15
Langs de andere soldaten was het Zeddicus Zu'l Zorander gelukt zich een weg te praten en glimlachen, maar deze waren niet onder de indruk van zijn verklaring dat hij Richards grootvader was. Hij veronderstelde dat hij het kamp beter bij daglicht binnen had kunnen gaan - dat zou veel van de achterdocht hebben voorkomen - maar hij was moe en had niet gedacht dat het zoveel moeite zou kosten. De soldaten waren terecht achterdochtig, en dat deed hem veel genoegen, maar hij was moe en had belangrijker dingen te doen dan vragen te beantwoorden; hij wilde ze juist stellen.
'Waarom wilt u hem spreken?' herhaalde de grootste wachter. 'Dat zei ik toch, ik ben Richards grootvader.'
'Dat is die Richard Cypher, waar u het over heeft, over wie u nu beweert...'
'Ja, ja, zo heette hij toen hij opgroeide en ik ben gewend hem zo te noemen, maar ik bedoelde degene die nu Richard Rahl is. Je weet wel, Meester Rahl, jullie aanvoerder? Ik zou denken dat het feit dat ik de grootvader ben van zo'n belangrijk iemand als jullie Meester Rahl me wel wat respect zou mogen opleveren. Misschien zelfs een warme maaltijd.' ik zou wel kunnen beweren dat ik de broer van Meester Rahl ben,' zei de man, terwijl hij het bit van Zedds paard stevig vasthield, 'maar dat betekent nog niet dat het zo is.' Zedd zuchtte. 'Een waarheid als een koe.'
Hoe ergerlijk het ook was, ergens diep in zijn binnenste was Zedd blij dat de mannen niet dom waren en zich niet gemakkelijk beet lieten nemen.
'Maar ik ben ook een tovenaar,' vervolgde Zedd, en hij trok zijn wenkbrauwen omlaag om een dramatisch effect te bereiken. 'Als ik kwaad in de zin had, zou ik jullie gewoon in rook kunnen doen opgaan en mijn weg vervolgen.'
'En als ik kwaad in de zin had,' zei de man, 'zou ik het signaal kunnen geven - nu we u zo dichtbij hebben laten komen dat u volledig omsingeld bent - en het tiental boogschutters dat zich om u heen in het donker verschuilt zou de pijlen laten vliegen die op dit moment op u gericht zijn, zoals ze dat zijn geweest sinds u ons kampement naderde.' 'Aha,' zei Zedd terwijl hij triomfantelijk een vinger opstak, 'allemaal mooi en aardig, maar...'
'En zelfs als ik zou sterven in een laatste opvlamming ten dienste van Meester Rahl, zouden die pijlen worden afgeschoten zonder dat ik er een signaal voor hoefde te geven.'
Zedd snoof en liet zijn vinger zakken, maar inwendig glimlachte hij. Hier was hij dan, Eerste Tovenaar, en als het niet een vriendschappelijk kamp was dat hij probeerde binnen te gaan, zou hij deze woordenstrijd verloren hebben van een eenvoudige soldaat. Of misschien toch niet.
'Ten eerste, sergeant, ben ik, zoals ik al zei, een tovenaar en dus wist ik van de boogschutters en heb ik al met die dreiging afgerekend door hun pijlen te betoveren zodat ze net zo zuiver en met een net zo dodelijk resultaat op hun doel zullen afgaan als een natte vaatdoek. Ik heb er niets van te vrezen. Ten tweede, zelfs als ik lieg - wat precies is wat u nu in overweging neemt - hebt u een vergissing gemaakt door me te vertellen over de dreiging, wat mij, als tovenaar van naam, in staat stelt mijn magie te gebruiken om die dreiging op te heffen.'
Er verscheen langzaam een glimlach op het gezicht van de man. 'Nou, dat is sterk.' Hij krabde op zijn hoofd. Hij keek naar zijn collega en toen weer naar Zedd. 'U hebt gelijk, dat was precies wat ik dacht: dat u zou kunnen liegen dat u al wist dat de boogschutters er waren.' 'Ziet u, jongeman? U bent niet zo slim als u dacht.' 'U hebt gelijk, meneer, dat ben ik niet. Ik ging zo op in ons gesprek en was zo onder de indruk van uw tovenaarskrachten, dat ik helemaal vergat u te vertellen over wat er verder nog in het donker op u loert...' - de soldaat fronste - 'en dat zou iets meer problemen opleveren dan simpele pijlen, durf ik wel te zeggen.'
Zedd keek de man dreigend aan. 'Nu moet u eens even horen...' 'Waarom doet u niet wat ik vraag en komt u naar beneden in het licht, waar ik u beter kan zien, om onze vragen te beantwoorden?' Met een berustende zucht steeg Zedd af. Hij gaf Spin een geruststellend tikje op haar hals. Spin, een vosmerrie, had een langpotige zwarte vlek op haar roomkleurige achterdeel, waaraan ze haar naam te danken had. Jong, sterk en met een aangenaam pittig karakter, was ze een prettige reisgezel. Ze hadden samen al heel wat meegemaakt. Zedd stapte in de knusse lichtkring rond het wachtvuur. Hij draaide zijn
handpalm naar boven en bracht een witgloeiend vlammetje tot leven net boven zijn hand. De ogen van de twee soldaten werden groot. Zedd keek hen dreigend aan.
'Maar ik heb mijn eigen vuur, als u het beter moet zien. Verduidelijkt dit de zaken, sergeant?'
'Eh... ja, inderdaad, meneer,' stamelde de man.
'Ja, dat doet het zeker,' zei een vrouw terwijl ze in het licht stapte. 'Waarom hebt u niet gewoon meteen uw Han gebruikt om een demonstratie van uw kracht te geven?' Ze gebaarde naar het donker, alsof ze anderen een teken gaf in te rukken. Ze draaide zich terug met een glimlach die niet meer dan beleefd was. 'Welkom, tovenaar.' Zedd maakte een buiging vanuit zijn middel. 'Zeddicus Zu'1 Zorander, Eerste Tovenaar, tot uw dienst...?'
'Zuster Philippa, Tovenaar Zorander. Ik ben assistente van de priores.' Ze gebaarde en de sergeant nam de teugels over van Zedd om zijn paard weg te leiden. Zedd gaf de man een klap op zijn schouder om hem te laten weten dat hij geen wrok koesterde, en gaf Spin toen een soortgelijk klopje als teken dat het in orde was om met de mannen mee te gaan. 'Behandel haar extra goed, sergeant. Spin is een vriendin.' De sergeant salueerde door zijn vuist tegen zijn hartstreek te slaan. 'Ze zal als een vriendin worden behandeld, meneer.' Nadat de soldaten Spin hadden weggeleid, zei Zedd: 'De priores? Welke?'
De Zuster, die een smal gezicht had, sloeg haar handen ineen. 'Priores Verna, natuurlijk.'
'O ja, natuurlijk. Priores Verna.'
De Zusters van het Licht wisten niet dat Ann nog leefde. Ze was in elk geval in leven geweest de laatste keer dat Zedd haar had gezien, een paar maanden geleden. Ann had in haar reisboekje aan Verna geschreven dat ze nog leefde, maar had haar ook gevraagd die informatie voorlopig voor zich te houden. Zedd had gehoopt dat Ann misschien bij het D'Haraanse legerkamp was verschenen, met haar Zusters van het Licht. Het speet hem dat dat niet was gebeurd. Dat voorspelde weinig goeds voor haar. Zedd was niet erg gesteld op de Zusters van het Licht - een levenslang verschil van mening vergat je niet gemakkelijk - maar hij was Ann gaan respecteren als een gedisciplineerde en standvastige vrouw, ook al was hij het niet eens met sommige van haar overtuigingen en doelstellingen uit het verleden. Hij wist dat Ann en hij op zijn minst veel belangrijke maatstaven deelden. Maar hij wist niet of dat ook gold voor de rest van de Zusters.
Zuster Philippa leek van middelbare leeftijd, maar bij Zusters zei dat weinig. Ze zou slechts een jaar in het Paleis van de Profeten gewoond kunnen hebben, of eeuwenlang. Met haar donkere ogen en hoge jukbeenderen had ze een exotisch uiterlijk. Net als in het Middenland waren er ook in de Oude Wereld plekken waar de mensen bijzondere fysieke kenmerken hadden. Zuster Philippa bewoog zoals vrouwen met verheven principes wel vaker deden: als een zwaan die een menselijke vorm heeft aangenomen.
'Waarmee kan ik u van dienst zijn, tovenaar Zorander?' 'Zeg maar Zedd. Is die priores van jullie wakker?' 'Ja. Deze kant op, Zedd, alsjeblieft.'
Hij liep achter de vrouw aan, die naar de donkere silhouetten van tenten schreed. 'Hebben jullie hier iets te eten?' Ze keek over haar schouder. 'Zo laat?'
'Nou, ik heb ver gereisd... Het is toch niet zo heel laat, is het wel?' In het donker nam ze hem even op. ik geloof niet dat het ooit te laat is, volgens de leer van de Schepper. En je ziet er uitgemergeld uit... van je reizen, neem ik aan.' Haar glimlach werd wat hartelijker. 'Er is altijd eten klaar; we hebben soldaten die 's nachts actief zijn en gevoed moeten worden. Ik kan vast wel iets voor je vinden.' Ze wendde haar blik weer naar het onzichtbare pad.
'Dat zou heel vriendelijk zijn,' zei Zedd op joviale toon terwijl hij boos naar haar rug keek. 'En ik ben niet uitgemergeld; ik ben pezig. De meeste vrouwen vinden slanke mannen aantrekkelijk.' is het heus? Dat heb ik nooit geweten.'
De Zusters van het Licht waren een hooghartig stelletje, dacht Zedd gekwetst. Duizenden jaren lang hadden ze hun eigen doodvonnis getekend als ze ook maar een voet in de Nieuwe Wereld zetten. Zedd was altijd iets clementer geweest... maar niet veel. In het verleden waren de Zusters alleen naar de Nieuwe Wereld gekomen om jongens met de gave te ontvoeren; ze beweerden dat ze hen redden. Het was het werk van een tovenaar om tovenaars te onderrichten. Als ze kwamen om een jongen mee terug te nemen naar de andere kant van de grote barrière, naar hun paleis, zag Zedd dat als een ernstig vergrijp.
De voorgaande winter nog waren ze om precies die reden gekomen en hadden ze Richard meegenomen. Zuster Verna was degene die hem gevangen had genomen en hem had meegevoerd naar de Oude Wereld. Onder de betovering van hun paleis had hij daar eeuwenlang kunnen blijven. Je kon het wel aan Richard overlaten om juist met de Zusters van het Licht bevriend te raken.
Zedd veronderstelde dat de Zusters en hij quitte stonden, dat zij goede redenen hadden om in negatieve termen over hem te denken. Per slot van rekening had hij de betovering vervaardigd die Richard had gebruikt om hun paleis te verwoesten. Maar Ann had geholpen, omdat ze wist dat het de enige manier was om te voorkomen dat Jagang het paleis zou innemen en de profetieën daar voor zijn eigen doelen zou aanwenden. Overal om hen heen liepen wachters, forse wachters, door het kampement. Ze droegen maliën en een leren harnas, en oogden imponerend. Ze zagen alles terwijl ze door het donker glipten. Het was betrekkelijk rustig in het kamp, gezien de afmetingen ervan. Lawaai kon de vijand een verscheidenheid aan informatie verstrekken. Het was niet gemakkelijk om ervoor te zorgen dat zo'n groot aantal manschappen zich stilhield.
'Ik ben opgelucht dat onze eerste invasie van iemand met de gave een vriendschappelijke blijkt te zijn,' zei de Zuster.
'En ik ben blij om te zien dat degenen met de gave helpen de wacht te houden. Maar er kunnen vijandelijke invallen zijn die de gewone wachtposten niet zouden herkennen.' Zedd vroeg zich af of ze echt voorbereid waren op dat soort moeilijkheden.
'Als er magie mee gemoeid is, zijn wij er om dat te ontdekken.' 'Ik veronderstel dat je me de hele tijd al in de gaten had.' 'Inderdaad,' zei Zuster Philippa. 'Vanaf het moment dat je over die heuvelrug kwam, daar.'
Zedd krabde aan zijn kaak. 'Echt waar? Van zo ver weg?'
Met een voldane grijns zei ze: 'Van zo ver weg.'
Hij tuurde over zijn schouder de duisternis in. 'Jullie allebei. Heel goed.'
Ze bleef staan en draaide zich naar hem om. 'Allebei? Wist je dat we met zijn tweeën naar je keken?'
Zedd glimlachte onschuldig. 'Maar natuurlijk. Jij keek alleen maar. Zij volgde je op enige afstand en bereidde een gemenigheidje voor, voor het geval ik vijandelijk zou zijn.'
Zuster Philippa knipperde verbaasd met haar ogen. 'Opmerkelijk. Voelde je dat ze haar Han aanraakte? Van die afstand?' Zedd knikte vol genoegen. 'Ze hebben me geen Eerste Tovenaar gemaakt enkel omdat ik pezig ben.'
Eindelijk zag Zuster Philippa's glimlach er oprecht uit. 'Ik ben blij dat je als vriend bent gekomen en niet als iemand die kwaad wilde.' De vrouw wist niet half hoe waar dat was; Zedd had ervaring met de onaangename, akelige aangelegenheid die magie in oorlogstijd was. Toen hij in de buurt van hun kamp was gekomen, had hij de gaten in hun verdediging gezien, en de zwakheden in de manier waarop ze hun gave inzetten. Ze dachten niet zoals hun vijand zou denken. Als hij kwaadwillig was geweest, zou het hele kamp nu in opschudding verkeren, ondanks hun voorbereidingen op lieden zoals hij.
Zuster Philippa draaide zich terug naar de duisternis om hem verder te leiden. Het was een beetje vreemd voor Zedd om door een D'Haraans kamp te lopen, hoewel hij wist dat ze nu aan dezelfde kant vochten. Hij had een groot deel van zijn leven doorgebracht in de overtuiging dat D'Haranen vijanden waren op leven en dood. Richard had dat allemaal veranderd. Zedd zuchtte. Soms verwachtte hij dat Richard bevriend zou raken met de donder en de bliksem en hen allebei te eten zou vragen. Donkere silhouetten van tenten en wagens doemden overal om hem heen op. Strijdwapens stonden rechtop in keurige rijen klaar, voor het geval ze plotseling nodig zouden zijn. Sommige soldaten snurkten en sommige zaten in het donker zachtjes te praten of te lachen, terwijl andere door de inktzwarte nacht patrouilleerden. Die kwamen zo dicht langs Zedd dat hij hun adem kon ruiken, maar in het donker kon hij hun gezicht niet zien.
Bij elke mogelijke toegangsweg waren goed verborgen schildwachten geposteerd. Er waren heel weinig vuren in het kamp, en dat waren dan nog voornamelijk wachtvuren die zich op enige afstand van de hoofdmacht bevonden, waardoor het kamp een donker gat in de nacht was. In sommige legers werd er 's nachts heel wat werk verzet, vooral reparaties of het vervaardigen van noodzakelijke spullen, en konden de mannen doen wat ze wilden. Deze mannen bleven de hele nacht stil, zodat toekijkende ogen en luisterende oren een invallend leger niet veel zouden helpen. Dit waren goed getrainde, gedisciplineerde, professionele soldaten. Van een afstand was het moeilijk om de omvang van het kamp in te schatten. Het was in elk geval enorm.
Zuster Philippa bracht Zedd naar een flinke tent, hoog genoeg om in te staan. Het licht van lampen die binnen hingen, gaven het dak en de muren van canvas een zachte amberkleurige gloed. Ze dook onder een tentlijn door en stak haar hoofd door de opening naar binnen, ik heb hier een tovenaar die de priores wil spreken.' Zedd hoorde een gedempte, verbaasde reactie vanbinnen. 'Ga maar naar binnen.' Zuster Philippa glimlachte terwijl ze hem een duwtje tegen zijn rug gaf. ik ga kijken of ik iets te eten voor je kan vinden.'
ik zou je bijzonder dankbaar zijn,' zei Zedd tegen haar.
Toen hij de tent binnenstapte, kwamen de mensen juist overeind om hem te begroeten.
'Zedd! Ouwe gek! Je leeft nog!'
Zedd grijnsde toen Adie, de oude tovenares die in hun aangenomen vaderland Westland de bottenvrouw werd genoemd, zich in zijn armen wierp. Hij kreunde even toen ze de lucht uit zijn longen perste. Hij streelde over haar recht afgeknipte, tot aan haar kaken reikende zwarte met grijze haar terwijl hij haar hoofd tegen zijn borst hield, ik had je toch beloofd dat je me terug zou zien?'
'Ja, dat is waar,' fluisterde ze in zijn zware gewaad. Ze duwde zich achteruit, hield hem bij zijn armen vast en nam hem aandachtig op. Ze stak een hand op en streek zijn weerspannige, golvende witte haar glad.
'Je bent nog net zo mooi als altijd,' vertelde hij haar. Ze tuurde naar hem met haar volledig witte ogen. Ze was haar gezichtsvermogen kwijtgeraakt toen ze nog een jonge vrouw was. Nu zag Adie met behulp van haar gave. In bepaalde opzichten zag ze beter. 'Waar is je hoed?' 'Mijn hoed?'
'Ik had een mooie hoed voor je gekocht en die heb je verloren. Ik zie dat je hem nog steeds niet hebt vervangen. Je hebt me gezegd dat je een andere zou kopen. Ik geloof zelfs dat je het hebt beloofd.' Zedd vond de hoed met de lange veer die ze voor hem had gekocht toen ze de rest van zijn kleren aanschaften, vreselijk. Hij zou liever het eenvoudige gewaad dragen dat bij een tovenaar van zijn rang en gezag paste, maar dat was Adie 'kwijtgeraakt' nadat hij het fraaie kastanjebruine gewaad met de zwarte mouwen en monnikskap had aangeschaft dat hij nu droeg. Er liepen drie strengen zilverbrokaat rond de manchetten. Langs de hals en over het midden naar beneden liep een bredere band goudbrokaat. Een rode satijnen riem met een gouden gesp hield het gewaad om zijn magere middel bijeen. Iemand werd door zulke kleren gekenmerkt als weliswaar in het bezit van de gave, maar toch een beginneling. Verder waren zulke kleren passend voor iemand van adel of op de meeste plekken voor een rijke koopman. Hoewel Zedd dus een hekel had aan de opzichtige uitrusting, was die meerdere malen een waardevolle vermomming geweest. Bovendien vond Adie dat het kastanjebruine gewaad hem goed stond. Maar de hoed was hem echt te veel geweest. Die was 'zoek geraakt'.
Hij zag dat Adie erin was geslaagd haar eigen eenvoudige kleding niet kwijt te raken. Gele en rode kralen langs de halslijn van haar gewaad, die er waren opgenaaid in de vormen van de oeroude symbolen van haar vak van tovenares, waren de enige versiering die ze droeg. 'Ik heb het druk gehad,' zei hij, wapperend met zijn hand, in de hoop de zaak weg te wuiven, 'anders had ik de hoed wel vervangen.' 'Pff,' zei ze spottend, 'Je hebt vast kwajongensstreken uitgehaald.' 'Hoor eens, ik heb...'
'Sst,' zei Adie. Terwijl ze zijn arm stevig vasthield, stak ze de lange magere vingers van haar andere hand uit. 'Zedd, dit is Verna, priores van de Zusters van het Licht.'
De vrouw leek achter in de dertig, misschien net in de veertig; Zedd wist dat ze veel ouder was. Ann, Verna's voorgangster, had hem verteld hoe
oud Verna was, en hoewel hij zich het precieze aantal jaren niet kon herinneren, wist hij dat het in de buurt van de honderdzestig was; jong voor een Zuster van het Licht. Ze had eenvoudige, knappe gelaatstrekken en bruin haar met precies genoeg krul en volume om haar iets verfijnds te geven. De intense blik in haar bruine ogen leek korstmos van graniet te kunnen schroeien. Zo te zien aan de kordate uitdrukking die blijvend in de lijnen van haar gezicht waren gegroefd, leek ze een vrouw te zijn met een schild als een kever, en net zo hard.
Zedd boog zijn hoofd. 'Priores. Eerste Tovenaar Zeddicus Zu'1 Zorander, tot uw dienst.' Door middel van zijn toon liet hij weten dat dat alleen maar bij wijze van spreken was.
Dit was de vrouw die Richard had meegenomen naar de Oude Wereld. Zelfs als ze geloofde dat dat nodig was om zijn leven te redden, zag Zedd, als Eerste Tovenaar, zo'n daad als weerzinwekkend. De Zusters - allemaal tovenaressen - dachten dat ze jongemannen met de gave konden opleiden tot tovenaars. Ze hadden het mis; alleen een andere tovenaar kon die taak met succes volbrengen.
Ze stak hem haar hand toe met de gouden ring met de afbeelding van de zon, die bij haar functie hoorde. Hij bukte zich en kuste die, waarbij hij aannam dat dat hun gewoonte was. Toen hij klaar was, trok ze zijn hand naar zich toe en kuste die op haar beurt.
ik ben zeer vereerd de man te ontmoeten die onze Richard heeft helpen grootbrengen. U moet wel net zo'n bijzonder mens zijn als hij bleek te zijn toen we begonnen aan zijn onderricht.' Haar lachje was geforceerd. 'We vonden het een enorm karwei om die kleinzoon van u te onderwijzen.'
Zedd stelde zijn mening over de vrouw enigszins bij en besloot tegenover haar wat meer respect te tonen. De lucht in de tent was bedompt en onaangenaam.
'Dat komt doordat jullie allemaal runderen zijn die proberen een paard rennen te leren. Jullie Zusters zouden je moeten bepalen tot werk dat meer bij jullie aard past.'
'Ja, ja, je bent een briljant man, Zedd,' zei Adie spottend. 'Gewoonweg briljant. Vandaag of morgen ga zelfs ik je misschien wel geloven.' Ze trok aan zijn mouw en hij draaide zich af van Verna's rood aangelopen gezicht. 'En dit is Warren,' zei Adie.
Zedd knikte naar Warren, maar de jongen liet zich al op zijn knieën vallen en boog zijn blonde hoofd.
'Tovenaar Zorander! Dit is een grote eer.' Hij sprong weer op en greep Zedds hand in zijn beide handen, waarna hij die op en neer pompte totdat Zedd bang was dat zijn arm zou losraken bij zijn schouder, ik ben zo blij om u te ontmoeten. Richard heeft me alles over u verteld. Ik ben zo blij om een tovenaar van uw status en talent te ontmoeten. Ik zou dolgraag van u leren!'
Hoe gelukkiger hij keek, des te lelijker stond het gezicht van Verna. 'Nou, ik ben ook blij om jou te ontmoeten, jongen.' Zedd vertelde Warren niet dat Richard hem nooit had genoemd. Maar dat was ook niet uit gebrek aan respect of uit onachtzaamheid; Richard had nooit de kans gehad om Zedd een heleboel belangrijke dingen te vertellen. Zedd dacht aan Warrens aanraking te voelen dat de jongeman een tovenaar met een uitzonderlijk groot talent was.
Een beer van een vent met een krullende roestkleurige baard, een wit litteken van zijn linkerslaap tot aan zijn kaak en zware wenkbrauwen stapte naar voren. Zijn grijsgroene ogen keken Zedd doordringend aan, maar intussen grijnsde hij als een soldaat op een lange mars die plotseling een vat bier ziet staan.
'Generaal Reibisch, commandant van de D'Haraanse troepen hier in het zuiden,' zei de man; hij schudde Zedd de hand toen Warren die eindelijk had losgelaten en een stap naar achteren had gedaan om naast Verna te gaan staan. 'Meester Rahls grootvader! Wat een geluk om u te zien, meneer.' Zijn greep was stevig, maar niet pijnlijk. Hij werd nog steviger. 'Wat een groot geluk.'
'Ja, inderdaad,' mompelde Zedd. 'Hoe ongelukkig de omstandigheden ook zijn, generaal Reibisch.'
'Ongelukkig...?'
'Eh, laat maar even,' zei Zedd, en hij wuifde de vraag weg. In plaats daarvan stelde hij een andere. 'Vertel eens, generaal, bent u al begonnen met het graven van de massagraven? Of vindt u dat de weinigen die overblijven de lijken maar gewoon achter moeten laten?' 'Lijken?'
'Eh... ja, de lijken van al uw soldaten die zullen omkomen.'