3

Er spookten zoveel verontrustende gedachten door Kahlans hoofd, dat ze niet kon slapen. Ze probeerde niet aan Richards visie op de toekomst te denken. Ze was zo uitgeput van de pijn dat het haar te veel inspanning kostte om ook nog over zijn verontrustende woorden na te denken, en bovendien kon ze er op dat moment niets aan doen. Maar ze was vastbesloten om hem te helpen over het verlies van Anderith heen te komen en zich te concentreren op het tegenhouden van de Imperiale Orde.

Het was moeilijker om de mannen die daarnet buiten waren geweest uit haar hoofd te zetten, mannen met wie Richard was opgegroeid. De her­innering aan hun kwade dreigementen echode nog na in haar geest. Ze wist dat gewone mensen die nooit eerder gewelddadig waren geweest, onder de verkeerde omstandigheden tot grote wreedheden konden wor­den aangezet. Als je de mensheid zag als zondig, verdorven en slecht, was het maar een kleine stap om je ook slecht te gedragen. Per slot van rekening hadden ze van tevoren al bepaald dat het kwaad dat ze kon­den doen voortkwam uit wat ze zagen als de onontkoombare slechte aard van de mens.

Het was beangstigend om over een aanval van die mannen na te denken terwijl ze niets anders kon doen dan liggen wachten totdat ze gedood zou worden. Kahlan zag een grijnzende, tandeloze Tommy Lancaster voor zich, die zich over haar heen boog om haar keel door te snijden terwijl ze alleen maar machteloos naar hem op kon kijken. Ze was vaak bang geweest tijdens veldslagen, maar ze had in elk geval uit alle macht kunnen vechten om te overleven. Dat hielp tegen de angst. Het was an­ders om hulpeloos te zijn en geen middelen te hebben om terug te vech­ten; het was een ander soort angst.

Als het moest, kon ze altijd haar toevlucht nemen tot haar kracht als Be­lijdster, maar in haar toestand was dat een twijfelachtige onderneming.

Ze had haar kracht nooit hoeven gebruiken in zo'n slechte toestand als waarin ze zich nu bevond. Ze hield zichzelf voor dat zij drieën allang vertrokken zouden zijn voordat de mannen terugkwamen, en dat Ri­chard en Cara hen bovendien nooit zo dicht bij haar zouden laten ko­men.

Maar Kahlan had een directere angst, en die was maar al te reëel. Ze zou het gelukkig niet lang voelen; ze zou bewusteloos raken, dat wist ze. Hoopte ze.

Ze probeerde er niet aan te denken en legde haar hand teder op haar buik, op hun kind, terwijl ze luisterde naar het nabije geklater en gegorgel van een stroompje. Het geluid van het water herinnerde haar er­aan hoe graag ze een bad zou nemen. Het verband over de etterende wond in haar zij stonk en moest vaak vervangen worden. De lakens wa­ren doordrenkt van het zweet. Haar hoofdhuid jeukte. De mat van gras die onder het onderlaken lag, was hard en schuurde langs haar rug. Ri­chard had het stromatras waarschijnlijk haastig gemaakt, met het plan later een beter te maken.

Op zo'n warme dag als vandaag zou het koude water van het beekje welkom zijn. Ze verlangde ernaar een bad te nemen, schoon te zijn en fris te ruiken. Ze verlangde ernaar om beter te zijn, om dingen zelf te kunnen doen, om genezen te zijn. Ze kon alleen maar hopen dat na ver­loop van tijd Richard ook zou genezen van zijn onzichtbare, maar we­zenlijke verwondingen.

Eindelijk kwam Cara terug, mopperend dat de paarden vandaag weer­spannig waren. Ze keek op en zag dat de kamer leeg was. 'Ik kan maar beter naar hem op zoek gaan om te kijken of alles goed is.' 'Dat is het vast wel. Hij weet wat hij doet. Wacht nou maar, Cara, an­ders moet hij straks weer naar jou op zoek.'

Cara zuchtte en stemde hier met tegenzin mee in. Ze haalde een koele, vochtige doek en bette Kahlans voorhoofd en slapen. Kahlan klaagde niet graag als mensen hun best deden om goed voor haar te zorgen, dus ze vertelde niet hoeveel pijn haar gescheurde nekspieren deden als haar hoofd werd verplaatst. Cara klaagde nooit ergens over. Cara klaagde al­leen als ze vond dat haar beschermelingen nodeloos gevaar liepen... en als Richard haar degenen die ze als gevaarlijk beschouwde niet liet eli­mineren.

Buiten liet een vogel een hoge triller horen. De eentonige herhaling er­van ging op Kahlans zenuwen werken. In de verte hoorde ze een eek­hoorn protesterend kwetteren, of misschien ruziën over zijn territorium. Daar was hij naar haar gevoel al een uur mee bezig. Het beekje kabbel­de ononderbroken door. En dit vond Richard een rustige omgeving.

'Ik vind dit vreselijk,' mompelde ze.

'U zou blij moeten zijn dat u alleen maar hoeft te liggen en niets hoeft te doen.'

'Jij zou zeker graag met me willen ruilen?'

'Ik ben een Mord-Sith. Voor een Mord-Sith is niets erger dan sterven in bed.' Haar blauwe ogen keken Kahlan aan. 'Oud en tandeloos,' voegde ze eraan toe. 'Ik bedoelde niet dat u...' 'Ik weet wat je bedoelde.'

Cara keek opgelucht. 'Hoe dan ook, u zou niet kunnen sterven; dat zou te makkelijk zijn. U doet nooit iets op de makkelijke manier.'

'Ik ben met Richard getrouwd.'

'Ziet u wel?'

Kahlan glimlachte.

Cara doopte de doek in een emmer op de vloer en wrong hem staande uit. 'Het is toch niet al te erg? Om hier te liggen?' 'Hoe zou jij het vinden als iemand een houten schaal onder je billen moest schuiven elke keer dat je blaas vol was?'

Cara depte voorzichtig Kahlans hals met de vochtige doek. 'Ik vind het niet erg om te doen voor een zuster van de Agiel.' De Agiel, het wapen dat een Mord-Sith altijd bij zich droeg, zag eruit als een kort, rood leren staafje dat aan een fijne ketting om haar rech­terpols hing. De Agiel van een Mord-Sith was nooit meer dan een ruk­je met de pols verwijderd van haar greep. Hij werkte door de magie van de band van een Mord-Sith met de Meester Rahl. Kahlan had eenmaal een gedeeltelijke aanraking van een Agiel gevoeld. In een oogwenk kon die net zoveel pijn toebrengen als die hele bende mannen Kahlan had toegebracht. Een Mord-Sith kon met de aanraking van haar Agiel met gemak botten breken, en met net zoveel gemak ie­mand doden, als ze dat wilde.

Richard had Kahlan de Agiel gegeven die van Denna was geweest, de Mord-Sith die hem in opdracht van Darken Rahl gevangen had geno­men. Richard was de enige die zich had kunnen inleven in de pijn die een Agiel ook de Mord-Sith die hem droeg bezorgde. Voordat hij ge­dwongen was om Denna te doden om te ontsnappen, had ze hem haar Agiel gegeven en hem gevraagd zich haar te herinneren als gewoon Den­na, de vrouw achter de titel Mord-Sith, de vrouw die niemand behalve Richard ooit had gezien of begrepen.

Dat Kahlan dat begreep en de Agiel bij zich droeg als een symbool van respect voor vrouwen wier jonge levens hun ontstolen waren en waren verwrongen om nachtmerrieachtige plichten te vervullen, betekende heel veel voor de andere Mord-Sith. Vanwege die begaanheid - niet bezoe­deld door medelijden - en andere dingen had Cara Kahlan tot zuster van de Agiel benoemd. Het was een informele, maar oprechte eretitel. 'Er zijn bodes gekomen voor Meester Rahl,' zei Cara. 'U sliep, en Mees­ter Rahl zag geen reden om u wakker te maken,' vervolgde ze in ant­woord op Kahlans vragende blik. De bodes waren D'Haranen en kon­den Richard vinden door hun band met hem als hun Meester Rahl. Kahlan, die hun dat niet na kon doen, had het altijd een beetje grieze­lig gevonden.

'Wat hadden ze te vertellen?'

Cara haalde haar schouders op. 'Niet veel. Jagangs leger van de Impe­riale Orde is nog steeds in Anderith, en de krijgsmacht van Reibisch blijft veilig ten noorden daarvan om de boel in de gaten te houden en klaar te staan als de Orde besluit om de rest van het Middenland in te trekken. We weten weinig van de situatie in Anderith, onder de bezetting van de Orde. De rivieren stromen weg van onze mannen: naar de zee, dus ze hebben geen lichamen gezien die aangeven dat er massaal is gedood, maar het is een paar mensen gelukt om te ontsnappen. Zij melden dat er wat doden zijn gevallen door het vergif dat is verspreid, maar ze weten niet op welke schaal dat is geweest. Generaal Reibisch heeft verkenners en spionnen naar Anderith gestuurd om informatie te verzamelen.' 'Wat voor instructies heeft Richard hun gegeven om mee terug te ne­men?' 'Geen.'

'Geen? Hij heeft geen instructies gestuurd?'

Cara schudde haar hoofd en bukte zich weer om de doek in het water te dompelen. 'Hij heeft wel brieven aan de generaal geschreven.' Ze trok de deken naar beneden, haalde het verband van Kahlans zij en inspecteerde de lichtrode inhoud voordat ze het op de vloer liet vallen. Voorzichtig maakte ze de wond schoon.

Toen Kahlan weer lucht genoeg had, vroeg ze: 'Heb je de brieven ge­zien?'

'Ja. Er staat ongeveer hetzelfde in als wat hij u heeft verteld: dat hij een visioen heeft gehad waardoor hij heeft ingezien wat hij moet doen. Hij heeft de generaal uitgelegd dat hij geen instructies kon geven, uit angst dat daarmee onze kansen verkeken zouden zijn.' 'Heeft generaal Reibisch geantwoord?'

'Meester Rahl heeft een visioen gehad. D'Haranen weten dat ze de angst­wekkende mysteriën van magie aan de Meester Rahl moeten overlaten. D'Haranen verwachten niet dat ze hun Meester Rahl begrijpen en trek­ken zijn gedrag niet in twijfel: hij is de Meester Rahl. De generaal heeft geen commentaar geleverd, alleen geschreven dat hij op zijn eigen oor­deel af zou gaan.'

Om die reden had Richard hun waarschijnlijk ook verteld dat het een

visioen was geweest, in plaats van te zeggen dat het een bewustwording was. Kahlan dacht er even over na en woog de mogelijkheden af. 'Daar hebben we dan geluk bij. Generaal Reibisch is goed; hij weet wel wat hij moet doen. En binnenkort zal ik ook weer op zijn en rond kun­nen lopen. Tegen die tijd gaat het misschien ook weer beter met Richard.' Cara wierp de doek in de emmer. Terwijl ze zich naar Kahlan boog, fronste ze haar voorhoofd van frustratie en bezorgdheid. 'Biechtmoeder, Meester Rahl zei dat hij niet als onze aanvoerder zal op­treden totdat de mensen zichzelf jegens hem bewijzen.' 'Het gaat steeds beter met me. Ik hoop dat ik hem kan helpen om over het gebeurde heen te komen, hem kan doen inzien dat hij moet vechten.' 'Maar dit heeft met magie te maken.' Ze peuterde aan de gerafelde rand van de blauwe deken. 'Meester Rahl zei dat het een visioen was. Als het magie is, dan is het iets waar hij verstand van heeft en mee moet doen wat hem goeddunkt.'

'We moeten begrip hebben voor wat hij heeft meegemaakt - de verlie­zen die we hebben geleden op de Orde - en mogen ook niet vergeten dat Richard niet met magie is opgegroeid, laat staan met het aanvoeren van legers.'

Cara ging op haar hurken zitten en spoelde haar doek uit in de emmer. Nadat ze hem had uitgewrongen, ging ze verder met het schoonmaken van de wond in Kahlans zij. 'Maar hij is de Meester Rahl. Hij heeft toch al een paar keer bewezen dat hij de magie beheerst?' Dat kon Kahlan niet tegenspreken, maar hij had nog niet veel ervaring, en ervaring was heel belangrijk. Cara was niet alleen bang voor magie, maar was ook snel onder de indruk van tovenarij, wat die ook inhield. Zoals de meeste mensen kon ze geen onderscheid maken tussen een een­voudige betovering en het soort magie dat het wezen van de wereld kon veranderen. Kahlan besefte nu dat dit niet zozeer een visioen was ge­weest, als wel een conclusie die Richard had bereikt. Veel van wat hij had gezegd was zinnig, maar Kahlan geloofde dat zijn denken werd vertroebeld door emoties.

Cara keek op van haar werk. Haar stem had een ondertoon van onze­kerheid, of misschien wel vertwijfeling. 'Biechtmoeder, hoe kunnen de mensen zich jegens Meester Rahl bewijzen?' 'Ik heb geen idee.'

Cara legde de doek neer en keek Kahlan aan. Er verstreek een lang, on­gemakkelijk ogenblik voordat ze eindelijk besloot te spreken. 'Biechtmoeder, ik denk dat Meester Rahl misschien zijn verstand kwijt is.'

Kahlans eerste gedachte was of generaal Reibisch dat misschien ook zou denken.

'Ik dacht dat D'Haranen niet verwachtten hun Meester Rahl te begrij­pen en zijn gedrag niet in twijfel trokken.' 'Meester Rahl zegt ook dat hij wil dat ik zelf nadenk.' Kahlan legde haar hand over die van Cara. 'Hoe vaak hebben we al aan hem getwijfeld? Herinner je je de kip nog die geen kip was? We dach­ten allebei dat hij gek was. Maar dat was hij niet.' 'Dit is niet een of ander monster dat achter ons aan zit. Dit is iets veel groters.'

'Cara, volg je Richards bevelen altijd op?'

'Natuurlijk niet. Hij moet beschermd worden en ik kan me niet door zijn dwaasheden van mijn plicht laten afhouden. Ik volg zijn bevelen al­leen op als ze hem niet in gevaar brengen, of als ze me vertellen te doen wat ik toch wel zou doen, of als zijn mannelijke trots op het spel staat.' 'Volgde je Darken Rahls bevelen altijd op?'

Cara verstijfde bij de onverwachte confrontatie met die naam, alsof het uitspreken ervan hem terug kon roepen uit de wereld van de doden. 'Je volgde Darken Rahls bevelen altijd op, hoe dwaas ze ook waren, anders werd je doodgemarteld.' 'Welke Meester Rahl respecteer je?'

'Ik zou mijn leven geven voor elke Meester Rahl.' Cara aarzelde en raak­te toen met haar vingertoppen het rode leer over haar hart aan. 'Maar ik zou dit gevoel nooit voor een ander kunnen hebben. Ik... hou van Meester Rahl. Niet zoals u van hem houdt, zoals een vrouw van een man houdt, maar toch is het liefde. Soms droom ik hoe trots ik ben om hem te dienen en verdedigen, en soms heb ik nachtmerries dat ik tekort zal schieten.'

Cara fronste haar voorhoofd van schrik. 'U zult hem toch niet vertellen dat ik heb gezegd dat ik van hem hou, hè? Dat mag hij niet weten.' Kahlan glimlachte. 'Cara, ik denk dat hij dat al weet, want hij heeft de­zelfde gevoelens voor jou, maar als je dat niet wilt, zal ik niets zeggen.' Cara slaakte een zucht van verlichting. 'Gelukkig.' 'En hoe komt het dat je dat gevoel voor hem hebt?' 'Door allerlei dingen... Hij wil dat we zelf nadenken. Hij laat ons de keuze of we voor hem willen werken. Geen enkele Meester Rahl heeft dat ooit eerder gedaan. Ik weet dat als ik zou zeggen dat ik weg wilde, hij me zou laten gaan. Hij zou me er niet om doodmartelen. Hij zou me een gelukkig leven wensen.'

'Dat is een van de dingen die je aan hem waardeert: hij heeft nooit be­weerd dat hij aanspraak op jullie leven kon maken. Hij gelooft niet dat zo'n aanspraak ooit rechtmatig kan zijn. Het is voor het eerst sinds je gevangen bent genomen en tot Mord-Sith bent opgeleid, dat je de reali­teit van vrijheid ervaart. Dat, Cara, is wat Richard voor iedereen wil.'

Cara maakte een handgebaar alsof ze de ernst van het onderwerp wil­de wegwuiven. 'Hij zou wel gek zijn om me mijn vrijheid te geven als ik erom vroeg. Hij heeft me te hard nodig.'

'Je zou niet om je vrijheid hoeven vragen, Cara, dat weet je best. Je hebt je vrijheid al, en door hem weet je dat ook. Daardoor is hij een leider die je met trots volgt. Daarom heb je die gevoelens voor hem. Hij heeft je loyaliteit verdiend.'

Cara dacht hier even over na.

'Toch denk ik dat hij zijn verstand kwijt is.'

In het verleden had Richard meer dan eens zijn vertrouwen geuit dat als je ze een kans gaf, de mensen het juiste zouden doen. Dat was wat hij met de Mord-Sith had gedaan. Dat was ook wat hij met het volk van Anderith had gedaan. Nu...

Kahlan slikte het brok in haar keel weg. 'Niet zijn verstand, Cara, maar misschien zijn hart.'

Cara, die de uitdrukking op Kahlans gezicht zag, maakte met een schou­derophalen en een glimlach een eind aan de ernst. 'We zullen eens ver­standig met hem moeten praten om hem te doen inzien hoe de zaak in elkaar zit.'

Cara bette het restant van een traan weg die langs Kahlans wang rolde. 'Wil je voordat hij terugkomt die stomme houten schaal voor me pak­ken?'

Cara knikte en bukte zich om hem te pakken. Kahlan zag al op tegen de pijn die het haar zou doen, maar het moest gebeuren. Cara richtte zich op met de platte schaal. 'Voordat die mannen kwamen, was ik van plan een vuur te maken en wat water op te warmen. Ik wil­de u in bed wassen, met een lap met zeep en een emmer warm water. Dat zal ik dan maar doen als we zijn waar we heen gaan.' Kahlan sloot haar ogen half van genot bij het vooruitzicht eindelijk weer een beetje schoon en fris te zijn. Ze dacht dat ze nog meer behoefte had aan een bad dan aan de houten schaal om haar blaas te legen. 'Cara, als je dat voor me zou willen doen, zou ik je voeten kussen als ik beter ben, en je benoemen op de belangrijkste post die ik kan bedenken.' 'Ik ben een Mord-Sith.' Cara keek verbaasd. Ze trok de deken naar be­neden. 'Dat is de belangrijkste post die er is, behalve misschien echtge­note van de Meester Rahl. Aangezien hij al een echtgenote heeft, en ik al een Mord-Sith ben, zal ik er genoegen mee moeten nemen dat mijn voeten worden gekust.'

Kahlan grinnikte, maar een pijnsteek door haar buik en ribben maakte daar abrupt een einde aan.

Het duurde lang voordat Richard terugkwam. Cara had Kahlan twee koppen koude thee laten drinken met veel kruiden erin om de pijn te verzachten. Het zou niet lang meer duren voordat ze in een nevel weg­zakte, ook al was het geen echte slaap. Kahlan stond net op het punt om toe te geven aan Cara's wens om naar Richard te gaan zoeken, toen hij van een afstandje riep om hun te laten weten dat hij het was. 'Hebt u die mannen nog gezien?' vroeg Cara toen hij in de deuropening verscheen.

Met een gestrekte vinger veegde Richard glinsterende zweetdruppeltjes van zijn voorhoofd. Zijn vochtige haar zat tegen zijn nek gekleefd. 'Nee. Ze zijn ongetwijfeld naar Hartland om te drinken en te klagen. Tegen de tijd dat ze terugkomen, zijn wij allang weg.'

'Ik vind nog steeds dat we ze moeten opwachten en een einde moeten maken aan de bedreiging,' mompelde Cara. Richard negeerde haar. 'Ik heb wat stevige jonge boompjes omgehakt en ontschorst en er met een stuk canvas een draagbaar van gemaakt.' Hij kwam dichterbij en gaf Kahlans kin met een knokkel een plaagstootje, alsof hij haar moed wilde geven. 'Daarna laten we je gewoon op de draagbaar liggen, zodat we je de wagen in en uit kunnen tillen zonder...' Hij had die blik in zijn ogen, die blik die ze zo pijnlijk vond om te zien. Hij glimlachte naar haar. 'Dat is makkelijker voor Cara en mij.' Kahlan probeerde kalm te blijven. 'Dus we zijn klaar?' Zijn gezicht werd weer somber terwijl hij knikte. 'Mooi zo,' zei Kahlan vrolijk. 'Ik heb wel zin in een ritje. Ik wil weleens iets van de omgeving zien.'

Hij glimlachte, deze keer wat overtuigender, vond ze. 'Dat zul je ook. En we gaan naar een prachtige plek. Het kost wat tijd om er te komen, omdat we nu eenmaal langzaam moeten reizen, maar het zal de reis waard zijn, dat zul je zien.'

Kahlan probeerde rustig te blijven ademhalen. In gedachten zei ze steeds weer zijn naam en nam ze zich voor die deze keer niet te vergeten, en ook haar eigen naam niet. Ze vond het vreselijk om dingen te vergeten; ze voelde zich een idioot als ze dingen hoorde die ze zich had moeten herinneren maar vergeten was. Deze keer zou ze zich alles herinneren. 'Nou, moet ik opstaan en erheen lopen? Of ben je zo ridderlijk om me te dragen?'

Hij bukte zich en gaf haar een kus op haar voorhoofd, het enige deel van haar gezicht waarop de zachte aanraking van zijn lippen geen pijn deed. Hij keek even naar Cara en gaf een knikje om aan te geven dat ze Kahlans benen moest vastpakken.

'Zullen die mannen lang blijven drinken?' vroeg Kahlan.

'Het is nog midden op de dag. Maak je geen zorgen, we zijn allang weg

voordat ze terugkomen.' 'Het spijt me, Richard. Ik weet dat je dacht dat deze mensen uit je va­derland...'

'Het zijn mensen, net als iedereen.'

Ze knikte terwijl ze de rug van zijn grote hand streelde. 'Cara heeft me wat van je kruiden gegeven. Ik zal een hele tijd slapen, dus je hoeft voor mij niet langzaam te gaan; ik zal het toch niet voelen. Ik wil niet dat je met al die mannen moet vechten.' 'Ik zal niet vechten, alleen door mijn bossen trekken.' 'Dan is het goed.' Kahlan had het gevoel alsof er dolken tussen haar rib­ben werden gedraaid, doordat haar ademhaling te snel werd. 'Ik hou van je, weet je. Voor het geval ik het vergeten was te zeggen, ik hou van je.' Ondanks de pijn in zijn grijze ogen glimlachte hij. 'Ik hou ook van jou. Probeer je maar te ontspannen. Cara en ik zullen zo voorzichtig moge­lijk zijn. We doen het rustig aan. Er is geen haast bij. Probeer ons niet te helpen. Ontspan je alleen maar. Je gaat vooruit, dus het zal minder erg zijn dan het is geweest.'

Ze was weleens eerder gewond geweest en wist dat het altijd beter was om jezelf te verplaatsen, omdat je zelf precies wist hoe je dat moest doen. Maar deze keer kon ze zichzelf niet verplaatsen. Ze had geleerd dat het ergste van gewond zijn was dat anderen je moesten optillen. Hij stond over haar heen gebogen en ze sloeg haar rechterarm om zijn nek terwijl hij voorzichtig zijn linkerarm onder haar schouders liet glij­den. Zelfs zo'n klein stukje opgetild worden, bezorgde haar een pijn­scheut. Kahlan probeerde de brandende steek te negeren en zich te ont­spannen terwijl ze steeds opnieuw in gedachten zijn naam herhaalde. Plotseling schoot haar iets belangrijks te binnen. Het was haar laatste kans om hem eraan te helpen herinneren.

'Richard,' fluisterde ze indringend net voordat hij zijn rechterarm onder haar billen duwde om haar op te tillen. 'Alsjeblieft... vergeet niet voor­zichtig te zijn vanwege de baby.'

Ze schrok toen ze merkte dat haar woorden hem van zijn stuk brach­ten. Het duurde even voordat hij zijn ogen opsloeg om in de hare te kij­ken. Toen ze zijn blik zag, bleef haar hart bijna stilstaan. 'Kahlan... dat weet je toch nog wel?' 'Wat?'

Zijn ogen glinsterden. 'Dat je de baby bent kwijtgeraakt. Toen je werd aangevallen.'

De herinnering kwam aan als een mokerslag; haar adem stokte. 'Oh...'

'Is alles goed met je?'

'Ja. Ik was het even vergeten. Ik dacht niet goed na. Nu weet ik het weer. Ik herinner me dat je het me hebt verteld.'

En dat deed ze inderdaad. Hun kind, dat nog maar net was gaan groei­en in haar binnenste, was allang dood en weg. Die beesten die haar had­den aangevallen, hadden haar ook de baby, hoe klein ook, afgenomen. De wereld leek grijs en levenloos te worden. 'Het spijt me vreselijk, Kahlan,' fluisterde hij.

Ze streelde zijn haar. 'Nee, Richard. Ik had me het moeten herinneren. Het spijt me dat ik het vergeten was. Het was niet mijn bedoeling...' Hij knikte.

Ze voelde hoe een warme traan in het kuiltje van haar hals viel, vlak bij haar ketting. De ketting, met het donkere steentje eraan, was een hu­welijkscadeau geweest van Shota, de heks. Het cadeau was een voorstel tot een wapenstilstand. Shota had gezegd dat ze door het steentje bij el­kaar konden zijn en hun liefde konden delen, zoals ze altijd hadden ge­wild, zonder dat Kahlan in verwachting zou raken. Richard en Kahlan hadden besloten dat ze Shota's cadeau, haar wapenstilstand, voorlopig met tegenzin zouden aanvaarden. Ze hadden al zorgen genoeg. Maar toen de akkoorden vrij op de wereld rondwaarden, had de magie van de ketting, zonder dat Richard en Kahlan het wisten, gefaald. Eén klein maar wonderbaarlijk tegenwicht voor de gruwelen die de akkoor­den hadden gebracht, was het feit geweest dat er door hun liefde een kind tot leven was gewekt. Nu was dat leven er niet meer. 'Alsjeblieft, Richard, laten we gaan.' Hij knikte opnieuw.

'Goede geesten,' fluisterde hij zo zachtjes bij zichzelf dat ze hem nau­welijks kon horen, 'vergeef me wat ik nu ga doen.' Ze hield zich stevig vast aan zijn nek. Ze verlangde nu naar wat er ko­men ging; ze wilde vergeten.

Hij tilde haar zo voorzichtig mogelijk op. Het voelde alsof er vier wilde hengsten aan haar ledematen waren gebonden, die alle vier tegelijk weggaloppeerden. De pijn scheurde van diep binnen in haar door haar heen, en van de schok werden haar ogen groot en zoog ze haar adem naar bin­nen. En toen schreeuwde ze.

De duisternis trof haar als de deur van een kerker die dichtsloeg.