14
Jagang gebaarde. 'Kleed je uit. Je blijft vannacht hier. Het is te lang geleden.' Deze keer was hij degene die zijn blik afwendde naar de muren. 'Ik heb je gemist in mijn bed, Nicci.' Ze gaf geen antwoord. Ze geloofde niet dat hij in zijn bed iets miste. Ze geloofde niet dat ze zich kon voorstellen dat hij begreep wat het was om iemand te missen. Wat hij miste, dacht ze, was het vermogen om iemand te missen.
Nicci ging zitten en hing haar benen over de rand van het bed terwijl ze de zwarte jurk uittrok. Ze trok hem over haar hoofd en hing hem toen over de rugleuning van een leren fauteuil. Ze plukte haar ondergoed bij elkaar uit de plooien van het beddengoed en wierp het op de stoel voordat ze haar kousen uittrok en ook die op de zitting legde. Hij keek de hele tijd naar haar lijf, terwijl ze haar jurk ophing en gladstreek om ongedaan te maken wat hij ermee had gedaan, keek naar de mysterieuze verleidelijkheid van een vrouw die zich als een vrouw gedroeg. Toen ze klaar was, keerde ze zich weer naar hem toe. Ze stond trots rechtop om hem datgene te laten zien wat hij zich alleen met geweld kon toe-eigenen en wat hem nooit vrijwillig geschonken zou worden. Ze bespeurde een gevoel van gemis in zijn uitdrukking. Dat was de enige overwinning die ze kon hebben: hoe vaker hij haar met geweld nam, des te beter ging hij begrijpen dat dat de enige manier was waarop hij haar ooit zou kunnen bezitten en des te kwader werd hij. Ze zou liever sterven dan hem vrijwillig de bevrediging van dat geschenk te geven, en hij wist dat dat de harde waarheid was.
Uiteindelijk rukte hij zich los van zijn heimelijke, bittere verlangen en keek hij haar aan. 'Waarom heb je Kadar gedood?' Ze ging op de rand van het bed tegenover hem zitten, zodat zij net buiten zijn bereik was, maar als hij een uitval zou doen, kon hij bij haar; ze haalde haar blote schouders op.
'Jij bent de Orde niet. De Orde is niet één man, maar een gelijkheidsideaal. In die hoedanigheid zal ze elke persoon overleven. Jij dient dat ideaal en de Orde, voorlopig, in de hoedanigheid van een bruut. De Orde zou elke bruut kunnen gebruiken voor haar doel. Jij, Kadar, of iemand anders. Ik heb alleen maar iemand geëlimineerd die op een dag een bedreiging voor je zou kunnen worden voordat je boven je huidige rol kunt uitstijgen.'
Hij grinnikte. 'Verwacht je van me dat ik geloof dat je het voor mij hebt gedaan? Je probeert me voor de gek te houden.' 'Als je dat wilt denken, doe dat dan maar.'
Haar gladde witte ledematen vormden een scherp contrast met de zware, donkere, groen geschakeerde sprei en lakens. Hij leunde achterover op een paar opgepropte kussens, indiscreet voor haar uitgestald. Zijn ogen leken nog donkerder dan anders.
'Wat hoor ik allemaal voor gepraat over "Jagang de Rechtvaardige"?' 'Je nieuwe titel. Dat is wat je zal redden, wat je zal doen winnen, wat je meer glorie zal bezorgen dan al het andere. Maar in ruil voor het elimineren van een toekomstige bedreiging voor je status en het feit dat ik je een held maak bij het volk, moet ik bloeden.'
Hij legde een arm achter zijn hoofd. 'Soms ga ik de verhalen geloven die de mensen vertellen, dat je echt gek bent.' 'En als je iedereen doodt?' 'Dan zijn ze dood.'
'Ik ben kortgeleden door plaatsen gekomen waar je soldaten waren geweest. Blijkbaar hebben ze de mensen geen kwaad gedaan; ze hebben in elk geval niet iedereen die ze zagen afgeslacht, zoals ze deden toen ze begonnen aan hun opmars in de Nieuwe Wereld.'
Hij viel uit en greep haar bij haar haar. Met een grauw rukte hij haar op haar rug naast hem. Haar adem stokte terwijl hij zich op een elleboog oprichtte en zijn verontrustende blik in haar ogen boorde. 'Het is jouw werk om voorbeelden te stellen, om de mensen te laten zien dat ze moeten bijdragen aan onze zaak; om ze bang te maken voor de gerechtigde toorn van de Imperiale Orde. Dat is de taak die ik jou heb toebedeeld.'
'Is dat zo? Waarom hebben de soldaten dan geen voorbeelden gesteld? Waarom hebben ze die plaatsen met rust gelaten? Waarom hebben zij nagelaten om de mensen angst aan te jagen? Waarom hebben ze niet elke stad en elk dorp op hun pad verwoest?'
'Over wie zou ik dan nog regeren, behalve over mijn soldaten? Wie zou het werk moeten doen? Wie zou dingen maken? Wie zou het voedsel verbouwen? Wie zou eer bewijzen? Wie zal ik de hoop van de Orde brengen? Wie zal er zijn om de grote keizer Jagang te verheerlijken, als ik ze allemaal dood?'
Hij liet zich op zijn rug vallen. 'Jij mag dan wel de Maïtresse van de Dood worden genoemd, maar we kunnen jou niet je zin geven en iedereen doden. In deze wereld ben je gebonden aan de zaak waar de Orde voor staat. Als mensen denken dat de komst van de Orde alleen maar hun dood kan betekenen, zullen ze zich tot het einde toe verzetten. Ze moeten weten dat alleen hun verzet een snelle en zekere dood zal brengen. Als ze beseffen dat onze komst hun een moreel hoogstaand leven biedt, een leven waarin de mens onder de Schepper leeft en het welzijn van de mens boven al het andere gaat, zullen ze ons verwelkomen.' 'Je hebt in deze stad dood en verderf gezaaid,' zei ze om hem te tergen, hem ertoe te dwingen ongewild de redelijkheid te bewijzen van wat ze had gedaan. 'Ook al hadden de inwoners voor de Orde gekozen.' ik heb verordend dat alle mensen uit de stad die nog leven, mogen terugkeren naar hun huis. De plundering is voorbij. De mensen hier hebben hun beloftes gebroken en zich daarmee geweld op de hals gehaald; dat hebben ze gezien, maar nu is het voorbij en breekt er een nieuw tijdperk aan van gezamenlijke voorspoed... onder de Imperiale Orde. Alleen degenen die tegenstand bieden, zullen worden vernietigd; niet omdat ze tegenstand bieden, maar omdat ze uiteindelijk verraders zijn van het welzijn van hun medemensen en geëlimineerd moeten worden. Hier, in Anderith, was het keerpunt van onze strijd. Richard Rahl is eindelijk door de mensen zelf verworpen, die zijn gaan inzien dat wij iets goeds te bieden hebben. Hij kan niet langer beweren dat hij hen vertegenwoordigt.'
'Maar toch heb je hier een slachtpartij aangericht...' 'De politieke leiders hier hebben bepaalde beloftes aan mij verbroken. Wie weet hoevelen van de gewone bevolking daaraan hebben meegewerkt, dus moest het volk een tol betalen, maar gezamenlijk hebben ze ook een plek verdiend in de Orde vanwege de moed waarmee ze Meester Rahl en de ouderwetse, zelfzuchtige, ongeïnspireerde idealen die hij hun bood nadrukkelijk hebben verworpen.
Het tij is gekeerd. De mensen hebben geen vertrouwen meer in Meester Rahl, en hij kan nu ook geen vertrouwen meer in hen hebben. Richard Rahl is een gevallen leider.'
Nicci glimlachte inwendig, een verdrietige glimlach. Zij was een gevallen vrouw, en Richard een gevallen man. Hun lot was bezegeld. 'Hier misschien, in deze ene plaats,' zei ze, 'maar hij is nog lang niet verslagen. Hij is nog steeds gevaarlijk. Per slot van rekening heb je hier in Anderith ook niet alles bereikt wat je wilde, en dat komt door Richard Rahl. Hij heeft je niet alleen een absolute overwinning ontzegd door enorme hoeveelheden voedselvoorraden te vernietigen en de productieprocessen en -voorzieningen in totale wanorde achter te laten, maar hij is je ook door de vingers geglipt terwijl je hem gevangen had willen nemen.'
‘Ik zal hem krijgen!'
'Heus waar? Ik vraag het me af.' Ze keek naar zijn vuist en wachtte totdat die zich weer ontspande voordat ze verder ging. 'Wanneer laat je je troepen oprukken naar het noorden, het Middenland in?' Jagang streek met zijn hand over zijn harige borst. 'Binnenkort. Maar ik wil het Middenland eerst de tijd geven om onvoorzichtig te worden. Als het zelfingenomen wordt, zal ik naar het noorden aanvallen. Een groot leider moet de aard van de strijd doorzien om zijn tactiek te kunnen aanpassen. Nu zullen we bevrijders zijn, als we naar het noorden het Middenland intrekken en de mensen de glorie van de Schepper brengen. We moeten de harten en geesten van de onbekeerden winnen.' 'Heb jij tot deze verandering besloten? In je eentje? Hou je bij het bepalen van je beleid geen rekening met de wil van de Schepper?' Hij keek haar nors aan vanwege haar brutaliteit, alsof hij wilde zeggen dat ze wel beter wist dan zo'n vraag te stellen.
ik ben de keizer; ik hoef onze spirituele leidsmannen niet te raadplegen, maar aangezien hun advies altijd welkom is, heb ik al met de priesters gesproken. Ze stonden positief tegenover mijn plan. Broeder Narev denkt dat het verstandig is en heeft het zijn zegen gegeven. Je kunt je maar beter houden aan je taak om mogelijke haarden van verzet uit te roeien. Als je mijn bevelen niet opvolgt... Niemand zal één Zuster missen. Ik heb er nog meer.'
Zijn dreigementen deden haar niets, hoe reëel ze ook waren. Zo te zien aan zijn argwanende blik, begon hij haar standpunt ook te begrijpen. 'Wat je doet, is goed,' zei ze, 'maar het moet in kleine stukjes worden gesneden, die de mensen kunnen behappen. Zij hebben niet de wijsheid van de Orde om te zien wat het beste voor hen is; dat heeft de massa maar zelden. Zelfs zo'n stijfkop als jij moet toch kunnen inzien dat ik op je plannen ben vooruitgelopen doordat ik degenen die je je niet kunt veroorloven te doden aan het verstand heb gebracht dat je hen spaart uit je gevoel voor rechtvaardigheid. Als verhalen daarover de ronde doen, win je harten.'
Hij wierp haar een zijdelingse blik toe. ik ben het louterende vuur van de Orde. Het vuur is noodzakelijk, maar niet het doel; het is slechts een middel dat tot een doel leidt. Uit de as die ik, Jagang, creëer, kan een nieuwe orde ontspruiten en groeien. Dat doel, dat glorieuze nieuwe tijdperk voor de mensheid, rechtvaardigt de middelen. Hierin is het mijn verantwoordelijkheid - niet de jouwe - om te beslissen wat gerechtigheid is, wanneer en hoe ik die zal doen geschieden en wie die ten deel zal vallen.'
Ze werd ongeduldig van zijn ijdelheid. Er sloop minachting in haar stem. 'Ik heb het eenvoudigweg een naam gegeven - Jagang de Rechtvaardige - en ben begonnen je nieuwe titel te verbreiden toen de gelegenheid zich voordeed. Ik heb Kadar aan dat doel opgeofferd, om alle redenen die je net hebt opgesomd. Het moest nu gebeuren om het de nodige tijd te geven zich te verspreiden en tot bloei te komen, anders zou de Nieuwe Wereld zich binnenkort onherroepelijk verzetten tegen de Orde. Ik heb de tijd en de plaats gekozen, en door het leven van Kadar Kardeef te gebruiken - het leven van een oorlogsheld - heb ik je toewijding aan de Orde boven elke twijfel verheven. Dat zal jou ten goede komen. Elke bruut had de vuurzee kunnen ontsteken; deze nieuwe titel maakt je morele visie duidelijk; opnieuw een blijk van je superioriteit over andere mensen. Ik heb het essentiële zaadje geplant dat je een held zal maken voor het gewone volk en, nog belangrijker, voor de priesters. Ga je nu beweren dat je de titel niet geschikt vindt? Of dat die je niet van pas zal komen? Wat ik in mijn eentje heb gedaan, zal je bezorgen wat je machtige leger je niet kan geven: vrijwillige trouw zonder veldslag, zonder dat het iets kost. Met Kadars leven heb ik, Nicci, je groter gemaakt dan je zelf had kunnen doen. Ik, Nicci, heb je een eervolle reputatie gegeven. Ik, Nicci, heb je tot een leider gemaakt die de mensen zullen vertrouwen omdat ze geloven dat je rechtvaardig bent.' Hij piekerde er even over, met zijn ogen afgewend van haar felle blik. Ten slotte viel zijn arm open en streelden zijn vingers zacht langs haar dijbeen omlaag. De aanraking was een erkenning, de erkenning dat ze gelijk had, ook al zei hij het niet hardop.
Even later geeuwde hij, en toen vielen zijn ogen dicht. Zijn ademhaling werd regelmatig en hij sukkelde weg voor een dutje, zoals hij wel vaker deed als ze bij hem was. Hij verwachtte van haar dat ze bleef waar ze was, zodat ze beschikbaar voor hem was als hij wakker werd. Ze veronderstelde dat ze toch weg kon gaan. Maar daar was de tijd niet rijp voor. Nog niet.
Een uur later werd hij eindelijk wakker. Nicci staarde nog steeds omhoog naar de bedhemel, peinzend over Richard. Er leek nog één elementje te ontbreken in haar plan.
In zijn slaap had Jagang zich op zijn zij gedraaid met zijn rug naar haar toe. Nu draaide hij zich terug. Zijn donkere ogen namen haar op met opnieuw opvlammende begeerte. Hij trok haar tegen zich aan. Zijn lichaam was zo warm als een rotsblok in de zon, en maar iets zachter. 'Bevredig me,' commandeerde hij met een schorre grauw die elke andere vrouw zoveel angst zou aanjagen dat ze zou doen wat hij beval. 'Of wat? Je zult me doden? Als ik daar bang voor was, zou ik hier niet zijn. Dit gebeurt alleen als je me dwingt, niet met mijn instemming. Ik neem er niet vrijwillig aan deel, en ik zal je ook niet toelaten jezelf voor de gek te houden met de gedachte dat ik jou begeer.'
Hij sloeg haar met de rug van zijn hand over het bed. 'Je neemt er wel vrijwillig aan deel!' Hij greep haar bij haar pols en sleurde haar weer naar zich toe. 'Waarom zou je anders hier zijn?'
'Je hebt me bevolen hier te komen.'
Hij grijnsde zelfgenoegzaam. 'En jij bent gekomen, terwijl je ook had kunnen vluchten.'
Ze deed haar mond open, maar ze had geen antwoord dat ze onder woorden kon brengen, geen antwoord dat hij zou begrijpen. Met een triomfantelijke grijns liet hij zich op haar vallen en drukte zijn lippen op de hare. Ook al deed het haar pijn, voor Jagang was dit een zachte aanraking. Hij had haar meer dan eens verteld dat zij de enige vrouw was die hij ooit kuste. Hij leek te denken dat doordat hij die gevoelens voor haar uitte, ze automatisch gelijksoortige gevoelens voor hem zou krijgen, alsof deze, wanneer ze eenmaal waren uitgesproken, een betaalmiddel waren waarmee hij naar behoefte genegenheid kon kopen. Het was nog maar het begin van een lange nacht, een lange bezoeking, dat wist ze. Ze zou zijn grove verkrachting nog een paar maal moeten verduren voordat het ochtend werd. Zijn vraag bleef rondspoken door de uithoeken van haar geest.
De ochtend brak aan, samen met het doffe bonzen van hoofdpijn als gevolg van de klappen die ze had gehad. Tegelijkertijd voelde ze de scherpere pijn op de plekken waar hij haar had geslagen toen hij tot zijn woede merkte dat wat hij als haar vrijwillige onderwerping zag, niets anders was dan een hersenschim. De kussens droegen vlekken van haar bloed. Het was een lange nacht geweest, vol zeldzame gevoelens. Ze wist dat ze slecht was en het verdiende op zo'n brute manier te worden verkracht. Ze kon er geen morele bezwaren tegen inbrengen; zelfs met de vreselijke dingen die hij haar aandeed, was Jagang nog lang niet zo verdorven als zij. Jagang zondigde op het gebied van de vleselijke lusten, en dat was te verwachten - alle mensen waren op dat gebied verdorven - maar door haar onverschilligheid voor het lijden om zich heen, dwaalde zij in zaken van de geest. En ze wist dat dat puur slecht was. Daarom verdiende ze wat hij haar aandeed. Die diepe duistere plek in haar was bijna verzadigd.
Nicci voelde aan haar mond en merkte dat de scheuren nog wel pijn deden, maar dicht waren. De pijn van genezende wonden schonk haar echter niet de gevoelens die het oplopen ervan teweegbracht, dus besloot ze zich door een van de andere Zusters te laten genezen, in plaats van hem het plezier te gunnen haar te zien lijden aan het ongemak van de verwondingen.
Daardoor dacht ze aan Zuster Lidmila.
Nicci besefte dat Jagang niet naast haar in bed lag. Ze ging zitten en zag hem in een stoel vlakbij naar haar kijken.
Ze trok het laken omhoog om haar borsten te bedekken, die bespikkeld waren met druppeltjes gedroogd bloed. 'Je bent een varken.'
'Je kunt geen genoeg van me krijgen. Ondanks wat je zegt, Nicci, wil je bij me zijn. Als dat niet zo is, waarom zou je dan blijven?'
Zijn nachtmerrieachtige ogen keken haar aan en probeerden een weg haar geest in te vinden. Die was er niet. Hij kon geen nachtmerrie meer voor haar zijn. Richard bewaakte haar geest.
'Niet om de redenen waarin jij wenst te geloven. Ik blijf omdat het ultieme doel van de Orde een morele zaak is. Ik wil dat dat wordt bereikt. Ik wil dat er een einde komt aan het lijden van de hulpeloze slachtoffers van het leven. Ik wil dat iedereen eindelijk gelijk is en eindelijk alles heeft wat hij of zij nodig heeft. Daar heb ik bijna mijn hele leven voor gewerkt. De Orde kan ervoor zorgen dat zo'n rechtvaardige wereld er komt. Als ik jou moet verdragen of zelfs moet helpen om dat doel te bereiken, dan is dat van ondergeschikt belang.'
'Dat klinkt vreselijk nobel, maar ik denk dat er iets fundamentelers achter zit. Ik denk dat je weg zou zijn gegaan als je dat had gekund, of' - hij glimlachte - 'als je had gekund, zou je weg zijn gegaan als je dat echt had gewild. Welk van de twee is het, Nicci?' Ze wilde niet over de vraag nadenken. Haar hoofd deed pijn. 'Wat hoor ik allemaal over een paleis dat je laat bouwen?' 'Dus je hebt het gehoord.' Hij ademde diep in en zuchtte verlangend. 'Het zal het mooiste paleis zijn dat ooit is gebouwd. Een passende plek voor de keizer van de Imperiale Orde, voor de man die over de Oude en de Nieuwe Wereld heerst.'
'De man die wil heersen. Meester Rahl staat je in de weg. Hoe vaak is hij je nu te slim af geweest?'
In Jagangs ogen flitste een razernij waarvan ze wist dat die gewelddadig kon worden. Richard had Jagang meerdere keren gedwarsboomd. Ook al had Richard Jagang niet overwonnen, hij had hem wel speldenprikken toegediend. Een hele prestatie, eigenlijk, voor zo'n kleine strijdmacht tegen de overmacht van de Imperiale Orde. Een man als Jagang vond de vernedering van een prikje bijna net zo erg als wanneer hij doorstoken zou worden.
ik zal Richard Rahl elimineren, maak je maar geen zorgen,' zei Jagang met een lage, grommende stem.
Ze bracht het onderwerp weer op datgene waar ze meer over wilde weten. 'Sinds wanneer is de onoverwinnelijke keizer Jagang een slappeling geworden en wil hij in pracht en praal leven?' 'Aha, maar ik ben nu Jagang de Rechtvaardige. Weet je nog?' Hij kwam terug naar het bed en liet zich naast haar vallen. 'Nicci, het spijt me dat ik je pijn heb gedan. Ik wil je nooit pijn doen, maar je drijft me ertoe. Je weet dat ik om je geef.'
'Je geeft om me, maar je slaat me? Je geeft om me, maar je hebt nog nooit de moeite genomen om me over zo'n enorm project als het bouwen van een paleis te vertellen? Ik beteken niets voor je.' 'Ik zeg je dat het me spijt dat ik je pijn heb gedaan... maar het was je eigen schuld en dat weet je.' Zijn toon was bijna teder. Toen ze over het paleis was begonnen, had zijn gezicht een dromerige uitdrukking gekregen. 'Het is niet meer dan juist en gepast dat ik eindelijk zo'n prestigieus, monumentaal gebouw heb.'
'Jij, de man die tevreden was in tenten in het veld, wilt nu in een luisterrijk paleis wonen? Waarom?'
'Omdat ik, als ik de Nieuwe Wereld onder de heerschappij van de Orde heb gebracht, het aan alle mensen als hun leider verplicht ben om in een majestueuze omgeving te worden gezien... Maar het zal meer hebben dan enkel luister.' 'Maar natuurlijk,' sneerde ze.
Hij pakte haar hand. 'Nicci, ik zal de titel Jagang de Rechtvaardige met trots dragen. Je hebt gelijk, de tijd is rijp voor zo'n stap. Ik was alleen maar kwaad omdat je me zo hebt genoemd zonder eerst met mij te overleggen. Maar laten we dat maar vergeten.'
Ze zei niets. Hij versterkte zijn greep op haar hand; om zijn oprechtheid te tonen, veronderstelde ze.
'Je zult het paleis prachtig vinden, als het klaar is.' Hij streek met de achterkant van de vingers van zijn andere hand zacht langs haar wang. 'We zullen daar allemaal heel lang blijven wonen.' De woorden deden haar een licht opgaan. 'Heel lang?' Voor het eerst besefte ze dat hier meer achter zat dan enkel zijn ijdelheid, zijn wens om een paleis te hebben nadat Richard hem het Paleis van de Profeten had ontzegd. Hij wilde wat Richard hem nog meer had ontzegd. Kon het zijn...
Ze keek op in zijn gezicht, op zoek naar het antwoord. Hij glimlachte alleen op de vraag in haar ogen.
'De bouw is al begonnen,' zei hij, de aandacht afleidend van die vragen. 'Architecten en grote aannemers uit de hele Oude Wereld zijn bijeengekomen om eraan te werken. Iedereen wil zijn steentje bijdragen aan zo'n groots project.'
'En broeder Narev?' vroeg ze onderzoekend. 'Wat vindt hij van de bouw van zo'n frivool monument voor één man als er belangrijk werk te doen is voor zo ontzettend veel behoeftigen?'
'Broeder Narev en zijn discipelen staan zeer positief tegenover het project.' Jagang wierp haar een geslepen glimlach toe. 'Zij zullen er natuurlijk ook gaan wonen.' Opeens viel alles op zijn plaats.
'Hij gaat het nieuwe paleis betoveren,' fluisterde ze verbaasd tot zichzelf.
Jagang glimlachte alleen maar terwijl hij naar haar keek, duidelijk tevreden over haar reactie.
Broeder Narev had vrijwel net zolang in het Paleis van de Profeten gewoond als zij, bijna honderdzeventig jaar, maar in al die tijd leek hij maar tien a vijftien jaar ouder te zijn geworden, net als zij. Afgezien van Nicci had niemand ooit geweten dat hij meer was dan een stalknecht; niemand wist dat hij de gave had.
In al die tijd, waarin zij net zomin als alle anderen veel aandacht aan hem had besteed, had hij natuurlijk de betovering rond het paleis bestudeerd. Voor zover ze wist, waren de meeste discipelen van broeder Narev jonge tovenaars uit het Paleis van de Profeten; ze hadden destijds toegang tot de gewelven gehad. Zij hadden waarschijnlijk ook informatie aangedragen die hem van nut was geweest. Maar zou hij zoiets echt kunnen?
'Vertel me over het paleis,' zei ze, want ze hoorde liever zijn stem dan de onderzoekende blik van zijn duistere ogen te moeten ondergaan. Eerst kuste hij haar, zoals een man een vrouw kust, niet zoals een bruut een slachtoffer kust. Ze onderging het met niet meer enthousiasme dan de rest ervan. Hij leek het deze keer niet te merken, en zo te zien aan de glimlach op zijn gezicht had hij er plezier aan beleefd. 'Het zal een wandeling van bijna drieëntwintig kilometer zijn als je door alle gangen wilt lopen.' Hij begon met weidse handgebaren de omvang van het paleis vorm te geven in de lucht voor hem. Terwijl hij verder praatte, staarde hij naar de denkbeeldige contouren die daar in de ruimte hingen.
'De wereld heeft nog nooit zoiets gezien. Terwijl ik verder ga met het brengen van de hoop van de Orde naar de Nieuwe Wereld, het verbreiden van de waarheid van de Schepper onder de zondigen en de hebzuchtigen, het uitbannen van de zelfzuchtige idealen van de verouderde religie van de magie, gaat in mijn vaderland de bouw van het paleis verder. Steengroeven zullen jaren werk hebben met het uithakken van al het gesteente dat voor de bouw nodig is. De verscheidenheid aan steensoorten zal de luister van het gebouw verhogen. Het marmer zal het mooiste zijn dat er is. Het hout alleen het allerbeste. Al het materiaal dat voor het paleis wordt gebruikt, zal van uitzonderlijke kwaliteit zijn. De beste vaklieden zullen het samenvoegen tot een groots geheel.'
'Ja, maar ondanks het feit dat er ook anderen zullen wonen,' zei ze spottend en met koele minachting, 'zal het enkel een pompeus monument voor één man zijn: de grote en machtige keizer Jagang.' 'Nee, het zal gewijd zijn aan de glorie van de Schepper.' 'O? Gaat de Schepper er dan ook wonen?'
Jagang keek dreigend vanwege haar godslastering. 'Broeder Narev wil dat de mensen kunnen leren van het paleis. Hij heeft de spirituele leiding over de onderneming en zal persoonlijk toezien op de constructie terwijl ik de weg vrijmaak voor de Orde.' Dat was alles wat ze wilde weten.
Hij staarde naar de onzichtbare vorm die nog in de lucht voor hem hing. Zijn stem kreeg een eerbiedige toon.
'Broeder Narev deelt mijn droom. Hij is altijd als een vader voor me geweest. Hij heeft het vuur in me ontstoken. Zijn spirituele leiding is een levenslange bron van inspiratie voor mij geweest. Hij laat mij op de voorgrond treden en vindt het best dat ik de eer van onze overwinningen voor mezelf opeis, maar ik zou niets zijn zonder zijn zedenleer. Wat ik bereik, doe ik alleen als vuist van de Orde, en een vuist is maar een klein deel van het geheel, zoals we allemaal onbetekenende fragmentjes van de samenleving als geheel zijn. Je hebt gelijk: vele anderen zouden mijn plaats in de Orde kunnen overnemen. Maar het is mijn rol om degene te zijn die ons leidt. Ik zou nooit iets doen dat het vertrouwen van broeder Narev in mij zou beschamen; dat zou hetzelfde zijn als de Schepper Zelf verraden. Hij wijst ons allen de weg.
Ik had er alleen aan gedacht om een paleis voor ons allemaal te bouwen, een plek van waaruit geregeerd kan worden in het belang van het volk. Het was broeder Narev die die droom een morele betekenis heeft gegeven door zich voor te stellen dat iedereen die het enorme bouwwerk ziet, de plaats van de mensheid in de nieuwe orde ziet; ziet dat de mens nooit kan wedijveren met de glorie van de Schepper en dat hij individueel een onbelangrijk lid van de grote broederschap der mensheid is en dus geen grotere rol kan spelen dan al zijn broeders in nood te helpen zodat iedereen samen wel zal varen. Tegelijk zal het ook een plek zijn die elke mens nederig maakt doordat hem zijn absolute onbeduidendheid wordt getoond tegenover de glorie van zijn Schepper, doordat de verdorvenheid van de mens wordt getoond, zijn gekwelde, verwrongen, minderwaardige aard, want die hebben alle mensen op deze wereld.'
Nicci kon zo'n plek bijna voor zich zien terwijl hij erover sprak. Het zou inderdaad een nederig makende ervaring voor de mensen zijn. Hij inspireerde haar bijna met zijn gepraat, zoals broeder Narev haar eens had geïnspireerd.
'Daarom ben ik gebleven,' fluisterde ze, 'omdat de Orde rechtvaardig is.' Het ontbrekende stukje was gevonden.
In de stilte kuste Jagang haar opnieuw. Ze wachtte tot hij ermee klaar was en duwde zich toen weg uit zijn omhelzing. Met een afwezige glimlach keek hij toe hoe ze opstond en zich begon aan te kleden. 'Je zult het er heerlijk vinden, Nicci. Het zal een plek zijn die bij je past.' 'O? Als slavenkoningin?'
'Als koningin, als je dat wilt. Ik ben van plan je het gezag te geven dat je nooit eerder hebt gehad. We zullen er gelukkig zijn, jij en ik, echt gelukkig. Heel, heel lang zullen we er gelukkig zijn.' Ze trok een kous over haar been omhoog. 'Toen Zuster Ulicia en de andere vier een manier vonden om bij je weg te gaan, heb ik hun ontdekking genegeerd en ben gebleven, omdat ik weet dat de Orde de enige morele weg voor de mensheid is. Maar nu...' 'Je bent gebleven omdat je niets zou zijn zonder de Orde.' Ze wendde haar blik af van zijn ogen. Ze trok haar jurk over haar hoofd naar beneden, stak haar armen in de mouwen en trok de rok over haar heupen. 'Ik ben niets zonder de Orde en ik ben niets met de Orde. Dat geldt voor iedereen. We zijn allemaal gebrekkige, ellendige wezens; dat is de aard van de mens; dat is wat de Schepper ons leert. Maar de Orde wijst de mens op zijn plicht om in het algemeen belang een beter leven te creëren.' 'En ik ben de keizer van de Imperiale Orde!' Zijn gezicht liep weer rood aan. Hij gebaarde vaag toen zijn stem nagalmde in de stilte en ging verder op een mildere toon. 'De wereld zal één zijn onder de Orde. We zullen gelukkig zijn in het paleis als het af is, Nicci. Jij en ik, onder het spirituele leiderschap van onze priesters. Je zult het zien. Te zijner tijd, als...' 'Ik ga weg.' Ze trok een laars aan. 'Dat sta ik niet toe.'
Nicci wachtte even voordat ze haar andere laars aantrok en keek op in zijn donkere ogen. Ze stak terloops een vinger uit naar een stenen vaas op een tafel tegen de tegenoverliggende muur. Er was een lichtflits. De vaas explodeerde in een wolk van stof en scherven met een klap die door de kamer dreunde. De gordijnen wapperden. De ruiten rammelden. Toen het stof was opgetrokken, zei ze: 'Dat sta jij niet toe?' Ze boog zich voorover en begon haar veters aan te trekken. Jagang wandelde naar de tafel en haalde zijn vingers door het stof dat het enige restant was van de stenen vaas. Hij keerde zich in al zijn naakte, harige, keizerlijke glorie naar haar om.
'Bedreig je me? Denk je nou echt dat je je kracht tegen mij kunt gebruiken?'
'Dat denk ik niet' - ze trok de veters strak - 'dat weet ik. De waarheid is dat ik ervoor kies het niet te doen.'
Hij nam een uitdagende houding aan. 'En waarom niet?' Nicci ging tegenover hem staan. 'Omdat, zoals je zei, de Orde je nodig heeft, of beter gezegd, een bruut zoals jij. Je dient de doelen van de Orde; je bent haar vuist. Jij brengt dat louterende vuur. Die taak vervul je heel goed. Je zou zelfs kunnen zeggen dat je er bijzonder talentvol in bent.
Jij bent Jagang de Rechtvaardige. Je ziet de wijsheid in de titel die ik je heb gegeven, en zal die gebruiken in het belang van de Orde. Daarom kies ik ervoor mijn kracht niet tegen je te gebruiken. Het zou zijn alsof ik mijn kracht tegen de Orde gebruikte, tegen mijn eigen plicht jegens de toekomst van de mensheid.' 'Waarom wil je dan weg?'
'Omdat het moet.' Ze keek hem ijzig vastbesloten aan. 'Voordat ik ga, zal ik wat tijd doorbrengen met Zuster Lidmila. Je moet je ogenblikkelijk en volledig uit haar geest terugtrekken en er de hele periode die ik met haar doorbreng uit blijven. We zullen jouw tenten gebruiken, aangezien jij die toch niet gebruikt. Je zult ervoor zorgen dat iedereen ons volledig met rust laat, hoe lang het ook duurt. Iedereen die zonder mijn uitdrukkelijke toestemming binnenkomt, zal sterven. Dat geldt ook voor jou. Daar heb je mijn woord, als Zuster van de Duisternis, op. Als ik klaar ben en nadat ik ben vertrokken, mag je doen wat je wilt met Zuster Lidmila; dood haar als je dat wilt, hoewel ik niet zie waarom je dat zou doen, aangezien ze je een grote dienst gaat bewijzen.' 'Zo.' Zijn enorme borst rees. Hij liet de diepe adem langzaam weer ontsnappen. 'En hoe lang zul je deze keer wegblijven, Nicci?' 'Dit is niet zoals de andere keren. Dit is anders.' 'Hoe lang?'
'Misschien maar kort. Misschien heel lang. Ik weet het nog niet. Laat me met rust om te doen wat ik moet doen, en als ik kan, zal ik op een dag bij je terugkeren.'
Hij keek diep in haar ogen, maar hij kon niet in haar geest kijken. Een andere man beschermde haar geest en zorgde ervoor dat haar gedachten van haarzelf bleven.
In alle tijd die ze met Richard had doorgebracht, had Nicci nooit datgene ontdekt waarnaar ze zo hunkerde, maar in zekere zin had ze te veel ontdekt. Meestal was ze in staat die ongewenste kennis te begraven onder het dode gewicht van de onverschilligheid. Maar af en toe, zoals nu, rees die onverwacht op uit het graf en overviel haar. Als dat gebeurde, was ze machteloos en kon ze niets anders doen dan wachten tot ze op kon gaan in de vergetelheid van de gevoelloze afstandelijkheid om de kennis weer te begraven.
Terwijl ze strak in de peilloze diepten van Jagangs onmenselijke ogen keek, ogen die alleen de kilte van zijn ziel verraadden, legde Nicci haar vinger tegen het gouden ringetje dat Jagang door haar onderlip had laten duwen om haar te markeren als zijn persoonlijke slavin. Ze ontketende een haarfijn straaltje Subtractieve Magie, en het ringetje hield op te bestaan.
'En waar ga je heen, Nicci?'
‘Ik ga Richard Rahl voor je vernietigen.'