23

Kahlan was zich ervan bewust dat Cara, in haar bloedrode leren pak, in de deuropening van hun slaapkamer stond te kijken hoe Richard zijn spullen in zijn ransel propte. Kahlan knikte op de korte, vormelijke instructies die Richard en zij uitwisselden. Ze waren het al eens geworden over de kwesties van leven en dood. Het leek als­of ze allebei bang waren iets belangrijks te zeggen uit angst om de bro­ze, vertwijfelde, moeizame overeenstemming die ze hadden bereikt te verstoren.

Het karige licht dat door het kleine raam naar binnen viel, kon de som­berheid niet verdrijven. Cara, in de deuropening, hield ook nog wat licht tegen. De kamer leek wel een kerker. Richard zag er in zijn donkere kle­ren uit als een schaduw. Toen ze in bed lag te herstellen, had Kahlan er dikwijls op die manier aan gedacht: als haar kerker. Nu hing er voel­baar de sfeer van een kerker, maar met de zuivere lucht van de vuren­houten muren in plaats van de stank van een stenen cel van waaruit tril­lende, zwetende gevangenen naar hun dood werden gebracht. Cara zag er het ene ogenblik verloren uit en het volgende woest als een bliksemschicht die de grond zocht. Kahlan wist dat de Mord-Sith net zo verscheurd moest zijn door emoties als zijzelf, heen en weer geslingerd tussen wanhoop en verdriet aan de ene en razernij aan de andere kant. Mord-Sith waren er niet aan gewend om zich in een dergelijke positie te bevinden, maar Cara was nu ook meer dan enkel een Mord-Sith. Kahlan keek toe hoe Richard de zwarte broek, het zwarte hemd, de zwar­te met gouden tuniek, de zilveren polsbanden, de riem met de tasjes en de gouden cape in zijn ransel pakte, waar ze een flink deel van de be­schikbare ruimte innamen. Hij droeg zijn donkere woudloperskleding; hij had geen tijd zich te verkleden. Kahlan hoopte dat de tijd snel zou komen dat hij kon ontsnappen en weer de uitrusting van een oorlogs­tovenaar zou dragen om hen aan te voeren tegen de Orde. Ze hadden hem nodig om het D'Haraanse Rijk te leiden tegen de binnenvallende horde uit de Oude Wereld.

Om redenen die niet altijd helemaal duidelijk waren, was Richard de spil van hun strijd geworden. Kahlan wist dat zijn mening daarover - dat mensen bereid moesten zijn om voor zichzelf te vechten en niet alleen voor hem - juist was. Als een idee goed was, moest het voort kunnen leven, onafhankelijk van een leider, anders had de leider gefaald. Terwijl hij andere kleren en spullen in zijn ransel gooide, zei Richard te­gen Kahlan dat ze Zedd misschien zou kunnen vinden, en dat hij mo­gelijk ideeën zou hebben. Ze knikte en zei dat ze dat zou proberen, hoe­wel ze wist dat Zedd niets zou kunnen doen. Het was niet waarschijnlijk dat deze afschuwelijke driehoeks betovering gevoelig was voor invloed van buitenstaanders; daar zou Nicci wel voor hebben gezorgd. Het was alleen een hoop die Richard haar gaf, het enige dat hij haar te bieden had in de troosteloze leegte die de werkelijkheid was. Kahlan wist niet waar ze haar handen moest laten. Ze stond haar vin­gers te verstrengelen terwijl de tranen van haar kin dropen. Er moest iets te zeggen zijn, iets belangrijks, een paar laatste woorden nu ze de kans nog had, maar ze kon niets bedenken. Ze veronderstelde dat hij wel wist hoe ze zich voelde, wat er in haar hart was, en dat woorden daar niets aan toe konden voegen. Ze drukte haar vuist tegen de pijnlijke knoop van onrust in haar maag.

Een gevoel van naderend onheil drong de kamer binnen als een vierde persoon, een grimmige bewaker die wachtte tot hij Richard kon mee­nemen. Dit was de kern van de angst, om te worden beheerst door iets wat je niet kon zien, waarmee je niet kon redeneren, wat je niet kon overhalen of bestrijden. Het onheil wachtte, onverbiddelijk, onvatbaar en onverschillig.

Terwijl Cara uit de deuropening verdween, trok Richard een handvol goud- en zilverstukken uit een binnenzak van zijn leren ransel. Hij liet haastig ongeveer de helft terugvallen in de ransel en stak de rest naar haar uit.

'Neem dit. Misschien heb je het nodig.' 'Ik ben de Biechtmoeder. Ik heb geen goud nodig.' Hij wierp het toch voor haar op het bed; kennelijk wilde hij niet met haar redetwisten in hun laatste ogenblikken samen. 'Wil je iets van de houtsnijwerken meenemen?' vroeg ze. Het was een domme vraag en dat wist ze, maar ze moest de vreselijke stilte door­breken en het was het enige dat bij haar opkwam, afgezien van een wan­hopige smeekbede.

'Nee. Ik heb ze niet nodig. Als je ernaar kijkt, denk dan aan mij en weet dat ik van je hou.' Hij rolde een deken strak op, sloeg er een lapje geo­lied canvas omheen en bond het geheel met leren riempjes onder aan zijn ransel. 'Als ik zoiets zou willen hebben, zou ik altijd nieuwe kunnen ma­ken.'

Kahlan gaf hem een stuk zeep.

ik heb je sculpturen niet nodig om me aan je liefde te herinneren. Die onthoud ik toch wel. Maak maar een beeld om Nicci te doen inzien dat je vrij moet zijn.'

Richard keek met een grimmige glimlach naar haar op. ik ben van plan ervoor te zorgen dat ze weet dat ik nooit zal zwichten voor haar en de Orde. Beelden zullen niet nodig zijn. Ze denkt dat ze alles zo goed heeft bedacht, maar ze zal merken dat ik slecht gezelschap ben.' Richard druk­te zijn vuist in de ransel om meer ruimte te maken. 'Heel slecht gezel­schap.'

Cara kwam weer binnenrennen met pakketjes van doeken waarvan de punten bovenaan bijeen waren geknoopt. Ze liet hen een voor een op het bed vallen.

ik heb wat eten voor u ingepakt, Meester Rahl. Dingen die lang goed blijven, voor onderweg: gedroogd vlees en vis en zo. Wat rijst en bonen. Ik... ik heb een brood dat ik heb gebakken bovenop gelegd, dus eet dat eerst op, zolang het nog goed is.'

Hij bedankte haar terwijl hij de pakketjes in zijn ransel stopte. Hij hield het brood bij zijn neus en snoof diep voordat hij het inpakte. Hij glim­lachte dankbaar naar Cara.

Richard richtte zich op. Zijn glimlach verdampte op een manier die Kah­lans bloed in haar aderen deed stollen. Met een gezicht alsof hij wor­stelde met een laatste, akelige handeling die hij moest verrichten, deed Richard de bandelier over zijn hoofd heen af. Hij hield de gouden met zilveren schede in zijn linkerhand en trok het Zwaard van de Waarheid met zijn rechtervuist, waarvan de knokkels wit waren. Het zwaard maakte zijn unieke metalige geluid, waarmee het zijn vrij­heid aankondigde.

Richard trok zijn mouw omhoog en haalde het zwaard langs zijn on­derarm. Kahlan kromp ineen terwijl ze toekeek. Ze wist niet of hij per ongeluk of met opzet diep sneed. Met een ijzig gevoel herinnerde ze zich dat Richard met elk scherp stalen blad heel nauwkeurig sneed. Hij draaide de kling en veegde beide zijden door druppels helderrood bloed. Hij maakte de hele kling er nat mee, liet het zwaard er overvloe­dig van proeven, zodat het naar meer zou verlangen. Kahlan wist niet wat hij deed of waarom hij het nu deed, maar het was een beangstigend ritueel om gade te slaan. Ze wilde dat hij het eerder had getrokken en Nicci ermee neer had gestoken. Haar bloed zou Kahlan niet akelig vin­den om te zien.

Richard pakte de schede op en duwde het Zwaard van de Waarheid er­in. Bloed dat over zijn hand liep, liet vettig rode smeren achter op de schede toen hij zijn hand er in de lengte overheen liet gaan naar de punt, en het wapen in de schede toen in het midden vastpakte. Met gebogen hoofd, zijn blik op de doffe zilveren en gouden reflecties die nog door zijn eigen bloed heen glansden, kwam hij naar haar toe. Richard keek op, en Kahlan zag de dodelijke razernij van magie in zijn ogen dansen. Hij had de vreselijke toorn van het zwaard opgeroepen en het daarna weggeborgen. Ze had hem nog nooit zoiets zien doen. Hij hief het zwaard in zijn schede naar haar. De pezen in de rug van zijn hand stonden strak gespannen. Het wit van zijn knokkels scheen door het bloed heen.

'Neem het,' zei hij met een schorre stem die de worsteling in zijn bin­nenste verraadde.

Als verdoofd pakte Kahlan de schede en liet hem in haar handpalmen rusten. Op dat ogenblik, voordat hij zijn bebloede hand wegtrok, voel­de ze een schok alsof ze plotseling met het wapen was versmolten door een hete furie die op niets leek dat ze ooit had meegemaakt. Ze ver­wachtte half dat ze een vonkenregen zou zien. Het koude staal straalde zo'n razernij uit, dat ze bijna op haar knieën viel. Ze had het wapen zelfs misschien wel laten vallen in die eerste seconde, als ze het los had kun­nen laten. Maar dat kon ze niet.

Toen Richard zijn hand wegtrok, verloor het zwaard de hartstochtelij­ke razernij en voelde het niet anders aan dan ieder ander wapen. Richard stak waarschuwend een vinger op. In zijn ogen glansde de ge­vaarlijke magie nog. Zijn kaakspieren spanden zich totdat ze de pezen tot aan zijn slapen kon zien.

'Trek dit zwaard alleen als het een kwestie van leven of dood is,' waar­schuwde hij met die afschuwelijke schorre fluisterstem. 'Je weet wat voor gruwelijke dingen dit wapen met iemand kan doen. Niet alleen met de­gene aan de kant van de kling, maar ook met degene aan de kant van het gevest.'

Kahlan stond als versteend door de intensiteit van zijn blik en kon al­leen maar knikken. Ze herinnerde zich nog goed de eerste keer dat Ri­chard het zwaard had gebruikt om een man te doden. Hij had de ver­schrikking van het doden leren kennen om haar te beschermen. Het wapen voor het eerst gebruiken, de magie voor het eerst ontkete­nen, was bijna Richards dood geworden. Het was een worsteling voor hem geweest om te leren hoe je zo'n storm van magie als die van het Zwaard van de Waarheid in bedwang moest houden. Ook zonder de razernij van de magie van het zwaard konden Richards ogen dreigend zijn. Kahlan kon zich verscheidene keren herinneren waar­bij alleen zijn roofvogelblik een zaal vol mensen het zwijgen had opge­legd. Weinig kon heviger zijn dan de behoefte om te ontsnappen aan de blik in die ogen. Nu hunkerden die ogen ernaar om dood te brengen. 'Zorg dat je kwaad bent als je dit moet gebruiken,' gromde hij. 'Woe­dend. Dat zal je enige redding zijn.'

Kahlan slikte. 'Ik begrijp het.' Ze knikte. 'Ik zal het onthouden.' Gerechtvaardigde woede was de enige verdediging tegen de verlammen­de pijn die het zwaard eiste als prijs voor zijn diensten. 'Leven of dood. Om geen enkele andere reden. Ik weet niet wat er zal gebeuren, en ik zou liever hebben dat je er niet achter komt. Maar lie­ver wel, dan dat je dit formidabele verdedigingswapen moet missen als je het nodig hebt. Ik heb het bloed laten proeven, dus het zal gulzig uit de schede komen. Als het eruit komt, zal het bloed willen zien.' 'Ik begrijp het.'

Eindelijk werd zijn blik kalmer. 'Het spijt me dat ik je de vreselijke ver­antwoordelijkheid voor dit wapen geef, vooral op deze manier, maar het is de enige bescherming die ik je kan bieden.'

Met een hand op zijn arm om hem gerust te stellen, zei Kahlan: 'Ik hoef het vast niet te gebruiken.'

'Goede geesten, dat hoop ik ook niet.' Hij wierp een laatste blik over zijn schouder op hun kamer, en toen op Cara. 'Ik moet gaan.' Ze negeerde zijn woorden. 'Geef me eerst uw arm.' Hij zag dat ze verband overhad van toen Kahlan dat nog gebruikte. Zon­der te protesteren stak hij zijn bebloede arm uit. Cara gebruikte een nat­te doek om zijn arm snel droog te vegen voordat ze er schoon verband omheen wond.

Richard bedankte haar terwijl ze haar werk afmaakte. Cara spleet het uiteinde, sloeg de twee slippen om zijn pols en knoopte ze snel aan el­kaar. 'We lopen een stuk met u mee.'

'Nee. Jullie blijven hier.' Richard trok zijn mouw naar beneden. 'Dat ri­sico wil ik niet nemen.' 'Maar...'

'Cara, ik wil dat je Kahlan beschermt. Ik laat haar in jouw handen ach­ter. Ik weet dat je me niet in de steek zult laten.' In Cara's grote mooie blauwe ogen, die glinsterden van tranen, stond een verdriet waarvan Kahlan zeker wist dat Cara het nooit aan iemand liet zien.

'Ik zweer dat ik haar zal beschermen zoals ik u zou beschermen, Mees­ter Rahl, als u zweert dat u ontsnapt en terugkomt.' Richard wierp haar een korte glimlach toe, in een poging haar te troos­ten. 'Ik ben Meester Rahl; ik hoef je er niet aan te herinneren dat ik me wel uit moeilijker situaties heb gered.' Hij kuste haar op haar wang. 'Cara, ik zweer dat ik mijn pogingen om te ontsnappen nooit zal opgeven; daar geef ik je mijn woord op.'

Kahlan besefte dat hij niet echt had gezworen wat Cara had gevraagd. Ze wist dat hij geen belofte zou willen doen die hij misschien niet zou kunnen houden.

Hij boog zich naar het bed en trok zijn ransel naar zich toe. ik moet gaan.' Hij stond met de riem in zijn hand. ik mag niet te laat komen.' Kahlans vingers sloten zich om zijn arm. Cara legde een hand op zijn schouder. Richard draaide zich om en greep Kahlan bij haar schouders. 'Luister goed naar me. Ik zou willen dat je hier bleef, in dit huisje in de bergen waar je veilig bent, maar ik denk niet dat ik je daartoe kan over­halen, tenzij het mijn laatste wens op mijn doodsbed zou zijn. Blijf in elk geval nog vier of vijf dagen, voor het geval ik erachter kan komen hoe alles in elkaar zit en aan Nicci kan ontkomen. Ze mag dan een Zus­ter van de Duisternis zijn, maar ik heb zo langzamerhand ook enige er­varing met magie. Ik ben eerder aan machtige mensen ontsnapt. Ik heb Darken Rahl teruggestuurd naar de onderwereld. Ik ben naar de Tem­pel der Winden gegaan, in een andere wereld, om een einde te maken aan de pestepidemie. Ik ben uit moeilijker situaties ontsnapt. Wie weet; misschien is dit wel eenvoudiger dan het lijkt. Als ik ontsnap; kom ik hierheen terug, dus wacht in elk geval een tijdje. Als ik voorlopig niet bij Nicci weg kan komen, probeer dan Zedd te vin­den. Misschien heeft hij enig idee wat we moeten doen. De laatste keer dat we hem zagen, was Ann bij hem. Ze is de priores van de Zusters van het Licht en heeft Nicci heel lang gekend. Misschien weet zij iets dat, sa­men met wat Zedd kan verzinnen, uitkomst biedt.' 'Richard, maak je geen zorgen over mij. Zorg maar goed voor jezelf. Ik wacht op je als je weg weet te komen, dus wees daar maar gerust op en concentreer je op ontsnappen. We zullen hier een tijdje wachten, dat be­loof ik.'

‘Ik zal op haar passen, Meester Rahl. Maak u geen zorgen over de Biecht­moeder.'

Richard knikte. Hij draaide zich terug naar Kahlan. Zijn greep op haar arm verstevigde zich. Hij fronste zijn voorhoofd.

ik ken je en ik weet hoe je erover denkt, maar je moet naar me luiste­ren. De tijd is nog niet gekomen. Misschien komt die wel nooit. Je vindt misschien dat ik het mis heb, maar als je je ogen sluit voor de werke­lijkheid ten gunste van wat je zou willen, enkel en alleen omdat je de Biechtmoeder bent en je verantwoordelijk voelt voor de mensen van het Middenland, dan hoeven we niet te hopen dat we ooit weer samen zul­len zijn, want dat zal dan niet gebeuren. We zullen dood zijn, en de vrij­heid zal dood zijn.'

Zijn gezicht kwam dichterbij. 'Bovenal moeten onze strijdkrachten niet de kern van het leger van de Orde aanvallen. Daar is het te vroeg voor. Als ze... als jij een aanval inzet die rechtstreeks is gericht op de kern van de Orde met de gedachte dat je kunt winnen, zal dat het einde van on­ze strijdmacht zijn, en het einde van onze kansen. Alle hoop op vrijheid en alle hoop om de Orde te verslaan, zullen dan generaties lang verke­ken zijn.

Het is net als bij Nicci: ook tegenover haar moeten we ons verstand ge­bruiken en haar niet rechtstreeks aanvallen, want dan zullen we allebei sterven. Je hebt me beloofd dat je jezelf niet zou doden om mij te be­vrijden. Gooi die belofte niet weg door in te gaan tegen wat ik je nu zeg.' Het leek allemaal zo onbelangrijk op dat moment. Het enige dat ertoe deed, was dat ze hem kwijtraakte. Ze zou de rest van de wereld voor de leeuwen hebben gegooid als ze hem dan maar kon behouden. 'Goed, Richard.'

'Beloof het me.' Zijn greep op haar arm was pijnlijk. Hij schudde haar dooreen, ik meen het. Je zou alles kunnen verspelen als je mijn waar­schuwing in de wind slaat. Je zou de hoop van de mensen voor de ko­mende vijftig generaties de bodem in kunnen slaan. Jij zou degene kun­nen zijn die de vrijheid vernietigt en de wereld in duisternis onderdompelt. Beloof me dat je dat niet zult doen.' Er tuimelden talloze gedachten in een wirwar door haar hoofd. Kahlan keek op in zijn ogen. Ze hoorde zichzelf zeggen: ik beloof het, Richard. Totdat jij het zegt, zullen we geen directe aanval uitvoeren.' Hij keek alsof er een grote last van zijn schouders was gevallen. Er ver­spreidde zich een glimlach over zijn gezicht terwijl hij haar in een om­helzing trok. Zijn vingers kamden door haar haar en hielden haar hoofd vast terwijl ze haar gezicht hief naar zijn kus. Ze sloeg haar armen om hem heen en haar handen gleden omhoog naar de achterkant van zijn schouders. Het duurde maar even, maar in dat gestolen ogenblik van ge­lukzaligheid waren hun gevoelens een.

De kus en de omhelzing waren maar al te snel voorbij. Zijn warme aan­wezigheid wervelde van haar weg, waardoor ze de vreselijke last van het onheil weer op zich voelde drukken. Richard omhelsde Cara snel voor­dat hij zijn ransel over een schouder hees. Hij draaide zich bij de deur van de slaapkamer om.

ik hou van je, Kahlan. Er is niemand voor jou geweest en er zal nie­mand na jou komen. Alleen van jou.' Zijn ogen zeiden het nog beter. 'Je bent alles voor me, Richard. Dat weet je.'

ik hou ook van jou, Cara.' Hij knipoogde naar haar. 'Zorg goed voor jullie tweetjes totdat ik terug ben.'

'Dat zal ik doen, Meester Rahl. U hebt mijn woord als Mord-Sith.'

Hij trok een scheve glimlach. 'Ik heb je woord als Cara.' En toen was hij weg.

'Ik hou ook van u, Meester Rahl,' fluisterde Cara tegen de lege deur­opening.

Kahlan en Cara renden de woonkamer in en stonden hem in de deur­opening na te kijken, terwijl hij over het grasveld wegrende. Cara zette haar handen rond haar mond. 'Ik hou ook van u, Meester Rahl,' schreeuwde ze.

Richard keek al hollend om en zwaaide in antwoord op haar woorden. Samen keken ze Richards donkere gestalte na, die door het dode brui­ne gras schoot; zijn vloeiende tred droeg hem snel van hen weg. Vlak voordat hij tussen de bomen verdween, bleef hij staan en draaide zich om. Kahlan wisselde een laatste blik met hem, een blik die alles zei. Hij keerde zich af en verdween in het bos; door zijn donkere kleren was hij niet te onderscheiden van de bomen en het kreupelhout. Kahlan liet zich op haar knieën vallen en liet haar gevoelens de vrije loop. Ze huilde machteloos, met haar hoofd in haar handen, om wat het einde van de wereld leek te zijn.

Cara kwam op haar hurken naast haar zitten en legde een arm om haar schouders. Kahlan vond het vervelend dat Cara haar zo zag huilen, over­mand door haar emoties. Ze voelde een vage dankbaarheid toen Cara alleen haar hoofd tegen haar schouder hield en niets zei. Kahlan wist niet hoe lang ze in haar witte Belijdstersjurk snikkend op de lemen vloer zat, maar na een tijdje slaagde ze erin zichzelf te kalme­ren. Haar hart werd gevuld met een steeds diepere somberheid. Elke mi­nuut die verstreek, leek onverdraaglijk. De naargeestige toekomst strek­te zich voor haar uit als een woestenij van ondraaglijke pijn. Uiteindelijk hief ze haar hoofd en keek om zich heen. Zonder Richard was het leeg. Hij had het huisje leven gegeven. Nu was het een dode plek. 'Wat wilt u dat we doen, Biechtmoeder?'

Het begon donker te worden. Of het kwam doordat de zon onderging of doordat de wolken dikker werden, wist Kahlan niet. Ze veegde haar ogen droog.

'Laten we onze spullen gaan inpakken. We blijven hier een paar dagen, zoals Richard vroeg. Daarna kunnen we alles wat de paarden niet kun­nen dragen en wat bederfelijk is, beter begraven. We moeten planken voor de ramen spijkeren. We zullen het huisje netjes en stevig afsluiten.' 'Voor als we op een dag terugkomen naar het paradijs?' Kahlan knikte terwijl ze om zich heen keek en vertwijfeld probeerde zich te concentreren op een bezigheid en niet op datgene wat haar zou ver­morzelen. Het ergste zou de nacht zijn, wist ze. Als ze alleen in bed lag. Als hij niet bij haar was.

Nu leek het dal meer op een verloren paradijs. Het kostte haar moeite te geloven dat Richard echt weg was. Het was net alsof hij alleen maar even weg was om te vissen, bessen te verzamelen of de heuvels te ver­kennen. Het was net alsof hij zo meteen terug zou komen. 'Ja, voor als we terugkomen. Dan zal het weer een paradijs zijn. Als Ri­chard terugkomt, zal elke plek waar we zijn een paradijs zijn, denk ik.' Kahlan merkte dat Cara haar antwoord niet hoorde. De Mord-Sith staar­de door de deuropening naar buiten. 'Cara, wat is er?' 'Meester Rahl is weg.'

Kahlan legde troostend een hand op Cara's schouder, ik weet dat het pijn doet, maar we moeten ons concentreren op...' 'Nee.' Cara draaide zich om. De blik in haar blauwe ogen was eigen­aardig verontrust. 'Nee, dat bedoel ik niet. Ik bedoel dat ik hem niet kan voelen. Ik kan de band met Meester Rahl niet voelen. Ik weet waar hij is: hij loopt over het pad naar de pas, maar ik kan het niet voelen.' Ze keek paniekerig. 'Goede geesten, het is alsof ik blind word. Ik weet niet hoe ik hem zou moeten vinden. Ik kan Meester Rahl niet vinden.' Kahlans eerste angstige gedachte was dat hij was gevallen en dood was, of dat Nicci hem had geëxecuteerd. Ze gebruikte haar gezonde verstand om de angst weg te duwen.

'Nicci weet van de band. Waarschijnlijk heeft ze haar magie gebruikt om die te verhullen, of te verbreken.'

'Verhullen, denk ik.' Cara liet haar Agiel door haar vingers rollen. 'Dat moet het zijn. Ik voel mijn Agiel nog, dus ik weet dat Meester Rahl in leven is. De band is er nog... maar ik kan niet meer voelen waar hij is.' Kahlan zuchtte opgelucht. 'Dan moet dat het zijn. Nicci wil niet gevolgd worden, dus heeft ze zijn band met magie verhuld.' Kahlan besefte dat mensen nu, om tegen de droomwandelaar te worden beschermd door de band met Richard, in hem moesten geloven zonder het geruststellende gevoel van de band. Hun verbinding zou in hun hart waarachtig moeten blijven om ervoor te zorgen dat ze overleefden. Zouden ze dat kunnen? Zouden ze op die manier kunnen geloven? Cara staarde door de deuropening over het grasveld naar de bergen waar Richard was verdwenen. De paarsblauwe lucht achter de grijsblauwe bergen droeg fel oranje striemen. De sneeuwkappen begonnen lager dan voorheen. De winter kwam aangesneld. Als Richard niet snel ontsnap­te en terugkwam, zouden Kahlan en Cara moeten zorgen dat ze weg wa­ren voordat de winter arriveerde.

Vlagen van misselijkmakend verdriet dreigden Kahlan te verdrinken in een vloed van tranen. Ze moest iets om handen hebben, dus ging ze naar haar kamer om haar Belijdsters jurk uit te trekken. Ze zou gaan begin­nen aan het karwei van het afsluiten van het huis en voorbereidingen treffen voor hun vertrek.

Toen Kahlan haar jurk uittrok, verscheen Cara in de deuropening. 'Waar gaan we heen, Biechtmoeder? U zei dat we weg zouden gaan, maar u hebt niet gezegd waarheen.'

Kahlan zag Levenskracht in het raam staan, met haar vuisten langs haar lichaam uitkijkend naar de wereld. Ze tilde het beeldje van het kozijn en liet haar vingers over de vloeiende vorm gaan. Door het zien van het beeldje, het aanraken en het voelen van de kracht ervan, wilde Kahlan diep uit haar binnenste een beslissing putten. Ze was al eens eerder wanhopig geweest, en toen had Richard dit voor haar gemaakt. Haar andere hand viel langs haar zijde en haar vingers von­den Richards zwaard, dat op hun bed lag. Kahlan concentreerde zich en ordende de woeste maalstroom van vertwijfeling die indikte tot toorn. 'De Orde vernietigen.' 'De Orde vernietigen?'

'Die beesten hebben me mijn ongeboren kind afgenomen, en nu Richard. Ik zal zorgen dat ze er duizendmaal spijt van krijgen, en dan nog eens duizendmaal. Ik heb eens gezworen dat ik de Orde zonder genade zou doden. De tijd is gekomen. Als ik de Orde tot op de laatste man moet doden om Richard terug te krijgen, zal ik dat doen.' 'U hebt Meester Rahl iets beloofd.'

'Richard heeft niet gezegd dat ik hen niet mocht doden, hij heeft alleen gezegd op welke manier niet. Mijn belofte was dat ik niet zou proberen een zwaard door hun hart te steken. Hij heeft niets gezegd over ze dood laten bloeden door duizend sneetjes. Ik breek mijn woord niet, maar ik ben van plan ze tot op de laatste man te doden.' 'Biechtmoeder, dat moet u niet doen.' 'Waarom niet?'

Cara's blauwe ogen glommen dreigend. 'U moet de helft voor mij over­laten.'