36

‘Biechtmoeder?'

Kahlan tuurde moeizaam omhoog naar een donkere gestalte boven haar. Ze knipperde met haar ogen, waardoor haar blik hel­der werd, en zag dat het Verna was. Het gouden zonnetje van de ring van de priores van de Zusters van het Licht weerkaatste het lamplicht. Ach­ter haar gaf de schemering het canvas van de tent een roestkleurige gloed. Kahlan wreef de slaap uit haar ogen. Verna droeg een lange, grijze wol­len jurk en een donkerbruine cape. Aan de hals had de jurk een randje wit kant, dat de strengheid van het geheel wat verzachtte. Verna's brui­ne haar viel zorgeloos golvend en verend rond haar gezicht, maar in haar bruine ogen stond een bezorgde blik. 'Wat is er, Verna?'

'Als je even tijd hebt, zou ik je willen spreken.'

Verna had ongetwijfeld met Warren gepraat. Altijd als Kahlan hen sa­men zag, herinnerden de vertrouwelijke blikken over en weer en de toe­vallige heimelijke aanrakingen haar aan de gevoelens die Richard en zij voor elkaar hadden. Kahlan ging milder over Verna denken, ondanks haar strenge uiterlijk, in de wetenschap dat ze verliefd was, en dat ze dus in staat was tot tederheid. Kahlan wist dat zijzelf waarschijnlijk ook met die nieuwsgierigheid of zelfs verbazing werd bekeken, als het om haar tedere gevoelens ging.

Ze zuchtte en vroeg zich af of dit een gesprek over Ann en profetie zou worden. Daar was ze niet voor in de stemming. 'Cara, hoe lang heb ik geslapen?' 'Een paar uur. Het is bijna donker.'

Kahlans schouders en nek waren zo stijf en pijnlijk van het slapen met haar hoofd op de tafel, dat het late uur geen verrassing voor haar was. Ze rekte zich uit en zag toen de broos ogende tovenares op een korte bank zitten. Ze had een donkere deken over haar schoot.

'Hoe voel je je?' vroeg Adie.

'Goed.' Kahlan zag haar adem in de koude lucht. 'Hoe staat het met de mannen die we op pad hebben gestuurd?'

'Allebei de groepen zijn meer dan een uur geleden op weg gegaan,' zei Adie. 'De eerste groep, de Galeanen, zijn allemaal tegelijk in grote co­lonnes vertrokken. De Keitanen zijn in kleine groepjes weggeglipt om niet door eventuele spionnen te worden gezien.' Kahlan geeuwde. 'Mooi.'

Ze wist dat ze vanaf de ochtend op een aanval van de Imperiale Orde konden rekenen. Dat zou hun mannen in elk geval genoeg tijd moeten geven om hun positie in te nemen en klaar te staan. Het wachten op een aanval bezorgde haar een akelig gevoel in haar maag. Ze wist dat de mannen ook gespannen zouden zijn en waarschijnlijk niet veel zouden slapen.

Adie ging doelloos met een magere vinger heen en weer langs de rode en gele kralen aan de hals van haar eenvoudige gewaad. 'Nadat de Ga­leanen vertrokken waren, ben ik teruggekomen om Cara te helpen men­sen op een afstand te houden, zodat je niet gestoord zou worden in je rust.'

Kahlan bedankte haar met een knikje. Blijkbaar vond Adie dat Kahlan lang genoeg had geslapen, of dacht ze dat Verna's bezoek belangrijk was. 'Wat is er, Verna?'

'We hebben iets... ontdekt. Of niet zozeer iets ontdekt, als een idee ge­kregen.'

'Wie zijn "we"?'

Verna schraapte haar keel. Ze smeekte de Schepper bijna onhoorbaar om vergiffenis voordat ze verder sprak.

'Eigenlijk, Biechtmoeder, heb ik het bedacht. Een paar van mijn Zusters hebben me ermee geholpen, maar ik ben degene die het heeft bedacht. Ik draag de verantwoordelijkheid.'

Kahlan vond dat een vreemde manier om het uit te drukken. Verna leek niet erg blij met haar eigen idee, wat het ook zijn mocht. Kahlan wacht­te zwijgend af tot ze verder ging.

'Het punt is dat het ons niet lukt dingen langs de begiftigden van de vij­and te krijgen. Die heeft Zusters van het Licht, maar ook van de Duis­ternis, en wij hebben hun kracht niet. Als we proberen dingen te stu­ren...'

'Dingen te sturen?'

Verna perste haar lippen opeen. 'Wapens.'

Toen Kahlan vragend haar wenkbrauwen optrok, boog Verna zich voor­over en raapte iets op van de grond. Ze hield haar hand open en liet Kahlan een verzameling steentjes zien.

'Zedd heeft ons geleerd hoe we van eenvoudige dingen verwoestende wa­pens kunnen maken. We kunnen onze kracht gebruiken om ze weg te slingeren of, met kleine dingetjes zoals deze steentjes, kunnen we er zelfs tegen blazen en onze magie gebruiken om ze sneller door de lucht te doen suizen dan pijlen, zelfs sneller dan een pijl uit een kruisboog. De steentjes die we op die manier hebben gegooid, hebben hele golven op­rukkende soldaten uitgeschakeld. De steentjes vlogen zo snel dat elk er­van soms een stuk of zes mannen doorboorde.'

ik herinner me de rapporten erover,' zei Kahlan. 'Maar dat werkte niet meer, doordat hun begiftigden het trucje ook hebben geleerd en nu een verdediging hebben tegen dat soort dingen.'

Kahlan herkende de vermoeide blik die de zware verantwoordelijkheid in Verna's bruine ogen had gelegd. 'Dat klopt. De Orde heeft geleerd uit te kijken naar magische voorwerpen, en zelfs voorwerpen die door ma­gie worden aangedreven. Het grootste deel van onze betoveringen be­rust op dergelijke principes en is dus onbruikbaar geworden.' 'Dat heeft Zedd me verteld; dat magie in een oorlog vaak niet zichtbaar is, doordat de ene kant de andere precies in evenwicht houdt.' Verna knikte. 'Zo is het. Wij doen hetzelfde tegen hen. Tegen dingen die ze in het begin gebruikten, hebben we nu afweermiddelen, zodat we on­ze manschappen kunnen beschermen. Onze waarschuwingshoorns bij­voorbeeld. We hebben geleerd dat we het geluid moeten coderen met een vleugje magie, zodat we kunnen voelen of ze echt zijn.' Kahlan trok haar bontmantel om haar hals omhoog. Ze was tot op het bot verkleumd en leek het maar niet warm te kunnen krijgen. Wat ook geen wonder was, aangezien ze voortdurend in de koude buitenlucht was. Het was waanzin om een oorlog te voeren onder dergelijke om­standigheden. Hoewel oorlog voeren met warm weer waarschijnlijk net zomin verstandig was. Hoe dan ook, ze hunkerde ernaar om binnen te zitten, naast een warm vuur. 'En wat heb je bedacht?'

Alsof ze werd herinnerd aan de kou, trok Verna haar cape dichter om haar schouders. 'Nou, ik had het idee dat als de begiftigden van de vij­and alles wegfilteren wat magisch is of door magie wordt aangedreven, we iets nodig hebben dat niet magisch is.'

Kahlan glimlachte Verna grimmig toe. 'Dat hebben we al. Ze heten sol­daten.'

Verna glimlachte niet. 'Nee. Ik bedoelde iets wat de begiftigden zouden kunnen doen om de vijand schade te berokkenen zonder onze eigen man­nen in gevaar te brengen.'

Adie schuifelde naar voren en ging achter Kahlans linkerschouder staan toen Verna een hand in haar cape stak en een leren buideltje te voor­schijn trok, dat met een trekkoordje sloot. Ze legde het voor Kahlan op tafel en legde er een vel papier naast.

'Schud een beetje op het papier, als je wilt.' Verna legde haar hand op haar buik alsof ze indigestie had. 'Maar wees voorzichtig dat je het niet met je vinger aanraakt of op je huid krijgt... en wat je ook doet, blaas er niet tegen. Zorg dat je er zelfs niet op ademt.' Adie boog zich naar voren om te kijken terwijl Kahlan voorzichtig een kleine hoeveelheid van een glinsterend stof uit het buideltje op het vel­letje papier strooide. Ze duwde met de hoek van het buideltje tegen het bergje stof. Er was hier en daar een zweem van fletse kleuren, maar het was voornamelijk een schitterend, bleek groengrijs materiaal. 'Wat is het? Een of ander magisch stof?' 'Glas.'

Kahlan sloeg haar ogen op. 'Glas. Je hebt glas bedacht?' Verna maakte een 'tss'-geluid omdat het wel raar moest hebben ge­klonken. 'Nee, Biechtmoeder. Ik heb een manier bedacht om het te bre­ken. Dit is heel gewoon glas dat is gebroken en tot kleine stukjes ver­pulverd, bijna tot stof. Maar we hebben onze Han gebruikt om ons te helpen bij het verpulveren van het glas met een stamper en vijzel. Door onze gave te gebruiken, hebben we het glas op een speciale manier in kleine deeltjes kunnen breken.'

Verna boog zich naar voren en hief haar vinger boven het groengrijze hoopje. Cara boog zich ook over de tafel om te kijken naar het gevaar­lijke spul op het velletje papier.

'Dit glas - elk deeltje ervan - is scherp en getand, ook al is het minus­cuul. Elk stukje is nauwelijks groter dan een stofje, dus het weegt niets, bijna net zo weinig als stof.'

'Goede geesten,' zei Adie voordat ze een gebed in haar eigen taal fluis­terde.

Kahlan schraapte haar keel. ik begrijp het niet.'

'Biechtmoeder, we kunnen onze magie niet langs de verdediging van de begiftigden van de Orde krijgen. Ze zijn voorbereid op magie, zelfs op gewone steentjes die met behulp van magie naar hun troepen worden geslingerd.

Maar hoewel we magie hebben gebruikt om dit glas te breken, heeft het zelf geen magische eigenschappen, helemaal niet. Het is gewoon een dood materiaal, net als het stof dat door hun voeten wordt opgewor­pen. Ze kunnen het niet ontdekken, want het bevat geen magie. Met behulp van hun gave zullen ze dit voelen als gewoon stof, of nevel, of misschien mist, afhankelijk van de atmosferische omstandigheden op dat moment.'

'Maar we hebben al eerder stofwolken naar ze gestuurd,' zei Kahlan.

'Stof om ze ziek te maken en zo. Het meeste hebben ze tegen weten te houden.'

Verna stak een vinger op om haar woorden kracht bij te zetten terwijl ze grimmig glimlachte. 'Maar dat waren stofwolken die magie bevatten. Dit spul doet dat niet, Biechtmoeder. Snap je? Het is zo licht dat het lang in de lucht blijft zweven. We zouden een eenvoudig soort magie kunnen gebruiken om het in de lucht te brengen en dan de magie kunnen te­rugtrekken, maar we zouden het net zogoed omhoog kunnen gooien in de wind. Hoe dan ook, hun troepen hoeven er alleen maar doorheen te rennen.'

'Goed.' Kahlan krabde aan een wenkbrauw. 'Maar wat doet het met ze?' 'Het waait in hun ogen,' zei Adie met haar rasperige stem van achter Kahlans schouder.

'Dat klopt,' zei Verna. 'Het waait in hun ogen, net als gewoon stof zou doen. In het begin voelt het als stof in hun ogen en zullen ze proberen het weg te knipperen. Maar doordat de stukjes allemaal puntig en mes­scherp zijn, zullen ze zich ingraven in het lichaamsweefsel. Ze zullen in hun ogen blijven zitten en zich ophopen onder hun oogleden, waarna ze duizenden sneetjes over hun ogen maken elke keer dat ze ermee knip­peren. Hoe vaker ze knipperen, des temeer hun ogen beschadigd raken.' Verna ging rechtop zitten en trok haar cape dicht. 'Ze zullen er blind van worden.'

Kahlan was sprakeloos van ongeloof over de waanzin van dit alles. 'Weet je het zeker?' vroeg Cara. 'Zou het ze niet alleen irriteren, als zan­derig stof?'

'We weten het zeker,' zei Verna. 'We... hebben een ongelukje gehad, en weten maar al te goed wat het aanricht. Het richt misschien nog meer schade aan als het in de keel, de longen en de darmen komt, dat weten we nog niet, maar we weten zeker dat dit speciale glas, als we het ver­pulveren tot stukjes van precies de goede maat, in de lucht blijft zweven en dat mensen die door de wolk lopen zeer snel blind zullen worden. Als we een man blind maken, kan hij niet vechten. Ze sterven er misschien niet aan, maar zolang ze blind zijn, kunnen ze ons niet doden of terug­vechten als wij hen doden.'

Cara, die meestal vrolijk werd bij het vooruitzicht de vijand te kunnen doden, leek nu alleen maar somber. 'We zouden ze alleen maar op een rij hoeven te zetten en af te slachten.'

Kahlan liet haar hoofd in haar handen zakken en bedekte haar ogen. 'Je wilt dat ik het gebruik ervan goedkeur, hè? Daarom ben je hier.' Verna zei niets. Kahlan keek eindelijk weer op. 'Dat is toch wat je wilt?'

'Biechtmoeder, ik hoef je niet te vertellen dat de Zusters van het Licht het afschuwelijk vinden om mensen kwaad te doen. Maar dit is een oor­log om ons voortbestaan, om het voortbestaan van de vrijheid. We we­ten dat het moet gebeuren. Als Richard hier was... Ik dacht gewoon dat je hiervan op de hoogte gebracht zou willen worden, en dat jij degene wilde zijn om opdracht te geven tot het gebruik ervan.' Kahlan staarde de vrouw aan, inmiddels begrijpend waarom ze haar hand op haar buik hield alsof ze buikpijn had.

'Weet je, priores,' zei Kahlan bijna fluisterend, 'dat ik vandaag een kind heb gedood? Niet per ongeluk, maar met opzet. Ik zou het zonder aar­zeling weer doen. Maar daar slaap ik niet beter van.' 'Een kind? Was het echt nodig om een kind te doden?' 'Hij heette Lyle. Ik denk dat je hem kent. Hij was een van de vele slacht­offers van Anns Zusters van het Licht.'

Verna, wier gezicht asgrauw was geworden, sloot haar ogen bij het nieuws. 'Als ik een kind kan doden,' zei Kahlan, 'kan ik jullie ook makkelijk op­dracht geven jullie speciale glas te gebruiken tegen de monsters die een kind inzetten als wapen. Ik heb gezworen dat er geen genade zou zijn, en dat meende ik.'

Adie legde een verweerde hand op Kahlans schouder. 'Kahlan,' zei Verna met zachte stem, 'ik begrijp je standpunt. Ann heeft mij ook gebruikt, en ik snapte niet waarom. Ik dacht dat ze iedereen voor haar eigen karretje spande. Een tijdlang vond ik haar een verach­telijk persoon. Je hebt alle reden om erover te denken zoals je doet.' 'Maar ik heb ongelijk, Verna? Is dat wat je wilde zeggen? Daar zou ik maar niet zo zeker van zijn. Jij hebt vandaag geen jongetje hoeven do­den.'

Verna knikte meelevend, maar bracht er niets tegenin. 'Adie,' vroeg Kahlan, 'denk je dat jij iets zou kunnen doen voor de vrouw die per ongeluk blind is geworden? Misschien zou je haar kunnen hel­pen?'

Adie knikte. 'Dat is een goed idee. Verna, breng me bij haar en laat me kijken wat ik kan doen.'

Kahlan hield haar hoofd schuin toen de twee vrouwen naar de tentope­ning liepen. 'Hoorden jullie dat?' 'De hoorns?' vroeg Verna. 'Ja. Het klonk als een alarm.'

Verna kneep haar ogen half dicht van concentratie. Ze draaide haar hoofd opzij en luisterde aandachtig.

'Ja, het klinkt inderdaad als een alarm,' zei ze ten slotte, 'maar er zit niet het juiste spoor van magie doorheen. De vijand doet dat vaak: proberen ons in actie te laten komen door een vals alarm. We hebben het de laat­ste tijd steeds vaker gehad.'

Kahlan fronste. 'O ja? Waarom?' 'Waarom... wat?'

Kahlan ging staan. 'Als we weten dat het vals alarm is en het werkt niet, waarom zou de Orde het dan steeds vaker proberen? Dat slaat nergens op.'

Verna's blik zwierf rond alsof ze ergens een antwoord vandaan kon ha­len. 'Nou, ik weet het ook niet. Ik heb geen idee. Ik ben geen expert in de tactiek van oorlogsvoering.'

Cara draaide zich om om te gaan kijken. 'Misschien zijn het gewoon wat verkenners die terugkomen.'

Kahlan draaide haar hoofd, luisterend. Ze hoorde paarden rennen, maar dat was niet zo bijzonder. Het zouden, zoals Cara zei, verkenners kun­nen zijn die rapport kwamen uitbrengen. Maar zo te horen aan het hoef­getrappel waren het grote paarden.

Ze hoorde mannen schreeuwen. Het gekletter van staal klonk... en kre­ten van pijn.

Kahlan trok haar Galeaanse koninklijke zwaard terwijl ze om de tafel liep. Voordat een van hen meer dan een stap kon verzetten, schudde de tent hevig doordat er iets tegen de wanden sloeg. Even helde het hele ge­val onder een onmogelijke hoek over; toen kwamen er lansen met sta­len punten door het canvas heen. Met een windvlaag stortte de tent om hen heen in.

Kahlan werd door het zware canvas tegen de grond geworpen toen het naar beneden kwam. Ze kon niets stevigs te pakken krijgen terwijl de tent haar om deed rollen en haar mee begon te slepen. Hoeven dender­den voorbij en stampten op de grond vlak naast haar hoofd. Ze rook lampolie toen die over het canvas gutste. Met een 'woessj' vlo­gen de olie en de tent in brand. Kahlan hoestte van de rook. Ze hoorde het geknapper van vlammen. Ze kon niets zien. Ze zat vast, opgerold in de bokkende tent, die over de grond schoof.