59

Nicci zat een eeuwigheid aan tafel met het mes onder haar vin­gers. Ze keek naar zijn rug. Zijn borst zette langzaam uit door zijn ademhaling, en zakte weer. Er was tijd genoeg om het mes in zijn rug te steken, tussen zijn ribben, om zijn hart te doorboren. Er was tijd genoeg voordat de dag aanbrak.

De dood was zo definitief. Ze wilde nog een tijdje naar hem kijken. Nic­ci kreeg er nooit genoeg van om naar Richard te kijken. Nadat ze het gedaan had, zou ze niet meer naar hem kunnen kijken. Hij zou voor altijd weg zijn. Met de schade die de akkoorden aan de we­relden en hun onderlinge verbindingen hadden toegebracht, wist ze niet eens of iemands ziel nog steeds naar de geestenwereld kon gaan. Ze wist zelfs niet of de onderwereld nog bestond en of Richards geest daarheen zou gaan, of dat hij gewoon... voorgoed weg zou zijn, of hij en zijn ziel eenvoudigweg zouden ophouden te bestaan.

In haar verdwaasde toestand was ze haar begrip voor tijd kwijtgeraakt. Toen ze een blik uit het raam wierp dat Richard had laten maken met het geld dat hij had verdiend, zag ze dat de hemel de kleur van een blau­we plek van een week oud had aangenomen.

Omdat ze met Kahlan verbonden was, kon Nicci de daad niet vol­brengen met haar magie. Hoezeer het idee haar ook tegenstond, en ze wist hoe gruwelijk het zou zijn, ze moest toch het scherpe mes gebrui­ken.

Nicci kromde haar vingers om het houten heft van het grote mes. Ze wilde dat het snel ging. Ze moest er niet aan denken dat hij zou lijden. Hij had genoeg geleden in het leven; ze wilde niet dat hij ook in de dood zou lijden.

Hij zou heel even worstelen, maar dan zou het voorbij zijn. Plotseling rolde Richard op zijn rug en ging zitten. Nicci verstijfde; ze zat nog steeds op haar stoel. Hij wreef de slaap uit zijn ogen. Zou ze hem kunnen doden als hij wakker was? Kon ze in die ogen van hem kij­ken terwijl ze het mes in zijn borst dreef? Ze zou wel moeten. Het was het beste.

Richard geeuwde en rekte zich uit. Hij sprong uit bed. 'Nicci. Wat doe je daar? Ben je niet naar bed gegaan?' 'Ik... ik geloof dat ik op de stoel in slaap ben gevallen.' 'O, nou, ik... daar is het. Dat heb ik nodig.'

Hij griste het mes uit haar hand. 'Is het goed als ik dit even leen? Ik heb het nodig. Ik vrees dat ik het daarna wel voor je moet scherpen, maar daar zal ik geen tijd meer voor hebben voordat ik weg moet. Kun je iets te eten voor me maken? Ik heb haast. Ik moet bij Victor langs voordat ik naar mijn werk ga.'

Nicci was met stomheid geslagen. Hij was plotseling weer opgeleefd. Bij het lamplicht en het zwakke ochtendgloren dat door het raam naar bin­nen viel, zag ze dat hij die blik in zijn ogen had. Hij keek... beslist, vast­besloten.

'Ja, dat is goed,' zei ze.

'Bedankt,' riep hij over zijn schouder terwijl hij de deur uit rende. 'Waar ga je...?'

Maar hij was al weg. Ze vermoedde dat hij naar de tuin ging om wat groenten te halen. Maar waarom zou hij daar het grote mes voor nodig hebben? Ze was beduusd, maar leefde ook weer op. Richard leek weer zichzelf te zijn.

Nicci haalde wat eieren uit de provisiekast, samen met een ijzeren koe­kenpan, en haastte zich naar de kookplaats achter het huis. De kooltjes gloeiden nog van de kookvuren van de vorige avond, en zorgden zo voor wat licht. Ze stak er voorzichtig wat twijgjes en aanmaakhout bij en sta­pelde er toen een laag vingerdikke takken op. Ze zette de koekenpan ge­woon op het hout terwijl het vlam vatte, in plaats van het rooster ero­verheen te zetten; eieren waren zo klaar.

Terwijl ze wachtte tot de koekenpan warm was, hoorde ze een vreemd schrapend geluid. Bij het flakkerende licht van het vuur kon ze Richard niet ontdekken in de tuin. Ze had geen idee waar hij heen was gegaan of wat hij was gaan doen. Ze brak de eieren in de hete koekenpan en wierp de schillen in de compostemmer naast de kookplaats. Met een houten lepel roerde ze de eieren rond terwijl ze stolden. Terwijl Nicci daar zo stond, met haar rok om het hete handvat van de koekenpan geslagen om hem vast te kunnen houden, zag ze tot haar ver­rassing Richard van achter de brede kookplaats vandaan komen. 'Richard, wat ben je aan het doen?'

'Er zitten hier een paar stenen los. Ik heb er even iets aan gedaan voor­dat ik naar mijn werk moet. Ik heb de voegen schoon geschraapt. Ik zal wat mortel mee naar huis nemen en het later repareren.' Hij plukte een handvol breedbladig gras en gebruikte dat als pannenlapje om de koekenpan van haar aan te nemen. Met zijn andere hand gooide hij het mes in de lucht, ving het bij de punt op en stak het heft naar haar uit. Nicci pakte het zware mes aan, dat nu gekrast en bot was van het schoonschrapen van de bakstenen. Hij at staand, met de hou­ten lepel.

‘Is alles goed met je?' vroeg ze.

'Prima,' zei hij met een mond vol warm ei. 'Waarom?' Nicci gebaarde naar het huis. 'Nou, gisteravond... leek je zo... versla­gen.'

Hij keek haar fronsend aan. 'Dus ik heb niet het recht om af en toe me­delijden met mezelf te hebben?' 'Eh, ja, natuurlijk wel. Maar nu...?' 'Nu heb ik erover nagedacht.' 'En...?'

'Het moet mijn geschenk aan de mensen zijn, hè? Ik zal de mensen een geschenk geven dat ze nodig hebben.' 'Waar heb je het over?'

Richard zwaaide met de houten lepel. 'De broeders Narev en Neal zei­den dat dit mijn geschenk aan de mensen zou worden, en dat zal het zijn.' Hij nam nog een hap ei. 'Dus je gaat het beeld maken dat ze willen hebben?' Hij rende al de trap op voordat ze was uitgesproken, ik haal even het model van het beeld, en dan ga ik naar mijn werk.' Nicci holde achter hem aan de trap op. Hij liep intussen nog steeds van de eieren te eten. Hij stond in hun kamer en keek neer op het beeldje op tafel terwijl hij de eieren opmaakte. Ze begreep er niets van; hij glimlachte. Hij zette de koekenpan op tafel en pakte het schaalmodel. 'Ik ben waar­schijnlijk pas laat thuis. Ik moet beginnen aan mijn strafopdracht voor de Orde, als het kan. Misschien moet ik wel de hele nacht werken.' Verbijsterd keek ze hem na toen hij zich naar zijn werk haastte. Ze kon nauwelijks geloven dat hij alweer op de een of andere manier aan de dood was ontsnapt. Nicci kon zich niet herinneren dat ze ooit zo dankbaar voor iets was geweest. Ze begreep er niets van.

Richard kwam bij de smidse aan kort nadat Victor de deuren had geo­pend om aan de werkdag te beginnen. Zijn mannen waren er nog niet. Victor was niet verrast om hem te zien; Richard kwam wel vaker vroeg, en dan gingen ze samen naar de zonsopgang boven het bouwterrein zit­ten kijken.

'Richard! Ik ben blij je te zien.'

'En ik jou, Victor. Ik moet met je praten.'

Hij gromde nors. 'Het beeld?'

'Inderdaad,' zei Richard, een beetje van zijn stuk gebracht. 'Het beeld. Weet je ervan?'

Met Richard achter zich aan zocht Victor zich een weg door de donke­re werkplaats, tussen de wirwar van werkbanken, werk en gereedschap door. 'Jazeker, ik heb het gehoord.' Onderweg bukte hij om hier een ha­mer op te pakken, daar een ijzeren staaf, en die op een tafel te leggen of in een bak te schuiven, alsof je een berg kon opruimen door een paar kiezelstenen recht te leggen en een gevallen tak op te rapen. 'Wat heb je gehoord?'

'Broeder Narev heeft me gisteravond met een bezoekje vereerd. Hij zei dat de Retraite wordt ingewijd, om onze eerbied te tonen jegens de Schep­per voor alles wat hij ons geeft.' Hij wierp een blik over zijn schouder terwijl hij langs zijn enorme blok Cavatura-marmer liep. 'Hij vertelde me dat jij een beeld moet maken voor het plein bij de hoofdingang... een groot beeld. Hij zei dat het voor de inwijding af moet zijn. Ik hoor van verschillende mensen, van Ishaq en van anderen, dat de Or­de de opstand wijt aan de druk van het bouwen van zo'n monumentaal project als de Retraite, naast het voeren van een oorlog. Ze hebben le­gers mannen aan het werk voor de bouw; niet alleen hier, maar in steen­groeves door het hele land, in goud- en zilvermijnen, in bossen waar het hout gehakt moet worden. Zelfs slaven moeten gevoed worden. De zui­vering van functionarissen, leidinggevenden en vakmensen na de opstand was kostbaar. Ik denk dat broeder Narev met de inwijding de mensen wil laten zien dat er voortgang wordt geboekt, hen wil inspireren, en af­gelegen gebieden bij de feestelijkheden wil betrekken, met de gedachte dat dat verdere onrust zal voorkomen.'

In de donkere ruimte viel alleen door het dakraam in het hoge plafond licht naar binnen over de steen. Het marmer absorbeerde het licht diep in zijn fijne kristalstructuur en gaf het terug als een liefdevol geschenk. Victor zette de dubbele deuren open die uitkeken over de Retraite. 'Broe­der Narev heeft me verteld dat je beeld ook een zonnewijzer is, met het Licht van de Schepper dat neerschijnt op de kwelling van de mensheid. Hij heeft me gezegd dat ik moet toezien op het maken van de gnomon en het vlak waar zijn schaduw op valt. Hij zei iets over een bliksem­schicht...'

Victor draaide zich om en keek naar Richard, die het schaalmodel van het beeld op een smalle gereedschapsplank zette die langs de hele muur liep.

'Goede geesten...' fluisterde Victor. 'Dat is grotesk.'

'Ze willen dat ik dit maak. Ze willen dat het een beeld wordt met de kracht om de hoofdingang te domineren.'

Victor knikte. 'Zoiets zei broeder Narev. Hij heeft me verteld hoe groot het metalen vlak moest worden. Hij wil het in brons.' 'Kun jij dat brons gieten?'

'Nee.' Victor tikte met de achterkant van zijn vingers tegen Richards arm. 'Dat is het mooie ervan: maar weinigen kunnen zoiets gieten. Broe­der Narev heeft opdracht gegeven Priska vrij te laten om het gietwerk te doen.'

Richard knipperde verbaasd met zijn ogen. 'Leeft Priska nog?' Victor knikte. 'Blijkbaar waren er hooggeplaatsten die niet wilden dat hij in de lucht werd begraven, voor het geval ze zijn vakkundigheid no­dig zouden hebben. Ze hadden hem in een kerker opgesloten. De Orde weet dat ze mensen met vaardigheden nodig heeft; ze hebben hem vrij­gelaten om dit te doen. Als hij in leven wil blijven, en buiten de kerker, moet hij het brons op eigen kosten gieten, als geschenk aan het volk. Ze zeggen dat het zijn straf is. Ik moet hem de technische beschrijving ge­ven en toezien op de assemblage en de plaatsing op het beeld.' 'Victor, ik wil je blok marmer kopen.' De smid fronste ontstemd zijn voorhoofd. 'Nee.'

'Narev en Neal zijn erachter gekomen hoe het met mijn boete zat. Ze vinden dat ik er te makkelijk vanaf ben gekomen. Ze hebben me opge­dragen als straf hun beeld te maken, ongeveer net zoals Priska het giet­werk moet leveren. Ik moet de steen zelf kopen en ik moet het beeld houwen na mijn werk overdag op het bouwterrein. Ze willen dat het klaar is voor de inwijding van de Retraite, deze winter.' Victors blik ging naar het model op de plank, alsof het een of ander monster was dat hem kwam vernietigen. 'Richard, je weet wat die steen voor me betekent. Ik wil niet...' 'Victor, luister.'

'Nee.' Hij stak zijn hand op naar Richard. 'Vraag dit niet van me. Ik wil niet dat deze steen lelijk wordt, net als alles wat de Orde aanraakt. Dat wil ik niet hebben.' ik ook niet.'

Victor gebaarde boos naar het model. 'Dat is wat je moet maken. Hoe kun je er ook maar over denken om mijn zuivere marmer te bezoedelen met zoiets lelijks?' 'Dat kan ik ook niet.'

Richard zette het gipsmodel op de vloer. Hij pakte een grote hamer, die met zijn steel tegen de muur geleund stond, en sloeg het afschuwelijke ding met een enorme klap in duizenden stukjes. Hij richtte zich op ter­wijl het witte stof langzaam over de drempel de deur uit dreef, en de heuvel af naar de Retraite, als een kwade geest die terugkeerde naar de onderwereld.

'Victor, verkoop me je steen. Laat me de schoonheid erin bevrijden.' Victor kneep argwanend zijn ogen tot spleetjes. 'De steen heeft een zwak­ke plek. Je kunt er niet in houwen.'

ik heb erover nagedacht. Ik heb een manier. Ik weet dat ik het kan.' Victor legde zijn hand op zijn steen, bijna alsof hij een verdrietige naas­te troostte.

'Victor, je kent me toch. Heb ik je ooit bedrogen? Schade berokkend?' Zijn stem was zacht. 'Nee, Richard, dat heb je niet.' 'Victor, ik heb de steen nodig. Het is het beste stuk marmer dat er is, zoals het licht kan absorberen en uitzenden. Het heeft een korrel waar­in je details kunt maken. Ik heb het beste nodig voor dit beeld. Victor, ik zweer dat als je het aan me toevertrouwt, ik je droom trouw zal zijn. Ik zal je liefde voor deze steen niet verraden, dat zweer ik.' De smid streek zacht met zijn brede, eeltige hand langs de zijkant van het blok witte marmer, dat bijna tweemaal zo hoog was als hij. 'En als je weigert hun beeld voor hen te maken?' 'Neal zei dat ze me dan terug zullen brengen naar de gevangenis, totdat ze een bekentenis van me loskrijgen of totdat ik sterf aan de verhoren. Ik zal in de lucht begraven worden zonder er iets voor terug te krijgen.' 'En als je in plaats daarvan doet wat jij wilt' - Victor gebaarde naar de scherven van het model - 'en niet maakt wat zij willen?' 'Misschien wil ik graag iets moois zien voordat ik sterf.' 'Mmm. Wat zou je dan maken? Wat zou je willen zien voordat je sterft? Wat zou je leven waard kunnen zijn?'

'De nobelheid van de mens; de hoogste vorm van schoonheid.' De hand van de man bleef op de steen liggen, en zijn ogen zochten die van Richard, maar hij zei niets.

'Victor, ik heb je hulp nodig. Ik vraag je niet om me iets te geven. Ik ben bereid je prijs te betalen. Noem die.' Victor wendde zijn liefdevolle blik weer naar zijn steen. 'Tien gouden marken,' zei hij vol vertrouwen, in de wetenschap dat Ri­chard geen geld had.

Richard stopte zijn hand in zijn zak en telde tien gouden marken uit. Hij stak het fortuin uit naar Victor. De smid fronste. 'Hoe kom je aan al dat geld?'

‘Ik heb gewerkt en gespaard. Ik heb het verdiend met het helpen van de Orde met de bouw van hun paleis. Weet je nog?' 'Maar ze hebben al je geld ingepikt. Nicci heeft hun vereld hoeveel je had, en dat hebben ze allemaal ingepikt.'

Richard hield zijn hoofd schuin. 'Je dacht toch niet dat ik zo dom was om al mijn geld op één plek te verbergen? Ik heb overal goud wegge­stopt. Als dit niet genoeg is, dan betaal ik je wat je maar vraagt.' Richard wist dat de steen kostbaar was, hoewel geen tien gouden mar­ken waard, maar hij was van Victor, dus Richard zou niet redetwisten over de prijs. Hij zou betalen wat de man vroeg. 'Ik kan je geld niet aannemen, Richard.' Hij wuifde gelaten met een hand. 'Ik kan niet eens beeldhouwen. Het was maar een droom. Zolang ik er niets aan had gedaan, kon ik dromen van de schoonheid in de steen. Hij komt uit mijn vaderland, waar eens vrijheid was.' Zijn vingers betast­ten de wand van marmer. 'Dit is een nobele steen. Ik zou graag nobel­heid in dit Cavatura-marmer zien. Je mag de steen hebben, vriend.' 'Nee, Victor. Ik wil je je droom niet afnemen. Ik wil die in zekere zin vervullen. Ik kan hem niet aannemen als cadeau. Ik wil hem kopen.' 'Maar waarom?'

'Omdat ik hem aan de Orde zal moeten geven. Ik wil niet dat jij hem aan de Orde geeft; dat zal ik moeten doen. Bovendien zullen ze het beeld ongetwijfeld willen vernietigen. Het moet van mij zijn als ze dat doen. Ik wil dat het betaald is.' Victor stak zijn hand uit. 'Tien marken, dan.'

Richard telde de tien gouden marken uit en sloot de grote vingers van de man er toen omheen.

'Dank je, Victor,' fluisterde Richard.

Victor grijnsde. 'Waar wil je dat ik hem aflever?'

Richard stak nog een gouden mark uit. 'Mag ik deze ruimte huren? Ik zou graag hier willen werken. Als het klaar is, kan het hiervandaan met een slee naar het plein bij de hoofdingang worden vervoerd.'

Victor haalde zijn schouders op. 'Akkoord.'

Richard gaf hem een twaalfde gouden mark. 'En ik wil dat je de ge­reedschappen voor me maakt die ik nodig heb om deze steen te bewer­ken; de beste gereedschappen die je ooit hebt gemaakt. Het soort ge­reedschap waarmee ze in je vaderland schoonheid uit steen hakten. Dit marmer vraagt het beste. Maak het gereedschap van het beste staal.' 'Puntbeitels, tandbeitels en beitels voor fijn werk, die kan ik allemaal voor je maken. Er liggen hier zat hamers die je kunt gebruiken.' 'Ik heb ook raspen nodig, in allerlei vormen. En vijlen. Recht, gebogen, een hele reeks; de fijnste vijlen, om het marmer glad te maken. En puim­steen, het witte fijnkorrelige puimsteen, in dezelfde vormen geslepen als de raspen en vijlen, en ook een flinke voorraad puimsteenpoeder.' Victors ogen waren groot geworden. De smid kwam uit een land waar ze dat soort beeldhouwwerk hadden gemaakt. Hij wist heel goed wat Richard van plan was.

'Wil je vlees in steen uitdrukken?'

'Ja.'

'Weet je hoe dat moet?'

Richard wist van beelden die hij in D'Hara en in Aydindril had gezien, van wat andere beeldhouwers hem hadden verteld, en van zijn eigen proefnemingen in zijn werk voor het paleis van de Orde: als je de vor­men goed uithieuw, en het daarna gladmaakte en polijstte totdat het glansde, kon marmer van een goede kwaliteit het licht absorberen en zo­danig teruggeven dat het steen bevrijd leek te zijn van zijn hardheid en zacht leek te worden, zodat het eruitzag als vlees. Als je het goed deed, leek het marmer bijna tot leven te komen.

'Ik heb het zien doen, Victor. Ik heb meer gebeeldhouwd. Ik heb geleerd hoe ik het moet doen. Ik heb er maanden over nagedacht. Vanaf het mo­ment dat ik voor hen ben gaan beeldhouwen, heeft dit doel me geeste­lijk in leven gehouden. Ik heb mijn werk voor de Orde gebruikt om te oefenen wat ik heb gezien, wat ik heb geleerd en wat ik zelf heb bedacht. Zelfs voor die tijd, toen ze me ondervroegen... dacht ik aan deze steen, aan het beeld waarvan ik weet dat het erin zit, om mijn gedachten af te leiden van wat ze met me deden.'

'Bedoel je dat het je heeft geholpen hun martelingen te doorstaan?' Richard knikte, ik kan het, Victor.' Hij hief vol overtuiging een vuist. 'Vlees in steen. Ik heb alleen de juiste gereedschappen nodig.' Victor liet de goudstukken rammelen in zijn hand. 'Akkoord. Ik kan de juiste gereedschappen maken voor wat je wilt doen. Dat is mijn vak. Ik kan niet beeldhouwen, maar dit zal mijn aandeel zijn; ik zal het doen om de schoonheid te bevrijden.'

Richard greep Victor bij de onderarm om hun overeenkomst te bezege­len.

ik zou je één ding willen vragen... als een gunst.' Victor lachte zijn diepe, daverende lach. 'Moet ik je lardo te eten geven, zodat je de kracht hebt om deze nobele steen te bewerken?' Richard glimlachte. 'Lardo sla ik nooit af.' 'Wat is het dan?' vroeg Victor. 'Die gunst?' Richard raakte met zijn vingers zacht de steen aan. Zijn steen. 'Niemand mag het zien voordat het klaar is. Dat geldt ook voor jou. Ik zou graag een dekzeil van canvas willen hebben, zodat ik het kan af­dekken. Ik zou je willen vragen er niet naar te kijken totdat het af is.' 'Waarom niet?'

'Omdat het van mij alleen moet zijn terwijl ik eraan werk. Ik moet er alleen mee zijn om het vorm te geven. Als ik klaar ben, dan mag de we­reld het hebben, maar zolang ik eraan werk, is het mijn visioen en al­leen het mijne. Ik wil niet dat iemand het ziet voordat het klaar is.

Maar ik wil vooral niet dat je het ziet omdat ik niet wil dat jij erbij be­trokken bent, voor het geval dat er iets misgaat. Ik wil niet dat je weet wat ik doe. Als je het niet ziet, kun je niet in de lucht worden begraven omdat je het hun niet hebt verteld.'

Victor haalde zijn schouders op. 'Als je het zo wilt, dan zal het zo zijn. Ik zal de mannen zeggen dat de achterkamer verhuurd is, en dat ze er niet mogen komen. Ik zal een slot op de binnendeur zetten, en de dub­bele buitendeuren afsluiten met een kettingslot, waarvan ik jou de sleu­tel geef.'

'Dank je. Je weet niet hoeveel dat voor me betekent.' 'Wanneer heb je de beitels nodig?'

ik heb eerst een zware puntbeitel nodig, om de ruwe vorm uit te hak­ken. Kun je die vanavond af hebben? Ik moet snel beginnen. Er is niet veel tijd.'

Victor wuifde Richards bezorgdheid weg. 'Een zware puntbeitel is mak­kelijk. Die kan ik snel maken. Hij zal klaar zijn als je uit je werk hier­heen komt, je werk aan de lelijkheid. Lang voordat je de andere beitels nodig hebt, zullen ze voor je klaarliggen, zodat je er schoonheid mee kunt maken.' 'Dank je, Victor.'

'Wat is al dat ge-dankje? Dit zijn zaken. Je hebt me van tevoren betaald; voor wat hoort wat, tussen eerlijke mensen. Ik kan je niet zeggen hoe­veel plezier het me doet om eens een andere klant te hebben dan de Or­de.'

Victor krabde op zijn hoofd en werd serieuzer. 'Richard, ze zullen je werk toch wel willen zien? Ze willen vast zien hoe je opschiet met hun beeld.'

ik denk het niet. Ze vertrouwen erop dat ik het doe. Ze hebben me het schaalmodel gegeven dat ik moet uitvergroten. Dat hebben ze al goed­gekeurd. Ze hebben me verteld dat mijn leven ervan afhangt. Neal ge­noot ervan om me te vertellen hoe hij opdracht heeft gegeven om die an­dere beeldhouwers te martelen en ter dood te brengen. Hij wilde me bang maken. Ik betwijfel of ze er verder nog bij zullen stilstaan.' 'Maar wat als er toch een broeder komt, die het wil zien?' 'Dan zal ik een ijzeren staaf om zijn nek moeten buigen en hem moeten inleggen in het pekelvat.'