30
Met zijn handen op zijn dijbenen hurkte Richard neer in de buik van het beest.
'En?' vroeg Nicci van op haar paard. Richard stond naast een rib die ruim tweemaal zo hoog oprees als hij. Hij beschutte zijn ogen tegen het gouden zonlicht terwijl hij snel de lege horizon achter zich afspeurde. Hij keek om naar Nicci, wier haar honingkleurig was door de laagstaande zon. ik zou zeggen dat het een draak was.'
Toen haar merrie zijdelings weg begon te dansen, in een poging meer afstand te nemen van de verzameling botten, trok Nicci de teugels strak. 'Een draak,' herhaalde ze met een vlakke stem.
Hier en daar hingen nog verdroogde stukjes vlees aan de botten. Richard sloeg met een hand naar de wolk vliegen die rond zijn hoofd zoemde. Er hing een flauwe stank van bederf rond het dode beest. Toen hij uit de kooi van gigantische, recht omhoogstekende ribben was gestapt, gebaarde hij naar de kop, die op een bed van bruin gras lag. Er was genoeg ruimte om tussen de ribben door te lopen zonder dat ze zijn schouders raakten.
‘Ik herken de tanden. Ik heb eens een drakentand gehad.'
Nicci keek sceptisch. 'Nou, wat het ook is, laten we verder gaan, als je er genoeg van hebt gezien.'
Richard veegde zijn handen schoon. De hengst snoof en stapte van hem weg toen hij hem naderde. De geur van de dood stond het paard niet aan, en hij vertrouwde Richard niet nadat die er in de buurt was geweest. Richard aaide de glanzende zwarte hals. 'Rustig, Jongen,' zei hij op geruststellende toon. 'Kalm maar.' Toen ze Richard eindelijk zijn paard zag bestijgen, liet Nicci haar appelschimmel omdraaien en ging weer op weg. Het late middaglicht wierp lange, klauwvormige schaduwen van de ribben in zijn richting, alsof ze zich naar hem uitstrekten en hem terugriepen naar wat een afschuwelijk einde moest zijn geweest. Hij keek over zijn schouder achterom naar het skelet, dat languit in leeg, zacht glooiend grasland lag, voordat hij zijn hengst aanspoorde tot een draf om Nicci in te halen. Zijn paard had niet veel aanmoediging nodig om zich uit de voeten te maken van de sterfplek, en ging tevreden over in zijn soepele galop in plaats van in draf. In de pakweg een maand die Richard op het paard had gereden, waren ze aan elkaar gewend geraakt. Het paard was gewillig genoeg, maar nooit echt vriendelijk. Richard had niet voldoende interesse om meer moeite te doen; vrienden worden met een paard was wel het laatste waar hij zich druk over maakte. Nicci had niet geweten of de paarden namen hadden en leek er ook niet in geïnteresseerd te zijn, dus had Richard de zwarte hengst simpelweg 'Jongen' genoemd en Nicci's merrie 'Meisje', en had het daarbij gelaten. Nicci leek niet tevreden of ontevreden met het feit dat hij de paarden een naam had gegeven; ze volgde gewoon zijn voorbeeld.
'Geloof je echt dat het het skelet van een draak is?' vroeg Nicci toen hij haar had ingehaald.
De hengst ging langzamer lopen en drukte, duidelijk blij om weer bij de kudde te zijn, zijn neus in de flank van de merrie. Meisje draaide alleen haar dichtstbijzijnde oor in zijn richting als teken van herkenning. 'Het heeft ongeveer de juiste afmetingen, voor zover ik me herinner.' Nicci gaf een rukje met haar hoofd om haar haar over haar schouder naar achteren te schudden. 'Je meent het, hè?'
Richard fronste verbaasd. 'Je hebt het gezien. Wat zou het anders kunnen zijn?'
Ze gaf zich met een zucht gewonnen, ik dacht dat het de botten waren van een lang geleden uitgestorven diersoort.'
'Met een zwerm vliegen eromheen? Er zaten nog stukjes pees aan de botten. Het is niet iets van heel vroeger. Het kan er niet veel langer dan een halfjaar liggen... misschien wel veel korter.'
Ze keek weer naar hem uit haar ooghoek. 'Dus er zijn echt draken in de Nieuwe Wereld?'
in het Middenland in elk geval wel. Waar ik ben opgegroeid, waren ze niet. Ik heb begrepen dat draken over magie beschikken. Er was geen magie in het Westland. Toen ik hierheen kwam, heb ik... een rode draak gezien. Ik heb begrepen dat ze heel zeldzaam zijn.' En nu was er minstens één minder.
Nicci maakte zich weinig zorgen over de resten van een dier, ook al was het een draak. Richard had allang besloten dat, hoe hij er ook naar verlangde haar de hersens in te slaan, hij een betere kans zou hebben om een weg uit deze situatie te vinden als hij haar niet tegen zich in het harnas joeg. Vechten tegen een ander putte je eigen kracht uit en maakte het moeilijker om te beredeneren hoe je uit de problemen kon raken. Hij bleef geconcentreerd op wat voor hem het belangrijkste was. Hij kon het niet over zich verkrijgen te doen alsof hij Nicci's vriend was, maar hij probeerde haar geen reden te geven om boos genoeg te worden om Kahlan kwaad te doen. Tot nu toe had dat gewerkt. Nicci leek trouwens toch niet snel boos te worden. Als ze ontstemd raakte, trok ze zich terug in een onverschilligheid die haar afstandelijke wrok leek te smoren.
Uiteindelijk bereikten ze de weg vanwaar ze het witte vlekje hadden gezien dat het skelet van een draak was gebleken. 'Hoe was het om ergens op te groeien waar geen magie was?' Richard haalde zijn schouders op. ik weet het niet. Zo was het gewoon. Het was normaal.'
'En was je gelukkig? Zo zonder magie, bedoel ik?' 'Ja. Heel gelukkig.' De frons kwam terug op zijn gezicht. 'Waarom?' 'En toch strijd je om de magie in de wereld te behouden, zodat andere kinderen ermee moeten opgroeien. Klopt dat?'
'Ja.'
'De Orde wil de wereld van magie ontdoen, zodat de mensen gelukkig kunnen opgroeien, zonder de giftige mist van magie om zich heen als ze de deur uitstappen.' Ze wierp hem een blik toe. 'Ze willen dat de kinderen ongeveer zo opgroeien als jij hebt gedaan. En toch verzet je je daartegen.'
Het was geen vraag, dus Richard besloot er ook geen antwoord op te geven. Wat de Orde wilde, was niet zijn zorg. Hij richtte zijn aandacht op andere dingen.
Ze reisden in oost-zuidoostelijke richting over een weg die af en toe door kooplieden werd gebruikt. Ze hadden er die dag twee ontmoet, en naar ze geglimlacht en geknikt. De weg volgde de gemakkelijkste route over de glooiende heuvels en was die middag meer naar het zuiden gebogen. Toen ze een hoog punt bereikten, zag Richard een kudde schapen in de verte. Ze hadden gehoord dat er niet ver voor hen uit een plaatsje was waar ze wat proviand konden inslaan. De paarden konden ook wel wat graan gebruiken.
Als hij over zijn linkerschouder keek, naar het noordoosten, zag hij besneeuwde bergtoppen, roze in het late zonlicht, oprijzen achter de heuvels. Rechts van hem was in de verte de wildernis. Voorbij het stadje zou het niet lang meer duren voordat ze de rivier de Kern overstaken. Ze waren helemaal niet ver van wat vroeger de woestenij was waar de grote barrière had gestaan.
Nog even en ze konden naar het zuiden de Oude Wereld binnentrekken.
Hoewel er geen barrière meer was om hem te beletten terug te keren als ze de grens eenmaal over waren, stemde het hem toch somber om de Nieuwe Wereld te verlaten. Het was alsof hij Kahlans wereld verliet. Alsof hij nog wat verder bij haar wegging. Hoeveel hij ook van haar hield, hij voelde haar steeds verder wegglippen.
Nicci's blonde haar wapperde in de wind toen ze zich naar hem omdraaide. 'Ze zeggen dat er vroeger ook draken in de Oude Wereld waren.'
Richard rukte zich los van zijn gepeins.
'Maar nu niet meer?' vroeg hij. Ze schudde haar hoofd. 'Hoe lang geleden was dat?'
'Lang. Niemand die nu leeft, heeft er ooit een gezien, en dat geldt ook voor de Zusters die in het paleis hebben gewoond.' Hij dacht erover na terwijl hij verder reed, luisterend naar het ritmische hoefgetrappel. Nicci had zich toeschietelijk getoond, dus vroeg hij: 'Weet je hoe dat komt?'
ik kan je alleen vertellen wat ik erover heb geleerd, als je dat wilt horen.' Toen Richard knikte, vervolgde ze: 'Gedurende de grote oorlog, in de tijd dat de barrière tussen de Oude en de Nieuwe Wereld werd opgetrokken, werkten de tovenaars in de Oude Wereld aan een manier om de magie aan de wereld te onttrekken. Draken konden niet zonder magie bestaan, dus zijn ze uitgestorven.' 'Maar hier bestonden ze nog.'
'Aan de andere kant van de barrière. Misschien had de onderdrukking van de magie door de oude tovenaars alleen een plaatselijk of zelfs tijdelijk effect. Per slot van rekening bestaat magie nog steeds, dus ze zijn er duidelijk niet in geslaagd hun doelen te verwezenlijken.' Richard kreeg een onbehaaglijk gevoel als hij, na Nicci's woorden, dacht aan het skelet dat ze hadden gezien.
'Nicci, mag ik je een vraag stellen, een serieuze vraag, over magie?' Ze keek hem aan terwijl ze haar paard inhield tot een rustige stapvoetse gang. 'Wat wil je weten?'
'Hoe lang denk je dat een draak zonder magie zou kunnen bestaan?' Nicci dacht even over zijn vraag na, maar slaakte uiteindelijk een zucht, ik ken alleen de geschiedenis van de draken in de Oude Wereld zoals die werd onderwezen. Zoals je weet, kun je niet altijd vertrouwen op dingen die zo lang geleden zijn opgeschreven. Ik kan er alleen maar zo goed mogelijk naar raden. Ik denk dat het enkele ogenblikken zou kunnen zijn, mogelijk een paar dagen... of zelfs langer, maar niet veel. Het is net zo'n soort vraag als hoe lang een vis buiten het water zou kunnen leven. Waarom vraag je dat?'
Richard haalde zijn vingers door zijn haar. 'Toen de akkoorden hier waren, in deze wereld, onttrokken ze er magie aan. Alle magie, of in elk geval bijna alle, was een tijdje verdwenen uit de wereld van het leven.' Ze wendde haar blik weer naar de weg. 'Het is mijn inschatting dat alle magie weg was, in elk geval een tijdje.'
Dat was wat hij had gevreesd. Richard dacht na over haar woorden en over wat hij al wist. 'Niet alle wezens met magie zijn ervan afhankelijk. Wij, bijvoorbeeld; we zijn in zekere zin wezens met magie, maar we kunnen ook zonder magie leven. Ik vraag me af of wezens die voor hun bestaan afhankelijk waren van magie het misschien niet hebben gehaald totdat de akkoorden waren verbannen en de magie was hersteld.' 'De magie is niet hersteld.'
Richard bracht zijn paard abrupt tot stilstand. 'Wat?' 'Niet op de manier zoals jij erover denkt.' Nicci liet haar paard rondlopen, zodat ze tegenover hem kwam. 'Richard, hoewel ik ook niet precies weet wat er is gebeurd, kan zo'n gebeurtenis niet zonder gevolgen blijven.'
'Vertel me wat je wel weet.'
Ze fronste nieuwsgierig. 'Waarom kijk je zo ongerust?' 'Nicci, wil je me alsjeblieft vertellen wat je weet?' Ze legde haar polsen op haar zadelknop.
'Richard, magie is een ingewikkelde zaak, dus er is geen zekerheid.' Ze stak een hand op om een komende stortvloed van vragen tegen te houden. 'Maar dit weet ik wel: de wereld blijft niet hetzelfde. Die verandert voortdurend.
Magie maakt niet alleen deel uit van deze wereld. Magie is het kanaal tussen werelden. Begrijp je?'
Hij dacht van wel. 'Ik heb per ongeluk magie gebruikt om de geest van mijn vader op te roepen uit de onderwereld. Ik heb hem met behulp van magie weer naar de onderwereld verbannen. Het Moddervolk, bijvoorbeeld, gebruikt magie om met de geesten van hun voorouders te communiceren, die zich aan de andere kant van de sluier in de onderwereld bevinden. Ik moest naar de Tempel der Winden gaan, in een andere wereld, toen Jagang een Zuster hierheen had gestuurd om een pestepidemie te ontketenen die ze mee terug had genomen uit die wereld.'
'En wat hebben al die dingen gemeen?'
'Het gebruik van magie om de kloof tussen werelden te overbruggen.' 'Ja. Maar er is meer. Die werelden bestaan, maar ze zijn afhankelijk van deze wereld om hen te definiëren, hè?'
'Je bedoelt, leven wordt in deze wereld geschapen, en na de dood worden de zielen door de Wachter meegenomen naar de onderwereld?' 'Ja. Maar dat is niet alles. Zie je de link?'
Richard begon in de war te raken. Hij was niet opgegroeid met kennis over magie. 'Wij zitten klem tussen de twee werelden?' 'Nee, dat is het niet.' Haar blauwe ogen fonkelden van concentratie. Ze wachtte totdat hij haar aankeek, en toen stak ze een vinger op om het belang van haar woorden te benadrukken.
'Magie is een kanaal tussen werelden. Als de magie afneemt, zijn die andere werelden niet alleen verder van ons weg, maar de kracht van die werelden in deze wereld neemt ook af. Snap je?' Richard kreeg kippenvel. 'Je bedoelt dat de andere werelden minder invloed hebben, zoals... zoals ouders minder invloed op een kind hebben naarmate dat opgroeit.'
'Ja.' In het afnemende licht leken haar ogen blauwer dan anders. 'Als de werelden verder uiteen groeien, is dat net zoiets ais een kind dat opgroeit en uit huis gaat. Maar er zit nog meer aan vast.' Ze boog zich een klein stukje naar voren in haar zadel. 'Die andere werelden bestaan eigenlijk alleen maar door hun relatie met het leven, met deze wereld, zie je.' Op dat moment leek ze voor hem meer dan ooit op wat ze eigenlijk was: een honderdtachtig jaar oude tovenares. 'Je zou zelfs kunnen zeggen,' fluisterde ze met een stem die klonk alsof de schaduwen spraken, 'dat zonder de magie om die andere werelden met deze te verbinden, die andere werelden ophouden te bestaan.' Richard slikte. 'Je bedoelt, zoals het kind opgroeit en uit huis gaat; de ouders worden minder belangrijk voor zijn bestaan. Als ze uiteindelijk oud worden en sterven, leeft hij voort zonder hen, ook al waren ze eens vitaal en nauw met hem verbonden.' 'Precies,' siste ze.
'De wereld verandert,' zei hij, bijna tegen zichzelf. 'De wereld blijft niet hetzelfde. Dat is wat Jagang wil. Hij wil dat de magie en die andere werelden ophouden te bestaan, zodat hij deze helemaal voor zichzelf alleen heeft.'
'Nee,' zei ze met zachte stem. 'Hij wil haar niet voor zichzelf, maar voor de mensheid.' Richard wilde tegenwerpingen maken, maar ze onderbrak hem. ik ken Jagang. Ik vertel je wat hij denkt. Hij mag dan van de oorlogsbuit genieten, maar in zijn hart denkt hij dat hij dit voor de mensheid doet, niet voor zichzelf.'
Richard geloofde haar niet echt, maar hij zag er het nut niet van in om met haar te redetwisten. Hoe dan ook, door de veranderingen die er hadden plaatsgevonden, waren wezens als draken misschien al uitgestorven. Die witte botten zouden heel goed de resten van de laatste rode draak kunnen zijn.
'Door gebeurtenissen zoals het rondwaren van de akkoorden is de wereld misschien al onherroepelijk veranderd, in die zin dat er wezens met magie zijn uitgestorven,' zei ze terwijl ze in de lege schemering staarde, in een evoluerende wereld zoals ik die heb beschreven, zou de magie, zelfs die van ons, ook snel uitsterven. Snap je het nu? Zonder dat kanaal naar andere werelden, werelden die misschien niet meer bestaan, zou de magie niet ontstaan bij nakomelingen van mensen met de gave.' Eén ding was zeker: als de tijd rijp was, zou hij zorgen dat Nicci uitstierf.
Toen ze verder reden, keek Richard over zijn schouder achterom naar botten die hij niet meer kon zien.
Het was allang donker toen ze het stadje binnenreden. Toen Richard het aan een voorbijganger vroeg, kreeg hij te horen dat het plaatsje, Gelve, genoemd was naar de golvende heuvels waarin het lag. Het was een rustig plaatsje, in een bijna vergeten uithoek van het Middenland, met zijn rug gekeerd naar de vroegere woestenij waaruit niemand ooit terugkeerde. Veel mensen verbouwden er tarwe en hielden schapen om producten te hebben om ruilhandel mee te drijven, terwijl ze kleine dieren en tuintjes hielden om in hun eigen behoefte aan voedsel te voorzien.
Er kwam een weg op uit vanuit het zuidwesten, vanuit Renwold, en andere wegen liepen in noordelijke richting. Gelve was een trefpunt geweest voor handel tussen Renwold, de volken uit de wildernis die handel kwamen drijven in die afgelegen plaats, en dorpjes in het noorden en het oosten. Nu bestond Renwold natuurlijk niet meer; de Imperiale Orde had de stad geplunderd. Nu er alleen nog maar geesten woonden in de straten van Renwold, hadden de mensen uit de wildernis die hun goederen hier kwamen verhandelen daarvan te lijden. Dat gold ook voor de mensen uit de dorpjes die naar Gelve kwamen; Gelve had het moeilijk.
Richard en Nicci hadden veel bekijks. Het kwam nog maar sporadisch voor dat er vreemdelingen op doorreis waren, nu Renwold er niet meer was. Ze waren allebei moe en er was een herberg, maar daar werd flink ingenomen, en Richard had geen zin om in dat soort problemen verzeild te raken. Aan de andere kant van de stad was een goed onderhouden stal, en de eigenaar bood hun voor een zilveren stuiver per persoon logies op de hooizolder aan. De nacht was koud en op de hooizolder uit de wind zou het warmer zijn, dus Richard betaalde de man de stuiver per persoon en dan nog drie om de paarden te laten verzorgen en voederen. De zwijgzame staleigenaar was zo blij met de extra stuiver voor de paarden dat hij Richard zei dat hij hun hoefijzers zou verzorgen, als hij toch bezig was.
Toen Richard hem bedankte en hem vertelde dat ze moe waren, glimlachte de man voor het eerst en zei: 'Dan ga ik voor uw paarden zorgen. Ik hoop dat uw vrouw en u goed slapen. Goedenacht, dan.' Richard klom achter Nicci aan de ruwhouten ladder achter in de schuur op. Ze aten zittend in het hooi een koud avondmaal terwijl ze hoorden hoe de staleigenaar graan en water voor hun paarden haalde. Richard en Nicci wisselden alleen de noodzakelijkste mededelingen voordat ze zich in hun capes rolden en gingen slapen. Toen ze kort na zonsopgang wakker werden, ontdekten ze een groepje magere kinderen en volwassenen met ingevallen wangen, die waren komen kijken naar de 'rijkelui' die op doorreis waren. Blijkbaar waren hun paarden, de beste die de stal in lange tijd hadden aangedaan, de bron geweest van roddel en speculatie.
Toen Richard de mensen begroette, kreeg hij enkel lege blikken terug. Toen Nicci en hij naar de winkel liepen, langs een paar vale gebouwen, volgden de mensen hen, alsof er een koning en koningin naar de stad waren gekomen en ze allemaal wilden zien hoe zulke hooggeboren mensen hun dag doorbrachten. Geiten en kippen die door de hoofdstraat van Gelve scharrelden, stoven uiteen voor de optocht. Een melkkoe die bruin gras stond te grazen achter de lederwarenwinkel tilde even haar kop op om te kijken. Een haan op een boomstronk klapperde geërgerd met zijn vleugels.
Toen de brutaalste kinderen vroegen wie ze waren, vertelde Nicci hun dat ze gewoon reizigers waren, man en vrouw, die op zoek waren naar werk. Dat nieuws werd met een sceptisch gegiechel begroet. De mensen zagen Nicci, in haar mooie zwarte jurk, aan voor een koningin op zoek naar een koninkrijk. Van Richard hadden ze maar een iets lagere dunk. Toen een oudere jongen vroeg waar ze naar werk gingen zoeken, aangezien er in Gelve weinig te vinden was, vertelde Nicci hem dat ze naar de Oude Wereld gingen. Een paar van de volwassenen pakten snel hun kinderen op en haastten zich weg. Maar de meesten bleven Richard en Nicci op de voet volgen.
De eigenaar van de winkel, een oudere man, stuurde de mensen met zachte hand voor zijn deur weg toen Richard naar binnen ging. Toen Richard eenmaal binnen was, zag hij dat de mensen brutaler werden en hun handen begonnen uit te steken naar Nicci, bedelend om geld, geneesmiddelen en voedsel. Nicci bleef met de mensen buiten en vroeg hun naar hun problemen en noden. Ze liep tussen de menigte door en nam de kinderen aandachtig op. Ze had die nietszeggende uitdrukking op haar gezicht die Richard niet beviel. 'Wat kan ik voor u doen?' vroeg de winkelier.
'Eh, wat zijn dat voor mensen?' vroeg Richard in plaats van hem antwoord te geven.
Hij wierp een blik uit het fonkelend schone raampje en zag Nicci in het midden van het armoedige groepje staan praten over de liefde van de Schepper voor hen. Ze hoorden haar aan alsof ze een goede geest was die hen kwam troosten.
'Ach, van alles,' zei de winkelier. 'De meesten zijn vanuit de Oude Wereld hierheen komen zwerven nadat de barrière was verdwenen. Sommigen zijn gewoon mensen vanhier die niet willen deugen - dronkaards en zo - en die liever bedelen of stelen dan werken. Toen er vreemdelingen uit de Oude Wereld hierheen kwamen, hebben sommige mensen vanhier hun gebruiken overgenomen. Er komen hier kooplui op doorreis, die hun goederen moeten beschermen, en die merken dat ze minder problemen hebben als ze gul zijn voor dat soort. Sommige van de mensen daarbuiten hebben moeilijkheden gehad; weduwen met kinderen die geen man kunnen vinden, dat soort dingen. Een paar van hen werken voor me, als ik werk heb, maar de meesten willen dat niet.' Richard stond op het punt de man een opsomming te geven van wat ze nodig hadden, toen Nicci de deur binnenglipte. 'Richard, ik heb wat geld nodig.'
Hij maakte geen tegenwerpingen, maar gaf haar de zadeltas met het geld. Ze stak haar hand erin en haalde een handvol goud en zilver te voorschijn. De ogen van de winkelier werden groot toen hij zag hoeveel ze in haar vuist had. Ze besteedde geen aandacht aan hem. Richard stond met open mond te kijken hoe Nicci, temidden van de mensenmassa, al het geld weggaf. Armen zwaaiden en handen werden naar haar uitgestoken. Mensen gingen nog harder roepen. Een paar renden weg met wat ze hun had gegeven.
Richard trok de zadeltas open en tuurde naar binnen om te zien hoeveel ze nog over hadden. Dat was niet veel. Hij kon nauwelijks geloven wat Nicci zojuist had gedaan. Het was onzinnig.
'Hebt u gerstemeel, havermeel, rijst, ham, linzen, droge biscuit en zout?' vroeg hij de wachtende winkelier. 'Geen havermeel, maar de rest wel. Hoeveel wilt u?' Richard maakte in gedachten berekeningen. Ze hadden een lange reis voor de boeg, en Nicci had net het grootste deel van hun geld weggegeven. Van de proviand die ze hadden, was niet veel meer over. Hij legde zes zilveren stuivers op de toonbank. 'Wat we hiermee kunnen kopen.' Hij trok de ransel van zijn rug en zette die op de toonbank naast het geld.
De man pakte de muntjes op en zuchtte bij de gedachte aan het geld dat hij bijna had verdiend. Hij trok de spullen van een plank en zette ze in de ransel. Terwijl hij bezig was, vroeg Richard om nog een paar kleinigheidjes die hij was vergeten. Hij betaalde nog een stuiver.
Richard had nog maar een paar zilveren stuivers, twee zilveren kronen en helemaal geen goudstukken meer. Nicci had meer geld uitgedeeld dan de meesten van die mensen in hun hele leven hadden gezien. Bezorgd over hoe ze in de toekomst aan voedsel moesten komen, hees Richard zijn ransel op zijn rug toen de winkelier klaar was, en haastte zich naar buiten om te proberen Nicci tot rede te brengen.
Ze hield een preek over de liefde van de Schepper voor elke mens en vroeg de mensen om de hartelozen en onverschilligen te vergeven, terwijl ze het laatste goudstuk aan een ongeschoren, tandeloze man gaf. Hij grijnsde dankbaar en likte toen langs zijn uitgedroogde lippen. Richard wist wel hoe hij die vochtig zou maken. Er werden nog meer handen smekend naar haar uitgestoken.
Ongerust pakte Richard Nicci bij de arm en trok haar achteruit. Ze draaide zich naar hem om. 'We moeten terug naar de stal,' zei ze.
'Mijn idee,' zei Richard, zijn woede onderdrukkend. 'Laten we hopen dat die man klaar is met de paarden, zodat we kunnen maken dat we hier wegkomen.'
'Nee,' zei ze met een grimmige besliste blik in haar ogen. 'We moeten de paarden verkopen.'
'Wat?' Richard knipperde met zijn ogen van woede en verbijstering. 'Mag ik op zijn minst vragen waarom?' 'Om wat we hebben te delen met degenen die niets hebben.' Richard kon geen woord uitbrengen. Hij staarde haar alleen maar aan. Hoe moesten ze dan reizen? Hij dacht even over die vraag na en besloot dat het hem eigenlijk niets kon schelen hoe snel ze aankwamen op de plek waar ze hem heen bracht. Maar ze zouden alles moeten dragen. Hij was een woudloper en eraan gewend met een ransel te lopen, dus hij veronderstelde dat hij wel kon lopen. Hij zuchtte en zette koers naar de stal. 'We moeten de paarden verkopen,' zei Richard tegen de eigenaar van de stal.
De man fronste, keek naar de paarden in hun boxen en fronste weer naar Richard. Hij leek verbijsterd.
'Dat zijn schitterende paarden, meneer. Zulke paarden hebben we hier niet.'
'Nu wel,' zei Nicci.
Hij wierp een ongemakkelijke blik op haar. De meeste mensen voelden zich niet op hun gemak als ze naar Nicci keken: was het niet vanwege haar uitzonderlijke schoonheid, dan wel vanwege haar koele, vaak bedreigend overkomende uitstraling, ik kan niet betalen wat zulke paarden waard zijn.' 'Dat vragen we u ook niet,' zei Nicci toonloos. 'We vragen u alleen ze te kopen. We moeten ze verkopen. We zullen aannemen wat u ons kunt geven.'
De blik van de man ging van Richard naar Nicci en terug. Richard merkte dat de man het niet prettig vond om hen zo te bedriegen, maar hij kon geen manier bedenken om het aanbod af te slaan, ik kan maar vier zilveren marken betalen voor de twee samen.' Richard wist dat ze tienmaal zoveel waard waren. 'En het tuig,' zei Nicci.
De man krabde aan zijn wang. ik kan er misschien nog een zilverstuk bij doen, maar meer bezit ik niet. Het spijt me, ik weet dat ze meer waard zijn, maar als u vastbesloten bent dat u wilt dat ik ze van u koop, is dat alles wat ik heb.'
is er iemand anders in de stad die ze misschien voor meer zou kunnen kopen?' vroeg Richard.
ik denk het niet, maar eerlijk gezegd zou u me er niet mee kwetsen als u ging rondvragen. Ik hou er niet van om mensen te bezwendelen, en ik weet dat je vijf zilveren marken voor de paarden en het tuig niet anders dan zwendel kunt noemen.'
De man bleef steeds snel naar Nicci kijken, blijkbaar vermoedend dat Richard niets te zeggen had over deze transactie. De strakke blik uit haar blauwe ogen zou iedere man nerveus maken.
'We accepteren uw bod,' zei Nicci zonder enige aarzeling of onzekerheid. 'Het is vast heel redelijk.'
De man zuchtte ongelukkig over zijn meevaller. 'Zoveel geld heb ik niet bij me. Ik loop even naar mijn huis' - hij hief een duim over zijn schouder - 'achter de schuur, om het te halen. Wilt u even wachten?' Nicci knikte en hij haastte zich weg: niet zozeer gretig om de koop te sluiten, dacht Richard, als wel om Nicci's blik te ontvluchten. Richard wendde zich tot haar en voelde dat zijn gezicht rood aanliep. 'Wat heeft dit allemaal te betekenen?' Hij zag door de gedeeltelijk openstaande staldeuren dat de menigte die hen had gevolgd, nog steeds stond te wachten.
Ze negeerde zijn vraag. 'Pak je spullen... Alles wat je kunt dragen. Zodra hij terugkomt, moesten we maar eens op pad gaan.' Richard wendde zijn kwade blik van haar af. Hij beende naar zijn spullen, die voor de box van Jongen lagen, en begon alles in zijn ransel te proppen wat erin paste. Hij gespte de waterzakken om zijn middel en sloeg de zadeltassen over zijn schouders. De staleigenaar zou vast niet klagen als hij de zadeltassen niet bij de rest van het tuig kreeg. Richard dacht dat hij, als ze in een welvarender plaats kwamen, in elk geval de zadeltassen kon verkopen. Terwijl hij aan het werk was, stopte Nicci haar bezittingen in een ransel die ze kon dragen.
Toen de man terugkwam met het geld, bood hij het aan Richard aan. Nicci stak haar hand uit. ik neem het wel,' zei ze.
Hij keek heel even naar Richards ogen en gaf het geld toen aan Nicci. ik heb de zilveren stuivers erbij gedaan die u me gisteravond hebt betaald. Het is alles wat ik heb, dat zweer ik.'
'Dank u,' zei Nicci. 'Het is heel grootmoedig van u om wat u hebt te delen. Dat is de manier van de Schepper.'
Zonder nog een woord te zeggen, draaide Nicci zich om en stapte door de schemerige stal en de deur uit.
'Het is mijn manier,' mompelde de man zachtjes tegen haar rug. 'Daar heeft de Schepper niets mee te maken.'
Buiten in het zonlicht begon Nicci het geld uit te delen dat ze net voor de paarden had gekregen. De mensen dongen naar haar gunsten terwijl ze tussen hen door liep, tegen hen praatte en vragen stelde totdat ze uit het zicht was verdwenen, om de hoek van de schuurdeur. Richard gaf Jongen een snelle aai over de bles op zijn voorhoofd, hees zijn zadeltassen over zijn schouders en draaide zich naar de verbijsterd kijkende staleigenaar. Hij en Richard deelden een machteloze blik, ik hoop dat ze een goede vrouw voor u is,' zei de man ten slotte. Richard wilde zeggen dat Nicci een Zuster van de Duisternis was en hij haar gevangene, maar besloot uiteindelijk dat dat weinig zin zou hebben. Nicci had hem duidelijk te kennen gegeven dat hij Richard Cypher was, haar man, en zij Nicci Cypher, zijn vrouw. Ze had hem gezegd dat hij zich aan dat verhaal moest houden... in het belang van Kahlan.
'Ze is gewoon vrijgevig,' zei Richard. 'Daarom ben ik met haar getrouwd. Ze is goed voor mensen.'
Richard hoorde een vrouw een gil geven, en schreeuwen. Hij stormde naar de gedeeltelijk open deur en rende het heldere ochtendlicht in. Hij zag niemand. Hij stoof om de schuur heen naar de zijkant, waar hij geschuifel hoorde.
Een stuk of zes mannen hielden Nicci tegen de grond gedrukt en sommigen zwaaiden met hun vuisten naar haar terwijl ze probeerde hen met haar blote handen af te weren. Anderen betastten haar, op zoek naar een geldbuidel. Ze vochten over het geld, voordat ze het ook maar uit handen had gegeven. Een menigte vrouwen, kinderen en andere mannen stond in een kring om het schouwspel heen, aasgieren die wachtten totdat ze de restjes konden bemachtigen.
Richard stormde door de kring mensen heen, greep de man die het dichtst bij hem was bij zijn kraag en smeet hem achteruit. Hij was mager en vloog door de lucht, waarna hij tegen de muur van de schuur sloeg. Het hele gebouwtje schudde ervan. Richard trapte een ander in de ribben, waardoor hij van Nicci af en door het zand rolde. Een derde man draaide zich om en haalde krachtig uit naar Richard. Richard greep de vuist en boog die naar achteren totdat hij iets voelde knappen terwijl de man het uitschreeuwde. Toen renden de overgebleven mannen in alle richtingen weg.
Richard wilde achter een van hen aan gaan, maar plotseling vloog Nicci hem aan en hield hem tegen. 'Richard! Nee!'
In zijn razernij sloeg Richard haar bijna in haar gezicht, maar toen hij besefte dat zij het was, liet hij zijn vuisten langs zijn zijden zakken terwijl hij dreigend naar de menigte keek.
'Alstublieft, meneer, alstublieft, mevrouw,' jammerde een van de vrouwen, 'heb medelijden met ons ellendigen. We zijn niets dan ongelukkige stakkers van de Schepper. Heb medelijden met ons.' 'Jullie zijn een stelletje dieven!' riep Richard. 'Stelen van iemand die jullie wilde helpen!'
Hij wilde een uitval naar de hele groep doen, maar Nicci hield zijn polsen vast. 'Richard, nee!'
De mensen verdwenen als muizen voor een blazende kat.
Nicci liet Richards vuisten los. Toen zag hij dat ze bloed aan haar mond had.
'Wat bezielt je? Om geld aan mensen te geven die je liever beroven dan dat ze wachten totdat je het uit vrije wil aan hen geeft? Waarom zou je zulk uitschot geld geven?'
'Zo is het genoeg. Ik ga hier niet staan luisteren hoe jij de kinderen van de Schepper beledigt. Wie ben jij om te oordelen? Wie ben jij, met een volle buik, om te zeggen wat goed is? Je hebt geen idee wat die arme mensen hebben doorgemaakt, maar je hebt wel snel je oordeel klaar.'
Richard ademde diep in om te kalmeren. Hij hield zichzelf opnieuw voor wat het belangrijkste was. Het was niet echt Nicci geweest die hij had verdedigd.
Hij trok de mouw van een overhemd uit de hoek van zijn ransel, maakte die nat met water uit een waterzak die om zijn middel hing, en veegde voorzichtig haar bebloede mond en kin schoon. Ze kromp ineen terwijl hij daarmee bezig was, maar liet hem zonder te protesteren haar verwonding bekijken.
'Het is niet erg,' zei hij haar. 'Alleen een snee in je mondhoek. Blijf even stil staan.'
Ze stond bewegingloos terwijl hij haar hoofd met één hand vasthield en met de andere het bloed van de rest van haar gezicht veegde.
'Dank je, Richard.' Ze aarzelde, ik was er zeker van dat een van hen anders mijn keel had doorgesneden.'
'Waarom gebruikte je je Han niet om je te beschermen?'
'Ben je dat vergeten? Om dat te doen, moet ik kracht weghalen van de verbinding die Kahlan in leven houdt.'
Hij keek in haar blauwe ogen. 'Dat was ik inderdaad even vergeten. In dat geval, bedankt dat je je hebt beheerst.'
Nicci zei niets toen ze het plaatsje Gelve uit liepen, met al hun bezittingen op hun rug. Hoe koud het ook was, het duurde niet lang voordat er zweet parelde op Richards voorhoofd.
Ten slotte kon hij zich niet meer inhouden. 'Zou je me willen vertellen wat dat allemaal voorstelde?'
Haar voorhoofd trok. 'Die mensen waren behoeftig.' Richard kneep in zijn neuswortel en zweeg even in een poging beleefd tegen haar te blijven. 'En dus heb je ze al ons geld gegeven?' 'Ben jij zo zelfzuchtig dat je niet wilt delen wat je hebt? Ben je zo zelfzuchtig dat je de hongerigen vraagt te verhongeren, de naakten te bevriezen, de zieken te sterven? Betekent geld meer voor jou dan mensenlevens?'
Richard beet op de binnenkant van zijn wang om zich te beheersen. 'En de paarden? Die heb je praktisch weggegeven.'
'Meer konden we er niet voor krijgen. Die mensen waren behoeftig. Onder de omstandigheden was het het beste dat we konden doen. We hebben vanuit de nobelste bedoelingen gehandeld. Het was onze plicht om niet zelfzuchtig te zijn en om deze mensen vreugdevol te geven wat ze nodig hadden.'
Er ging geen weg hun kant op; ze liepen door wat niet lang geleden de woestenij was geweest waaruit niemand terugkeerde. 'Wij hadden nodig wat we hadden,' zei hij.
Nicci keek hem even aan. 'Er zijn dingen die je moet leren, Richard.' 'O ja?'
'Jij hebt geluk gehad in het leven. Je hebt kansen gehad die gewone mensen nooit krijgen. Ik wil dat je ziet hoe gewone mensen moeten leven, hoe ze moeten strijden om het bestaan. Als je leeft zoals zij, zul je begrijpen waarom de Orde zo noodzakelijk is, waarom de Orde de enige hoop voor de mensheid is. Als we aankomen op onze bestemming, zullen we niets hebben. We zullen precies zo zijn als alle andere ongelukkigen op deze ellendige wereld, met weinig kans om onszelf te redden. Jij hebt geen idee hoe dat is. Ik wil dat je leert hoe het erbarmen van de Orde gewone mensen de kans geeft te leven met de waardigheid die hun toekomt.'
Richard wendde zijn blik weer naar het lege land dat zich voor hen uitstrekte. Een Zuster van de Duisternis die haar kracht niet kon gebruiken en een tovenaar die de zijne niet mocht gebruiken. Veel gewoner konden ze niet worden.
'Ik dacht dat jij degene was die iets wilde leren,' zei hij.
'Ik ben ook je lerares. Die leren soms meer dan hun leerlingen.'