64

Richard trok zijn hand vol stro weg. Hij veegde de stukjes droog gras van zijn leren schort. Zijn armen deden pijn van de inspan­ning om het stro, met daarin een kleine hoeveelheid fijnkorrelig schurend leem, over het steen te wrijven.

Maar toen hij de glans van het steen zag, het resultaat van het polijsten, de manier waarop het marmer straalde, doordat het licht diep in zich opnam en weer uitzond, voelde hij alleen maar vreugde. De figuren rezen op uit een fonkelende stenen basis van ruw marmer. De groeven van de beitels met klauwen, die hij in verschillende richtin­gen had gebruikt om dunne lagen steen af te houwen, waren nog zicht­baar op het onderste deel van kuiten, waar de benen te voorschijn kwa­men; hij wilde dat het beeld de sporen droeg van de hand van de mens en de stenen herkomst van de figuren.

Ze waren bijna tweemaal zo hoog als hij. Het beeld was gedeeltelijk een uiting van zijn liefde voor Kahlan - hij kon Kahlan niet buiten het werk houden, want Kahlan was zijn ideale vrouw - maar de vrouw in het beeld was niet Kahlan. Het waren een rechtschapen man en een recht­schapen vrouw die werden verenigd door hun wilskracht. Ze vulden el­kaar aan, de twee universele delen van wat het betekende om mens te zijn.

Het gebogen segment van de zonnewijzer was een paar dagen eerder door Victor en zijn mannen aangebracht, toen Richard aan het werk was op het bouwterrein van het keizerlijk paleis. Ze hadden het dekkleed over het beeld laten hangen terwijl ze eraan werkten. Nadat het ringsegment was geplaatst, had Richard de staaf aangebracht die als gno­mon dienst zou doen, en had de hand afgemaakt die hem vasthield. Aan de onderkant van de staaf zat een gouden bal.

Victor had het beeld nog niet gezien. Hij was buiten zichzelf van gretig ongeduld.

Richard staarde naar de figuren, die alleen werden verlicht door het licht dat door het dakraam de afgesloten ruimte binnenviel. Hij had de dag vrij gekregen van zijn werk op het bouwterrein om het beeld te kunnen voorbereiden op de verhuizing naar het plein, die avond. In de ruimtes aan de andere kant van de deur naar de smidse sloegen de hamers van de smeden onophoudelijk; Victors mannen werkten aan bestellingen voor het paleis.

Richard stond, bijna in het donker, te luisteren naar de geluiden uit de smidse, terwijl hij opkeek naar de kracht van wat hij had gemaakt. Het was precies geworden zoals hij had bedoeld.

De man en de vrouw zagen eruit alsof ze elk moment adem konden gaan halen en van de stenen basis zouden stappen. Ze hadden botten en spie­ren, pezen en vlees. Vlees in steen.

Er ontbrak nog maar één ding; één ding dat hij nog moest doen. Richard pakte zijn houten hamer en een scherpe beitel. Als hij opkeek naar de voltooide figuren, waren er momenten dat hij bij­na geloofde, waar Kahlan van overtuigd was geweest, dat hij magie ge­bruikte om te beeldhouwen, maar hij wist wel beter. Dit was een be­wuste handeling van het menselijk intellect, en verder niets. Toen hij daar stond, met de beitel en de hamer in zijn handen, en naar het beeld keek dat zijn visie in steen was, kon Richard een ogenblik lang genieten van de enorme prestatie: zijn creatie was in werkelijkheid pre­cies zoals hij die oorspronkelijk had bedacht.

Dat ene ogenblik was het beeld volmaakt, en was het alleen van hem. Het was op dat ogenblik helemaal puur, onaangeraakt door wat ande­ren dachten. Op dat ogenblik was het zijn werk, en hij kende de waar­de ervan in zijn eigen hart en geest.

Richard liet zich voor de figuren op een knie zakken. Hij legde het kou­de staal van de beitel tegen zijn voorhoofd en sloot zijn ogen terwijl hij zich concentreerde op wat hij nog moest doen. 'Zwaard, wees trouw vandaag.'

Hij trok de rode lap die om zijn nek was geknoopt voor zijn neus, zo­dat hij het steenstof niet hoefde in te ademen, en zette de beitel toen op de merktekens in de vlakke ruimte die hij al had gemaakt, net boven de kern van de zwakke plek. Richard liet de hamer neerkomen en begon de titel van het beeld in de basis te houwen, zodat iedereen die kon zien.

Nicci, die om de hoek van een gebouw stond dat om een bocht in de weg lag, keek van lager op de heuvel toe hoe Richard de werkplaats ver­liet waar hij zijn beeld had gemaakt. Waarschijnlijk ging hij kijken hoe het met het span paarden stond dat de steen naar zijn plek zou trekken.

Hij deed de deur achter zich dicht, maar sloot die niet af met het kettingslot. Hij was blijkbaar niet van plan lang weg te blijven. Over de hele helling waren mannen aan het werk in allerlei werkplaat­sen. Ambachtslieden, van leerbewerkers tot goudsmeden, droegen hun steentje bij aan het voortdurende lawaai van zagen, slijpen en hameren. De ononderbroken herrie van het werk was gekmakend. Veel van de mannen die kwamen en gingen, namen Nicci van top tot teen op, maar ze hield hen met een dreigende blik op een afstand. Toen ze Richard achter de smidse zag verdwijnen, begon ze de weg af te lopen. Ze had hem gezegd dat ze zou wachten tot hij klaar was voor­dat ze ernaar kwam kijken. Ze had woord gehouden. Toch was ze slecht op haar gemak. Ze wist niet waarom, maar ze voel­de zich bijna alsof ze een heiligdom zou gaan binnendringen. Richard had haar niet uitgenodigd om naar zijn beeld te komen kijken. Hij had haar gevraagd te wachten tot het klaar was. Aangezien het klaar was, zou ze niet langer wachten.

Nicci wilde het niet op het plein voor het paleis zien, tegelijk met alle andere mensen. Ze wilde er alleen mee zijn. Ze gaf niets om de Orde en hun belang bij het beeld. Ze wilde niet tussen alle anderen staan, tussen mensen die het niet zouden herkennen als iets belangrijks. Dit was een persoonlijke zaak voor haar, en ze wilde het in beslotenheid zien. Ze bereikte de deur zonder dat iemand haar aansprak of ook maar aan­dacht aan haar schonk. Ze keek om zich heen in het heldere, nevelige middaglicht, maar zag alleen mannen die zich met hun werk bezighiel­den. Ze deed de deur open en glipte naar binnen. Het was donker in de ruimte, en de muren waren zwart, maar het beeld dat binnen stond, was goed zichtbaar door licht dat door een raam in het hoge dak viel. Nicci keek niet recht naar het beeld, maar hield haar blik op de vloer gericht terwijl ze snel om het enorme stuk steen heen liep zodat ze de voorkant het eerste zou zien.

Toen ze op de goede plek stond, draaide ze zich met bonzend hart om. Nicci's blik rees langs de benen, de gewaden, de armen en de rompen van de twee mensen op naar hun gezichten. Ze had het gevoel dat een reusachtige vuist in haar hart kneep totdat het stilstond. Dit was wat er in Richards ogen te lezen stond, tot leven gewekt in stra­lend wit marmer. Nu ze het zo verwezenlijkt zag, was het alsof ze door de bliksem werd getroffen.

Op dat moment leek haar hele leven, alles wat haar ooit was overko­men, alles wat ze ooit had gezien, gehoord of gedaan, bijeen te komen in één flits van heftige emotie. Nicci schreeuwde het uit van pijn bij de schoonheid ervan, en vooral de schoonheid van wat het symboliseerde. Haar blik viel op het woord dat in de stenen basis was gehouwen.

leven

Nicci zakte huilend op de vloer ineen, vol vernederende schaamte, vol ontzetting, vol walging, vol van een plotseling, verblindend inzicht. ... Vol vreugde.