65
Nadat Richard was teruggekomen met het fijne witte linnen dat hij had gekocht om het beeld mee af te dekken tot de plechtigheid van de volgende dag, hielp hij Ishaq en een aantal mannen die hij kende van het bouwterrein om een begin te maken met het langdurige transport van het zware stuk steen, dat op een slee naar het plein moest worden gebracht. Gelukkig had het een tijdje niet geregend en was de grond stevig.
Ishaq, die veel ervaring met dit soort werk had, had geoliede houten glijplanken meegebracht, die voor de stevige houten latten werden gelegd waarop het houten platform onder het beeld rustte, zodat de spannen paarden de zware vracht gemakkelijker over de grond konden trekken. Nadat het beeld op het tweede stel geoliede glijplanken was getrokken, legden de mannen het eerste stel weer voor de vracht, zodat die van het ene stel op het andere vooruitschoof.
De helling was wit van het overtollige, weggehakte marmer, dus het beeld woog aanzienlijk minder dan het blok marmer eens had gedaan. Om het naar zijn werkplaats te laten brengen, had Victor wagens gehuurd die speciaal waren gemaakt om steen te vervoeren. Die konden ze nu niet gebruiken, omdat het voltooide werk niet op zijn zij kon worden gelegd of ruw kon worden behandeld.
Ishaq wuifde met zijn rode muts in zijn hand, en riep bevelen, waarschuwingen en gebeden terwijl ze vorderden. Richard wist dat zijn beeld bij niemand in betere handen was. De mannen die hielpen, leken Ishaqs nerveuze spanning over te nemen. Ze voelden dat dit iets belangrijks was, en hoewel het zwaar werk was, leken ze er meer plezier in te hebben dan in hun dagelijkse werk op het bouwterrein. Het kostte hen tot laat in de middag om het beeld van de werkplaats naar de voet van de trap te brengen die naar het plein leidde.
Mannen schepten aarde aan de voet van de trap en stampten die stevig aan, om de helling minder steil te maken. Een span van tien paarden werd naar de andere kant van de zuilen gebracht. Lange touwen werden door de lege deur- en raamopeningen gehaald en daarna rond de stenen basis van het beeld geslagen om de slee de treden op te trekken. De extra glij balken werden op de voorste rand van de aarden helling gelegd en zouden later op de trap worden gebruikt naarmate het beeld hoger kwam. Er kwamen bijna tweehonderd mannen aanrennen op Ishaqs uitzinnige geschreeuw, om te helpen aan de touwen te trekken, samen met de paarden. Centimeter voor centimeter gleed het beeld de treden op.
Richard kon het bijna niet aanzien. Als er iets misging, zou zijn hele werk achterover kantelen en in stukken uiteenvallen. Door de zwakke plek zou er niets van overblijven. Hij glimlachte bij zichzelf toen hij besefte hoe raar het was om ongerust te zijn dat het bewijs van zijn misdaad tegen de Orde misschien vernietigd zou worden. Toen het beeld eindelijk veilig op het plein was beland, werd er zand onder het platform geduwd om het te steunen. Toen het zand het houten platform stevig op zijn plaats hield, werden de zware glijbalken weggehaald. Zonder de glijbalken werd het platform van zijn zandheuvel geduwd. Daarna was het een betrekkelijk eenvoudig karwei om het beeld voorzichtig van het houten platform te laten glijden, op het plein zelf. Eindelijk stond het marmer op marmer. Groepen mannen met touwen rond de stenen basis trokken het beeld op zijn definitieve plek, midden op het plein.
Ishaq stond naast Richard toen het achter de rug was, en wiste zich het zweet van zijn voorhoofd met zijn rode muts. Het hele beeld en de zonnewijzer waren in de witte linnen lap gehuld, met koord erom gebonden om de stof op zijn plaats te houden, dus Ishaq kon niet zien wat het was. Toch voelde hij dat er iets belangrijks voor hem stond. 'Wanneer?' was het enige dat Ishaq vroeg.
Richard begreep wat hij bedoelde, ik weet het eigenlijk niet precies. Broeder Narev zal het paleis morgen opdragen aan de Schepper, in aanwezigheid van alle hoge functionarissen die hierheen zijn gereisd om te zien hoe het geld dat ze van de mensen hebben geroofd wordt besteed. Ik denk dat de functionarissen en alle anderen die naar de plechtigheid komen, het beeld morgen zien, tegelijk met de rest van het paleis. Het is alleen maar de zoveelste verbeelding van de visie van de Orde op de plek van de mens; ik geloof niet dat ze van plan zijn het te onthullen of zoiets.'
Richard had begrepen dat de plechtigheid van groot belang was voor de broeders. De last van de kosten van het paleis, boven op de kosten van de oorlog, vereiste rechtvaardiging jegens de mensen die die prijs betaalden, niet alleen met hun zweet maar ook met hun bloed. Het Genootschap van Orde heerste, door middel van de Imperiale Orde, met de noodzakelijke medewerking van wrede beulen, die door het Genootschap moreel werden goedgekeurd. De beulen hadden weliswaar moeiteloos degenen omgebracht die in opstand waren gekomen, maar de broeders wilden de ideeën de kop indrukken waaruit zo'n opstand voortkwam, voordat ze zich konden verspreiden, omdat die ideeën de grootste bedreiging voor hen vormden.
Daarom was het ook belangrijk om de functionarissen te inspireren: de uitvoerders van de tirannie van de Orde. Richard stelde zich voor dat al die functionarissen van heinde en verre door de broeders zouden worden rondgeleid langs de duizenden meters stenen muren met taferelen van de verdorvenheid van de mens, en zo ertoe werden aangezet hun plicht te doen, namelijk het geld in te leveren dat ze al onder het uiten van allerlei bedreigingen in beslag hadden genomen; bedreigingen die ze uitten met de morele goedkeuring van de broeders via het Genootschap van Orde. De lagere functionarissen mochten wel een deel van de koek zelf houden, voor hun diensten jegens de Orde, maar de broeders wilden hen ongetwijfeld afbrengen van grootsere ideeën. Onder leiding van de broeders heerste het collectief van de Orde, als elke autocratische heerser, uiteindelijk alleen met instemming van het volk, dat ofwel met morele intimidatie, ofwel met lichamelijke dreigementen, of met beide onder de duim werd gehouden. Aan onderdrukking moest voortdurend gewerkt worden, om ervoor te zorgen dat de illusie van een gerechtvaardigd gezag niet verdampte in het licht van de zware tol die dat eiste, en de bruten niet overweldigd werden door het volk, dat hen in getal verre overtrof.
Daarom had Richard geweten dat hij het leger niet kon aanvoeren: hij kon mensen niet dwingen te begrijpen dat dwang verkeerd was omdat hun leven grote waarde had, terwijl de Orde hen wel kon dwingen te gehoorzamen door de mensen er eerst van te overtuigen dat hun leven geen waarde had. Vrije mensen werden niet overheerst. Vrijheid moest eerst worden gewaardeerd, voordat het kon worden geëist, ik heb gehoord dat het een groot evenement moet worden,' zei Ishaq. 'Vanuit het hele land komen mensen naar de inwijding van het keizerlijke paleis. De stad is vol mensen uit alle windstreken.' Richard keek om zich heen naar het bouwterrein terwijl de arbeiders terug sjokten naar hun eigenlijke werk.
'Het verbaast me dat geen van de functionarissen van tevoren een kijkje is komen nemen bij het paleis.'
Ishaq wuifde die verbazing met zijn muts weg. 'Ze zijn allemaal op de bijeenkomst van het Genootschap van Orde. In het centrum van Altur'Rang. Een groot feest. Eten, drinken, toespraken door de broeders. Je weet hoe dol de Orde is op bijeenkomsten. Stomvervelend, lijkt me. Wat ik weet van zulke evenementen, is dat de functionarissen meestal bezig worden gehouden met het aanhoren van de behoeften van de Orde en dat het hun plicht is om de mensen zover te krijgen daar offers voor te brengen. De broeders houden hen allemaal streng in toom.'
Hij bedoelde dat de broeders het allemaal druk zouden hebben; te druk om naar het bouwterrein te komen voor het onbeduidende klusje om een beeld te controleren dat een van hun slaven had gemaakt. In het geheel der dingen was Richards beeld onbetekenend. Het was enkel het beginpunt van de officiële rondgang langs de kilometers muren met grote taferelen waarin de verheven zaak van de Orde werd afgebeeld, zoals voorgeschreven door de broeders, onder leiding van Narev. Al hadden de functionarissen en de broeders het vandaag dan te druk om te komen, dat gold niet voor de inwoners van de stad. De meesten zouden waarschijnlijk de evenementen van de volgende dag wel bijwonen, maar ze wilden eerst voor zichzelf een indruk van het paleis krijgen, zonder de saaie toespraken die de plechtigheid eindeloos zouden rekken. Richard zag veel van die mensen van het ene tafereel op de muren naar het volgende lopen, met een verslagen uitdrukking op hun gezicht door de hopeloosheid van wat ze zagen.
Bewakers hielden de mensen op een eerbiedige afstand en uit het labyrint van kamers en gangen, die nu waren afgedekt met hogere verdiepingen en, in sommige gevallen, daken. Nu het beeld op zijn plaats stond, kwamen die bewakers aanlopen om de ingang van het plein vrij te maken.
Richard had de voorgaande week maar een paar uur geslapen. Nu het beeld op zijn plaats stond, werd hij door uitputting overmand. Met al het werk dat het had gekost, na zo weinig te hebben geslapen en gegeten, had hij nu het gevoel dat hij ter plekke zou omvallen. Victor verscheen uit de lange schaduwen. Sommige arbeiders vertrokken, maar andere zouden nog een paar uur blijven. Richard had niet eens beseft dat het verplaatsen van het beeld het grootste deel van de dag in beslag had genomen. Nu de inspanning van het werk voorbij was, voelde zijn doorgezwete overhemd ijskoud aan tegen zijn huid. 'Hier,' zei Victor terwijl hij Richard een plakje lardo gaf. 'Eet. Om te vieren wat je hebt gedaan.'
Richard bedankte zijn vriend voordat hij de lardo verorberde. Zijn hoofd bonsde. Hij had alles gedaan wat hij kon om de mensen te tonen wat ze moesten zien. Maar nu het werk gedaan was, voelde Richard zich plotseling verloren. Toen besefte hij pas hoe akelig hij het vond om klaar te zijn, om het zonder het nobele werk te moeten stellen. Het was zijn reden geweest om door te gaan.
ishaq, ik ben bekaf. Denk je dat je me een lift zou kunnen geven in je wagen, een stukje in de richting van mijn huis?'
Ishaq gaf Richard een klap op zijn rug. 'Kom mee, je kunt achterin meerijden. Dat vindt Jori vast niet erg. Hij kan je in elk geval een deel van je wandeling besparen. Ik moet hier blijven en voor de paarden en de wagens zorgen.'
Richard bedankte de glimlachende Victor. 'Morgenochtend, vrienden, in het volle licht, zullen we het dekkleed weghalen en voor het laatst schoonheid zien. Daarna... nou ja, wie weet.'
'Tot morgen, dan,' zei Victor met zijn plagerige lach. ik denk niet dat ik vannacht zal slapen,' riep hij Richard na.
De maanden van inspanning leken op hem te vallen. Hij klom achter in Ishaqs wagen en wenste de man goedenacht. Toen Ishaq wegliep, ging Richard onder een teerkleed liggen om het licht buiten te sluiten en sliep voordat Jori terug was. Hij was van de wereld toen de wagen wegreed.
Nicci zag Richard vertrekken met Ishaq. Dit wilde ze alleen doen. Ze wilde dat het haar aandeel was. Ze wilde iets van waarde bijdragen. Alleen dan kon ze hem onder ogen komen.
Ze wist precies hoe de Orde op het beeld zou reageren. Ze zou het zien als een bedreiging. Ze zou niet toestaan dat andere mensen het te zien kregen. De Orde zou het vernietigen. Het zou verdwijnen. Niemand zou er ooit vanaf weten.
Terwijl ze haar vingers ineenstrengelde, vroeg ze zich af hoe ze te werk moest gaan, wat ze het eerst moest doen. Toen wist ze het. Ze was al eerder naar hem toe gegaan. Hij had Richard geholpen. Hij was Richards vriend. Nicci rende langs het uitgestrekte bouwterrein van het paleis en daarna de heuvel op.
Ze hijgde toen ze bij de smidse aankwam. De barse smid was zijn gereedschap aan het opbergen. Hij had het vuur in zijn oven al opgebankt. De geuren, de aanblik, zelfs de laag ijzerstof en roet bezorgden Nicci in een flits aangename herinneringen aan de werkplaats van haar vader. Nu begreep ze de blik die ze in haar vaders ogen had gezien. Ze betwijfelde of hij die zelf volledig had begrepen, maar zij wist het nu wel. De smid keek zonder te glimlachen op toen ze zijn werkplaats binnen kwam rennen.
'Meneer Cascella! Ik heb u nodig.'
Zijn frons werd dieper. 'Wat is er aan de hand? Waarom huil je? Is het Richard? Hebben ze...'
'Nee. Nee, dat is het niet.' Ze greep zijn vlezige hand en probeerde hem mee te trekken. Het was alsof ze aan een loodzware kei trok. 'Alstublieft, kom met me mee. Het is belangrijk.'
Hij gebaarde met zijn andere hand om zich heen naar zijn werkplaats. 'Maar ik moet opruimen voor de nacht.'
Ze rukte weer aan zijn hand. Ze voelde tranen prikken in haar ogen. 'Alstublieft! Dit is belangrijk!'
Hij streek met zijn vrije hand over zijn gezicht. 'Wijs de weg dan maar.' Nicci voelde zich een beetje belachelijk, zoals ze de potige smid bij de hand meetrok terwijl ze de heuvel afrende. Hij vroeg haar waar ze heen gingen, maar ze gaf geen antwoord. Ze wilde beneden zijn voordat het helemaal donker was.
Toen ze het plein bereikten, patrouilleerden er bewakers boven aan de trap, die iedereen van het plein hielden. Nicci zag Ishaq in de buurt bezig met het laden van lange planken in een wagen. Ze riep hem, en toen hij de smid bij haar zag, kwam hij aanrennen. 'Nicci! Wat is er? Je ziet er vreselijk...' ik moet jullie allebei het beeld laten zien. Nu.'
Victor ging nog fronsender kijken. 'Het zal morgen onthuld worden, als Richard...'
'Nee! Jullie moeten het nu zien.'
Ze zwegen allebei. Ishaq boog zich dicht naar haar toe terwijl hij onopvallend wees.
'We kunnen er niet komen. Het wordt bewaakt.' ik wel.' Nicci veegde met een boos gebaar de tranen van haar wangen. Haar stem kreeg weer de klank van het gezag dat ze zo vaak had uitgeoefend, die donkere intonatie die talloze levens had veroordeeld en mensen de dood had ingestuurd. 'Wacht hier.' De beide mannen deinsden terug bij de dreiging in haar ogen. Nicci rechtte haar rug. Ze hief haar kin. Ze was een Zuster van de Duisternis.
Ze besteeg de treden met een afgemeten pas, alsof het paleis van haar was. Dat was het ook. Ze was de Slavenkoningin. Deze mannen waren haar ondergeschikten. Ze was de Maïtresse van de Dood.
De bewakers benaderden haar voorzichtig, want ze voelden de dreiging die uitging van de vrouw in het zwart. Voordat ze iets konden zeggen, nam zij het woord. 'Wat doen jullie hier?' siste ze.
'Wat we hier doen?' vroeg er een. 'We bewaken het keizerlijke paleis, dat is wat we doen...'
'Hoe durf je zo brutaal tegen me te zijn. Weet je wel wie je voor je hebt?' 'Nou... ik geloof niet dat ik...' 'De Maïtresse van de Dood. Misschien heb je weleens van me gehoord?' Alle tien de mannen rechtten hun rug. Ze zag hen nog eens naar de zwarte jurk kijken, en daarna naar haar lange blonde haar en haar blauwe ogen. Aan hun reactie merkte Nicci dat haar reputatie haar vooruit was gereisd. Voordat ze iets konden zeggen, sprak zij verder. 'En wat denken jullie dat de gade van keizer Jagang hier doet? Denken jullie dat ik zonder mijn meester ben gekomen? Natuurlijk niet, stelletje idioten!'
'De keizer...' mompelden er een paar geschrokken in koor. 'Dat klopt, de keizer komt morgen naar de inwijding. Ik ben vooruit gekomen om de zaak te inspecteren, en wat vind ik hier? Idioten! Hier staan jullie dan duimen te draaien, terwijl jullie in de houding zouden moeten staan om Zijne Excellentie te begroeten als hij over een paar uur aankomt in de stad.'
De ogen van de bewakers werden groot. 'Maar... dat heeft niemand ons verteld. Waar komt hij de stad binnen? We zijn niet op de hoogte gebracht...'
'En denken jullie dat een zo belangrijk man als Jagang wil dat zijn gangen bekend zijn, zodat elke sluipmoordenaar in de buurt hem kan vinden? En als er sluipmoordenaars zijn, staan jullie hier voor gek!' Alle mannen bogen nadrukkelijk.
'Waar?' vroeg de sergeant. 'Waar komt Zijne Excellentie de stad binnen?'
'Vanuit het noorden.'
De man bevochtigde zijn lippen. 'Maar, maar, via welke weg uit het noorden? Er is een heel aantal wegen...'
Nicci zette haar handen in haar zij. 'Denk je nou echt dat Zijne Excellentie zijn route van tevoren bekendmaakt? Aan mensen van jouw kaliber? Als er maar één weg werd bewaakt, zou iedere sluipmoordenaar toch weten waar hij de keizer kon verwachten? Alle wegen moeten bewaakt worden! En in plaats daarvan hangen jullie hier rond!' De mannen knikten en bogen nerveus; ze wilden graag hun plicht gaan doen, maar wisten niet waar ze heen moesten.
Nicci boog zich tandenknarsend naar de sergeant. 'Zorg dat je manschappen bij een van de wegen uit het noorden komen. Nu. Dat is je plicht. Alle wegen moeten worden bewaakt. Kies er maar een uit!' De mannen bogen nog een paar keer terwijl ze zijdelings afdropen. Nadat ze een paar meter weg waren geschuifeld, zetten ze het op een lopen. Ze zag hoe ze onderweg andere bewakers verzamelden. Terwijl ze het plein verlieten, draaide Nicci zich om naar de twee onthutste mannen. Ze beklommen de treden, niet meer gehinderd door bewakers. Sommige mensen die over de geplaveide paden liepen om naar
de sculpturen aan de muren te komen kijken, hadden geschreeuw gehoord en draaiden zich om om te kijken wat ze deed. Vrouwen die op hun knieën zaten te bidden voor de stenen sculpturen van het Licht dat neerscheen op de verdorvenen, keken over hun schouder. Toen Victor en Ishaq op het plein aankwamen, knoopte Nicci het koord los, greep het linnen en rukte de doek van het beeld. Beide mannen bleven als aan de grond genageld staan. In een halve cirkel om het plein waren de muren overdekt met het verhaal van de ontoereikendheid van de mens. Overal om hen heen werd de mens getoond als klein, verdorven, misvormd, onmachtig, bang, wreed, gedachteloos, slecht, inhalig, corrupt en zondig. Hij werd afgebeeld als voor eeuwig verscheurd tussen krachten uit andere werelden, die elk aspect van zijn ellendige bestaan bepaalden, een bestaan dat ondoorgrondelijk was in zijn heksenketel van kolkend kwaad, met de dood als enige ontsnapping naar verlossing.
Degenen die de deugdzaamheid in deze wereld hadden gevonden, onder de bescherming van het Licht van de Schepper, zagen er levenloos uit, hun gezichten zonder emotie, zonder bewustzijn, hun lichamen zo stijf als lijken. Ze keken naar de wereld met een wezenloze, afgestompte lethargie, terwijl er ratten om hen heen sprongen, slangen rond hun benen kronkelden en gieren over hun hoofd vlogen. Midden in de maalstroom van dit gekwelde leven, dit cataclysme van verdorvenheid, ontaarding en losbandigheid, rees Richards standbeeld onverschrokken en stralend op.
Het was een vernietigende aanklacht van alles eromheen. Het volume en het gewicht van de lelijkheid die Richards beeld omgaf, leken weg te zinken in onbeduidendheid. De slechtheid van de reliëfs leek nu luidruchtig haar eigen leugenachtigheid te verkondigen, door de confrontatie met integere schoonheid en waarheid. De twee figuren in het midden hadden een houding van harmonieus evenwicht. Het lichaam van de man gaf uitdrukking aan een fiere mannelijkheid. Hoewel de vrouw gekleed was, was haar vrouwelijkheid onmiskenbaar. Ze gaven allebei een liefde weer voor de menselijke gestalte als zinnelijk, nobel en zuiver. Het kwaad om hen heen leek in doodsangst terug te deinzen voor die nobele zuiverheid. Bovendien kende het beeld van Richard geen conflict; het toonde bewustzijn, rationaliteit en doelgerichtheid. Dit was een uitdrukking van menselijke kracht, vermogens en wil. Dit was het leven dat werd geleefd vanwege het leven zelf. Dit was de mens die uit zijn eigen vrije wil een fiere houding had.
Dit was precies wat het ene woord eronder werd zei: leven
Dat het beeld bestond, bewees dat dat begrip inhoud had.
Dit was het leven zoals het geleefd zou moeten worden: fier, beredeneerd, en niet als slaaf van een ander. Dit was de terechte verheerlijking van het individu, van de nobelheid van de menselijke geest.
Alles op de muren eromheen bood de dood als antwoord.
Dit bood het leven.
Victor en Ishaq hadden zich huilend op hun knieën laten zakken. De smid hief zijn armen naar het beeld dat voor hem stond, en lachte terwijl er tranen over zijn gezicht stroomden.
'Het is hem gelukt. Hij heeft gedaan wat hij had gezegd. Vlees in steen. Nobelheid. Schoonheid.'
Mensen die waren gekomen om de andere sculpturen te zien, begonnen zich nu te verzamelen om te zien wat er midden op het plein stond. Ze staarden er met grote ogen naar; velen zagen voor het eerst een afbeelding van de mens als waardevol op zichzelf. Het was zo'n krachtige verklaring dat die in haar eentje alles aan de muren ontkrachtte. Dat het door een mens was gebeeldhouwd, onderstreepte de geloofwaardigheid. Velen van hen kregen er hetzelfde inzicht door als Nicci. De beeldhouwers liepen weg bij hun werk om te komen kijken wat er op het plein stond. De metselaars kwamen van de steigers. De knechten zetten hun emmers met mortel neer. De timmerlieden klommen naar beneden van waar ze de balken aan het plaatsen waren. De tegelzetters legden hun beitels neer. De voerlui zetten hun paarden vast. Mannen die het omliggende terrein omspitten en beplantten, legden hun schoppen neer. Ze kwamen uit alle richtingen naar het beeld op het plein. Mensen stroomden in steeds grotere aantallen de trap op. Ze dromden om het standbeeld heen en staarden er vol ontzag naar. Velen lieten zich huilend op hun knieën vallen, niet van verdriet, zoals ze eerder hadden gedaan, maar van vreugde. Velen lachten, zoals de smid, terwijl tranen van verrukking over hun gelukkige gezichten stroomden. Enkelen sloegen angstig hun handen voor hun ogen.
Mensen die het hadden gezien, holden weg om anderen te halen. Al snel kwamen er mannen uit de werkplaatsen op de heuvel naar beneden om te zien wat er op het plein stond. Mannen en vrouwen die naar de bouw waren komen kijken, renden nu naar huis om familie en vrienden te halen, om hun te laten zien wat er op het plein van de keizer te zien was. Het was iets zoals de meesten van deze mensen nog nooit eerder hadden gezien.
Het was zicht voor de blinden. Het was water voor de dorstigen. Het was leven voor de stervenden.