlustigd in het intense verdriet. Richard keek aandachtig ergens naar. Ze volgde zijn blik en zag dat een wagen niet veel verder in de straat vreemd wiebelend bewoog. Vlak nadat ze dat had geconstateerd, brak met een luid gekraak het wiel. Als gevolg van de druk die erop had gestaan doordat de wagen was weggegleden en scheefgetrokken in de voren, waren de spaken geknapt onder de zware lading. De zijkant van de wagenbak raakte met een plons de grond. Mensen op het trottoir werden met modder bespat. Ze vervloekten de twee mannen in de wagen. Het span van vier paarden kwam met veel moeite tot stilstand toen de as brak door de ongelijkmatige belasting, waardoor ook de spaken van het goede achterwiel knapten. De hele achterkant van de wagen viel in de modder. De twee mannen klommen eraf om de schade op te nemen. De broodmagere voerman vloekte en trapte naar het gebroken wiel, dat scheef op de grond lag. De andere man, kleiner en gezet, controleerde rustig de rest van de wagen en de lading.
Met een frons van nieuwsgierigheid wenkte Richard Nicci om mee te komen terwijl hij door de straat naar de wagen liep. Ze ging met tegenzin, want ze was liever onder het afdakje blijven staan. 'We moeten wel,' zei de forse man met kalme beslistheid. 'Het is maar een klein stukje.'
De ander vloekte opnieuw. 'Het is niet mijn werk, Ishaq, en dat weet je. Ik doe het niet!'
Toen hief Ishaq in een hulpeloos gebaar zijn handen terwijl zijn koppige partner naar de voorkant van de wagen liep en het span paarden aanspoorde verder te lopen, zodat ze erin slaagden de wagen naar de zijkant van de weg te slepen, uit de weg van de andere wagens, die de straat begonnen te verstoppen. Toen hij de wagen langs de weg had staan, begon hij het span paarden los te maken.
De man die achter de wagen stond, draaide zich om en keek rond naar de mensen die toekeken.
ik heb hulp nodig,' riep Ishaq naar het kleine groepje omstanders. 'Om wat te doen?' vroeg een man die vlak bij hem stond, ik moet deze lading ijzer naar het pakhuis krijgen.' Hij rekte zijn dikke nek en wees. 'Daar; in dat bakstenen gebouw met de verbleekte rode verf aan de zijkant.' 'Hoeveel betaal je?' vroeg de man.
Ishaq begon gefrustreerd te raken toen hij een blik over zijn schouder wierp en zijn partner de paarden zag wegleiden, ik heb geen bevoegdheid om iets te betalen, niet zonder toestemming, maar ik weet zeker dat als je morgen langskomt...'
De omstanders lachten veelbetekenend en sceptisch en vervolgden hun weg. De man stond in de stortbui, tot aan zijn enkels in de modder, alleen. Hij zuchtte, keerde zich om naar zijn wagen en trok het teerkleed weg, zodat er ijzeren staven te zien waren.
Richard stapte de straat op. Nicci wilde nog wat kamers op de lijst af voordat het donker werd. Ze greep hem bij zijn mouw, maar hij wierp haar alleen maar een vermanende blik toe. Ze snoof van ongenoegen maar volgde hem toch toen hij zich een weg baande door de modder naar de man, die moeite deed een lange staaf uit de wagenbak te trekken, ishaq, is het niet?' vroeg Richard.
De man draaide zich om en knikte naar Richard. 'Dat klopt.'
'Als ik je help, Ishaq,' vroeg Richard, 'krijg ik dan echt morgen betaald?
Eerlijk zeggen.'
Ishaq, een gedrongen vent met een rare rode muts op met een smalle rand eromheen, schudde uiteindelijk berustend zijn hoofd. 'Nou,' zei Richard, 'als ik je help om deze lading naar je pakhuis te brengen, wil je mijn vrouw en ik daar dan laten slapen, zodat we vannacht een droog plekje hebben?'
De man krabde in zijn nek. ik mag er niemand binnenlaten. Wat als er iets gebeurt? Als er dingen wegraken? Dan ben ik' - hij knipte met zijn vingers - 'in een oogwenk mijn baan kwijt.'
'Alleen maar tot morgen. Ik wil haar enkel een droge plek bezorgen voordat ze ziek wordt. Ik heb niets aan ijzer. Bovendien steel ik niet.' De man krabde weer in zijn nek terwijl hij over zijn schouder naar de wagen keek. Hij wierp een blik op Nicci. Ze huiverde en dat was niet gespeeld. Hij keek Richard doordringend aan.
'Eén nacht in het pakhuis slapen is geen eerlijke prijs voor het vervoeren van al dit spul. Het zal uren kosten.'
'Als jij ermee akkoord gaat en ik ook,' zei Richard boven het geluid van de regen uit, 'dan is het een eerlijke prijs. Ik heb niet om meer gevraagd, en ik ben bereid het voor die prijs te doen.'
De man staarde Richard aan alsof hij gek was. Hij trok zijn rode muts af en krabde in zijn donkere haardos. Hij schudde zijn natte haar naar achteren en zette de muts terug.
'Jullie moeten eruit zijn als ik morgenochtend vroeg met een nieuwe wagen kom. Ik zou problemen kunnen krijgen...'
ik zorg dat je geen problemen krijgt over mij. Als ik betrapt word, zeg ik dat ik heb ingebroken.'
De man dacht er even over na, met een verbaasd gezicht over de laatste toezegging die Richard had gedaan om de zaak rond te maken. De man keek nog een keer over zijn schouder naar de lading, en knikte toen instemmend.
Ishaq hees een lange stalen staaf omhoog en duwde zijn schouder eronder. Richard tilde er twee op en strekte zijn arm naar voren om ze in evenwicht te houden; hij liet het zware staal op de gespannen spieren van zijn schouder rusten.
'Kom mee,' zei hij tegen Nicci. 'Laten we binnen een plekje voor je zoeken, zodat je kunt opdrogen en warm worden.'
Ze probeerde een stalen staaf op te tillen om te helpen, maar die was te zwaar voor haar. Er waren momenten waarop Nicci haar kracht miste. Maar ze kon die in elk geval voelen door de verbinding met de Biechtmoeder. Ze liep naast Richard achter de man aan naar de droge ruimte die Richard zojuist voor haar had verworven.
De volgende dag begon met een blauwe lucht. Maar er druppelde nog steeds regenwater van de dakranden. De vorige avond, terwijl Richard Ishaq hielp de lading het pakhuis in te brengen, had Nicci een dun touw dat Richard in zijn ransel had tussen rekken gespannen, zodat ze hun natte spullen kon ophangen. Die ochtend waren de meeste van hun kleren redelijk droog.
Ze hadden op houten laadborden geslapen; de enige andere keus was de vuile vloer geweest. Alles rook naar ijzerstof en was bedekt onder een dun zwart laagje. Er was niets in het pakhuis om hen warm te houden, afgezien van de ene lantaarn die Ishaq bij hen had achtergelaten en waar Nicci haar handen bij kon warmen. Ze hadden zo goed en zo kwaad als het ging geslapen in hun natte kleren. Die ochtend waren ook die redelijk droog.
Het grootste deel van de nacht had Nicci niet geslapen, maar ze had bij het licht van die lantaarn, terwijl ze haar handen warmde, zitten kijken hoe Richard sliep en aan zijn grijze ogen zitten denken. Het was een schok geweest om die ogen in de zaak van haar vader te zien. Dat had een stroom van herinneringen teruggebracht.
Richard opende de deur van het pakhuis net genoeg om zich erdoor te kunnen wurmen en droeg hun spullen naar buiten, de dageraad in. De hemel boven de stad zag eruit alsof hij roestig was. Hij liet haar achter om op hun spullen te letten terwijl hij terug naar binnen ging om de deur van binnenuit af te sluiten. Ze kon hem over de rekken in het pakhuis horen klimmen om bij een raam te komen. Hij moest op de grond springen. Toen Ishaq ten slotte met de nieuwe wagen de straat inkwam, zaten Richard en Nicci op een kort muurtje langs de oprit naar de deuren van het pakhuis. Toen de wagen langs hen het terrein voor het gebouw opreed en tot stilstand kwam voor de dubbele deuren, zag Nicci dat de voerman die Ishaq de voorgaande avond in de steek had gelaten aan de teugels zat.
De slungelige voerman zette de wagen op de rem en nam hen argwanend op.
'Wat moet dat?' vroeg hij Richard.
'Het spijt me dat ik u stoor,' zei Richard, 'maar ik wilde hier zijn voordat u openging, zodat ik kon informeren of er misschien werk voor me is.'
Ishaq wierp een blik op Nicci en zag dat ze was opgedroogd. Hij keek naar de afgesloten deur en besefte dat Richard woord had gehouden en ervoor had gezorgd dat hij geen problemen kon krijgen doordat hij iemand in het pakhuis had laten slapen.
'We kunnen geen mensen aannemen,' zei de voerman. 'Je moet naar het kantoor gaan en je naam op de lijst laten zetten.' Richard zuchtte. 'Ik snap het. Nou, dank u, heren. Ik zal het proberen. Allebei een prettige dag gewenst.'
Nicci was het aan Richards stem gaan horen als hij iets in zijn schild voerde. Hij keek de straat eerst naar de ene kant en toen naar de andere kant in, alsof hij de weg kwijt was. Hij was nu zeker iets van plan. Hij leek Ishaq de gelegenheid te geven hem meer te bieden dan hij voor de hulp had gegeven. Ishaq had Richard de vorige avond tweemaal zoveel lading laten dragen als hij zelf had gedaan. Richard had dat zonder een woord van protest gedaan.
Ishaq schraapte zijn keel. 'Wacht even.' Hij klom van de wagen om de deur van het slot te halen, maar bleef voor Richard staan. 'Ik ben de ladingmeester. We hebben nog een man nodig. Je ziet eruit alsof je een sterke rug hebt.' Met de teen van zijn laars tekende hij een plattegrondje in de modder. 'Ga naar het kantoor' - hij hief zijn duim over zijn schouder - 'deze straat uit, derde zijstraat naar rechts, dan langs zes zijstraten.' Hij tekende een x in de modder. 'Daar is het kantoor. Laat je naam op de lijst zetten.'
Richard glimlachte en boog zijn hoofd. 'Dat zal ik doen, meneer.' Nicci wist dat Richard zich Ishaqs naam wel herinnerde, maar dat hij deed alsof vanwege de voerman, die Richard niet vertrouwde, nadat de man zijn partner de avond tevoren in de steek had gelaten. Wat Richard niet begreep, was dat de voerman alleen had gedaan wat hij hoorde te doen. Het was niet toegestaan om het werk over te nemen dat anderen toebehoorde. Dat was stelen. De lading was de verantwoordelijkheid van de ladingmeester, niet van de voerman.
'Ga je eerst inschrijven bij de transportarbeidersgroep,' zei Ishaq tegen Richard. 'Betaal je contributie. Ze hebben een kantoor in hetzelfde gebouw. Dan ga je je naam op de lijst zetten voor de baan. Ik zit in de burgerarbeidersgroep die voor de beoordelingscommissie moet komen om nieuwe aanvragen te overwegen. Jij hoeft niets te doen, alleen buiten te wachten. Als we bijeenkomen, later op de dag, zal ik garant voor je staan.'
De voerman boog zich opzij en spoog over de zijkant van de wagen. 'Waarom zou je dat doen, Ishaq? Je kent die kerel niet eens.' Ishaq keek met een frons op naar de voerman. 'Heb jij bij het kantoor iemand gezien die zo groot was als deze vent? We hebben nog een lader nodig voor het pakhuis. We zijn net een man kwijtgeraakt en hebben vervanging nodig. Wil je dat ik word opgescheept met een mager oud mannetje, zodat ik al het werk moet doen?' De voerman grinnikte. 'Lijkt me niet.'
Ishaq gebaarde naar Nicci. 'Bovendien, kijk eens naar zijn jonge vrouw. Ze heeft wat meer vlees op haar botten nodig, vind je niet? Het lijkt me een aardig jong stel.'
De voerman spoog opnieuw over de rand van de wagen. 'Zal wel.' Ishaq maakte terloops een handgebaar naar Richard terwijl hij naar de deur van het pakhuis liep om die open te maken. 'Zorg dat je er bent.' ik zal er zijn.'
Ishaq bleef staan en draaide zich om. 'Dat vergeet ik bijna; hoe heet je?' 'Richard Cypher.'
Ishaq gaf hem een knikje en draaide zich weer naar de deur. ik ben Ishaq. Dan zie ik je vanavond, Richard Cypher. Laat me niet zitten, hoor je? Als je lui blijkt te zijn en me laat zitten, gooi ik je in de rivier met een ijzeren staaf om je nek geknoopt.'
ik laat je niet zitten, Ishaq.' Richard glimlachte, ik kan goed zwemmen, maar zo goed nou ook weer niet.'
Toen ze een tijdlang zwijgend door de modderige straten liepen om wat te eten te zoeken voordat ze naar de kantoren gingen om op de lijst te komen voor werk, vroeg Richard: 'Wat is er?'
Nicci schudde vol weerzin haar hoofd. 'Gewone mensen hebben niet zoveel geluk als jij, Richard. Gewone mensen lijden en worstelen terwijl jij door je geluk een baantje vindt.'
'Als het geluk was,' vroeg Richard, 'hoe kan het dan dat mijn rug pijn doet van al die ijzeren staven naar het pakhuis brengen?'