4

Alsof ze een klap in haar gezicht kreeg, zo schrok ze wakker van een geluid. Kahlan lag doodstil op haar rug met wijd open ogen te luisteren. Het was niet zozeer dat het geluid hard was geweest, maar eerder verontrustend bekend. Gevaarlijk.

Haar hele lijf klopte van de pijn, maar ze was wakkerder dan ze in mis­schien wel weken was geweest. Ze wist niet hoe lang ze had geslapen, of misschien bewusteloos was geweest. Ze was wakker genoeg om zich te herinneren dat het een grote vergissing zou zijn om te proberen te gaan zitten, aangezien het enige lichaamsdeel van haar dat niet gewond was haar rechterarm was. Een van de grote voskleurige ruinen snoof ner­veus en stampte met een hoef, waardoor de wagen genoeg schudde om Kahlan aan haar gebroken ribben te herinneren. De klamme lucht rook naar naderende regen, hoewel windvlagen nog steeds stof in haar neus bliezen. Een donkere bladermassa boven haar zwiepte heen en weer, en takken kraakten klaaglijk. Donkere purper­kleurige en violette wolken joegen in stilte voort. Boven de bomen en de wolken stond een eenzame ster aan het stuk blauwzwarte hemel, hoog boven haar voorhoofd. Ze wist niet zeker of het het begin of het einde van de dag was, maar het voelde als het einde.

Terwijl de windvlagen strengen van haar vuile haar over haar gezicht bliezen, luisterde Kahlan ingespannen of ze het geluid dat haar had gewekt nog een keer hoorde, in de hoop dat de herkomst ervan haar gerust zou stellen. Doordat ze het alleen in haar diepe slaap had ge­hoord, bleef het frustrerend genoeg net buiten het bereik van haar be­wustzijn.

Ze luisterde ook of ze Richard en Cara hoorde, maar ze hoorde niets. Ze waren vast vlakbij. Ze zouden haar niet alleen laten, voor niets ter wereld. Ze verlangde er vurig naar om Richard te roepen en de bevesti­ging te krijgen dat haar angst nodeloos en dwaas was, maar haar in­stinct zei haar luid en duidelijk dat ze stil moest zijn. Ze had geen aan­sporing nodig om zich niet te bewegen.

Er klonk een metalig gekletter in de verte, en daarna een kreet. Mis­schien was het een dier, hield ze zichzelf voor. Raven gaven soms de meest afschuwelijke kreten. Hun schrille gekrijs kon zo menselijk klin­ken dat het griezelig was. Maar voor zover ze wist, maakten raven geen metalige geluiden.

Plotseling helde de wagen over naar rechts. Haar adem stokte toen de onverwachte beweging een steek van pijn achter haar ribben veroor­zaakte. Er was iemand op de trede gaan staan. Uit de achteloze onver­schilligheid voor de gewonde passagier van de wagen, maakte ze op dat het niet Richard of Cara was. Maar als het Richard niet was, wie dan wel? Kippenvel prikte aan de achterkant van haar nek. Als het Richard niet was, waar was hij dan?

Dikke vingers grepen zich vast aan de geribbelde, geschaafde bovenrand van de zijkant van de wagen. De stompe vingertoppen kwamen onder smoezelige, afgekloven halfronde vingernagels uit. Kahlan hield haar adem in en hoopte dat hij niet besefte dat ze in de wagen lag. Er kwam een gezicht te voorschijn. Sluwe donkere ogen keken haar half toegeknepen aan. De vier voortanden in zijn bovenkaak ontbraken, waardoor zijn hoektanden eruitzagen als slagtanden toen hij grijnsde. 'Kijk 'ns aan. Als dat de vrouw van wijlen Richard Cypher niet is.' Kahlan lag verstijfd. Dit was net een van de dromen die ze had gehad. Even wist ze niet zeker of het inderdaad alleen een droom was, of wer­kelijkheid.

Zijn overhemd was bedekt met een donkere laag vuil, alsof het nooit er­gens voor werd uitgetrokken. Schaarse, weerbarstige haren op zijn vle­zige wangen en kin leken op vroeg onkruid in het geploegde veld van zijn pokdalige gezicht. Zijn bovenlip was nat van zijn loopneus. Hij had ook geen voortanden meer in zijn onderkaak. De punt van zijn tong stak een stukje uit in de gapende opening van zijn grijns. Hij stak een mes omhoog, zodat zij het kon zien. Hij draaide het alle kanten op, bijna alsof hij een kostbare bezitting liet zien aan een verle­gen meisje dat hij het hof maakte. Zijn ogen schoten heen en weer tus­sen het mes en Kahlan. Het was slordig gescherpt, zo te zien aan ruw graniet in plaats van aan een goede wetsteen. Het slecht onderhouden, goedkope staal had donkere vlekken en roestplekken. Maar de rafelige en afgesplinterde snede was er niet minder dodelijk door. Zijn verdor­ven, tandeloze grijns werd breder van plezier toen haar blik het mes volgde en ze zag hoe het de lucht tussen hen in zorgvuldig in plakjes sneed.

Ze dwong zich hem in zijn donkere, diepliggende ogen te kijken, die door spleetjes in zijn pafferige gezicht gluurden. 'Waar is Richard?' vroeg ze met vaste stem.

'Die danst met de geesten in de onderwereld.' Hij hield zijn hoofd schuin. 'Waar is die blonde teef? Die mijn vrienden de vorige keer hebben ge­zien? Die met de grote mond. Die waar ik de tong van ga afsnijden voor­dat ik haar in stukken hak.'

Kahlan keek hem kwaad aan, zodat hij zou weten dat ze niet van plan was antwoord te geven. Toen het primitieve mes dichterbij kwam, golf­de zijn stank over haar heen. 'Jij moet Tommy Lancaster zijn.' Het mes bleef hangen. 'Hoe weet je dat?'

Een intense woede welde in haar op. 'Richard heeft me over je verteld.' De ogen fonkelden dreigend. Zijn grijns werd breder. 'O ja? Wat heeft hij je verteld?'

'Dat je een lelijk tandeloos varken was dat in zijn broek pist als hij grijnst. Het ruikt alsof hij gelijk had.'

De zelfgenoegzame grijns veranderde in een boze blik. Hij richtte zich op op de trede en boog zich naar voren met het mes. Dat was wat Kah­lan van hem wilde: zo dichtbij komen dat ze hem kon aanraken. Met de zelfdiscipline die het resultaat was van een levenslange ervaring, schudde ze haar woede af en hulde ze zich in de kalmte van een Belijd­ster die zich concentreerde. Als een Belijdster eenmaal van plan was haar kracht los te laten, leek het verloop van de tijd zelf te veranderen. Ze hoefde hem alleen maar aan te raken.

De kracht van een Belijdster was gedeeltelijk afhankelijk van haar sterk­te. Ze wist niet of ze in haar gewonde toestand de vereiste kracht zou kunnen oproepen, en als ze dat kon, of ze dat dan zou overleven, maar ze had geen keuze. Een van hen zou sterven. En misschien allebei. Hij zette zijn elleboog op de zijplank. Zijn vuist met het mes erin kwam op haar blote keel af. In plaats van naar het mes te kijken, keek Kahlan naar de littekentjes die als stoffige witte spinnenwebben over zijn knok­kels lagen. Toen de vuist voldoende dichtbij was, viel ze uit om zijn pols te grijpen.

Tot haar verrassing ontdekte ze dat de blauwe deken behaaglijk om haar heen gewikkeld was. Ze had niet beseft dat Richard haar op de draag­baar had gelegd die hij had gemaakt. De deken was om haar heen ge­slagen en stevig onder de bomen van de draagbaar gestopt om haar zo stil mogelijk te houden en ervoor te zorgen dat ze zo weinig mogelijk pijn had als de wagen bewoog. Haar arm zat vast in wat haar lijkwade zou worden.

Een gloeiende paniek vlamde op terwijl ze worstelde om haar rechter­arm los te krijgen. Ze was in een wanhopige race verwikkeld met het mes dat op haar keel afkwam. Pijn sneed door haar gebroken ribben ter­wijl ze met de deken vocht. Ze had geen tijd om te schreeuwen of ge­frustreerd te vloeken omdat ze onbewust in een val terecht was geko­men. Haar vingers kromden zich om een plooi in de stof. Ze rukte eraan en probeerde wat meer stof van onder de draagbaar te trekken, zodat ze haar arm kon bevrijden.

Kahlan hoefde hem alleen maar aan te raken, maar dat kon ze niet. Zijn mes zou het enige contact tussen hen zijn. Haar enige hoop was dat zijn knokkels misschien langs haar huid zouden strijken, of dat hij misschien zo dichtbij zou komen om haar keel door te snijden dat ze haar kin te­gen zijn hand kon drukken. Dan kon ze haar kracht op hem loslaten, als ze nog leefde... als hij niet voor die tijd al te diep had gesneden. Terwijl ze kronkelde en aan de deken trok, leek er een eeuwigheid te verstrijken waarin ze keek naar het mes dat boven haar onbeschermde hals hing, een eeuwigheid voordat ze ook maar een kleine kans zou heb­ben haar kracht te ontketenen... een eeuwigheid van leven. Maar ze wist dat het nog maar een ogenblik zou duren voordat ze de verwoestende snee van dat ruwe lemmet zou voelen. Het ging helemaal niet zoals ze had verwacht.

Tommy Lancaster deinsde met een oorverdovende gil achteruit. De we­reld om Kahlan heen stortte zich weer in een wirwar van geluiden en be­wegingen toen haar concentratie was onderbroken. Kahlan zag Cara ach­ter hem, haar gezicht strak van haar eigen grimmige concentratie. In haar smetteloze rode leer was ze een kostbare robijn achter een klomp vuil. Tommy Lancaster kromde zich naar de Agiel die tegen zijn rug was ge­drukt en had minder hoop om weg te komen van Cara dan als ze hem aan een vleeshaak had geregen. Zijn kwelling zou dan niet erger zijn ge­weest, zijn gegil niet onaangenamer om te horen. Cara liet haar Agiel omhoog en opzij langs zijn ribben gaan terwijl hij op zijn knieën viel. Elke rib waar de Agiel overheen ging, brak met een scherpe knal, als het geluid van een tak die afbreekt. Een felrode vloei­stof, dezelfde kleur als haar leren pak, stroomde over zijn knokkels en langs zijn vingers. Het mes kletterde op de rotsachtige grond. Er ont­stond een donkere vlek van bloed op de zijkant van zijn overhemd, tot­dat het van de niet ingestopte panden begon te druppelen. Cara stond over hem heen gebogen, een meedogenloze beul, en keek hoe hij om genade smeekte. In plaats van hem die te schenken, drukte ze haar Agiel tegen zijn keel en volgde hem naar de grond. Zijn ogen wa­ren groot en het wit was rond de irissen te zien terwijl hij bijna stikte. Het was een lange, folterende reis naar de dood. Tommy Lancasters ar­men en benen kronkelden terwijl hij in zijn eigen bloed begon te ver­drinken. Cara had er snel een einde aan kunnen maken, maar dat leek ze absoluut niet van plan te zijn. Deze man had Kahlan willen doden. Cara zou hem zwaar laten boeten voor die misdaad. 'Cara!' Kahlan was verrast dat ze zoveel volume kon produceren. Cara wierp een blik over haar schouder. Tommy Lancasters handen gingen naar zijn keel en hij hapte naar lucht toen ze zich oprichtte. 'Cara, hou op. Waar is Richard? Misschien heeft Richard je hulp nodig.' Cara bukte zich weer over Tommy Lancaster, drukte haar Agiel tegen zijn borst en maakte er een draaibeweging mee. Zijn linkerbeen schop­te eenmaal, zijn armen klapwiekten en toen bleef hij roerloos liggen. Voordat Cara of Kahlan iets kon zeggen, kwam Richard naar de wagen rennen, zijn gezicht strak in kille woede. Hij had zijn zwaard in zijn hand. De kling was donker en nat.

Op het moment dat Kahlan zijn zwaard zag, begreep ze waar ze wak­ker van was geworden. Het geluid was dat van het Zwaard van de Waar­heid geweest, dat zijn komst aankondigde in de avondlucht. In haar slaap had haar onderbewuste het unieke metalige geluid herkend dat het Zwaard van de Waarheid maakte als het werd getrokken, en instinctief had ze begrepen dat dat geluid betekende dat er gevaar dreigde. Op weg naar Kahlan, wierp Richard enkel een blik op het levenloze li­chaam aan Cara's voeten. 'Is alles goed met je?'

Kahlan knikte. 'Prima.' Een tikje laat, maar toch triomfantelijk dat het was gelukt, trok ze haar arm onder de deken vandaan. Richard wendde zich tot Cara. 'Is er nog iemand anders over de weg ge­komen?'

'Nee. Alleen deze ene.' Ze gebaarde met haar Agiel naar het mes op de grond. 'Hij wilde de keel van de Biechtmoeder doorsnijden.' Als Tommy Lancaster niet al dood was geweest, had Richards blik hem gedood. 'Ik hoop dat je het niet te makkelijk voor hem hebt gemaakt.' 'Nee, Meester Rahl. Hij heeft spijt gehad van zijn laatste slechte daad... Daar heb ik voor gezorgd.'

Met zijn zwaard gaf Richard het gebied om hen heen aan. 'Blijf hier en hou je ogen open. Ik weet zeker dat we ze allemaal te pakken hebben, maar ik ga nog even controleren of er niemand is achtergebleven om te proberen ons uit een andere richting te verrassen.' 'Er zal niemand in de buurt van de Biechtmoeder komen, Meester Rahl.' Er steeg een wolkje stof op in het halfduister toen hij een van de twee paarden die in hun tuig stonden te wachten geruststellend op de schoft klopte. 'Als ik terugkom, wil ik dat we meteen op pad gaan. We zou­den genoeg maan moeten hebben... een paar uur lang, in elk geval. Ik weet ongeveer vier uur verderop een veilige plek om ons kamp op te slaan. Dan zijn we een flink eind hiervandaan.'

Hij wees met zijn zwaard. 'Sleep zijn lichaam voorbij dat kreupelhout daar en rol hem over de rand het ravijn in. Ik heb liever dat de licha­men niet gevonden worden voordat we ver weg zijn. Waarschijnlijk zul­len alleen de dieren ze hier ooit vinden, maar ik wil geen enkel risico ne­men.'

Cara greep de dode Tommy Lancaster bij zijn haar. 'Met genoegen.' Hij had een stevig postuur, maar ze had geen moeite met het gewicht. Richard sloop geluidloos de toenemende duisternis in. Kahlan luisterde naar het geluid van het lichaam dat over de grond sleepte. Ze hoorde tak­jes breken toen Cara het dode gewicht door het kreupelhout trok, en daarna het gedempte bonzen en het rollende puin toen Tommy Lancas­ters lichaam een steile helling afrolde en -bonkte. Het duurde een hele tijd voordat Kahlan de laatste dreun op de bodem van het ravijn hoorde. Cara wandelde terug naar de zijkant van de wagen. 'Is alles goed met u?' Ze trok nonchalant haar gepantserde handschoenen uit. Kahlan knipperde met haar ogen. 'Cara, hij had me bijna te pakken.' Cara schudde haar lange blonde vlecht over haar schouder naar achte­ren en keek oplettend om zich heen. 'Welnee. Ik stond de hele tijd vlak achter hem. Ik ademde bijna in zijn nek. Ik heb mijn blik geen moment afgewend van zijn mes. Hij had geen kans u iets te doen.' Ze keek Kah­lan aan. 'U zag me toch zeker wel?' 'Nee, ik zag je niet.'

'O, ik dacht dat u me zag.' Met een enigszins schaapachtige blik stopte ze de boorden van de handschoenen achter haar riem en vouwde ze de rest over de voorkant naar beneden. 'U lag misschien te diep in de wa­gen om mij daar achter hem te zien. Ik was helemaal op hem gecon­centreerd. Het was niet mijn bedoeling dat hij u angst zou aanjagen.' 'Als je daar de hele tijd was, waarom liet je dan toe dat hij me bijna doodde?'

'Hij heeft u niet bijna gedood.' Cara glimlachte zonder plezier. 'Maar ik wilde dat hij dat dacht. Dan is het een grotere schok, een grotere ver­schrikking, als ze denken dat ze al gewonnen hebben. Als je een man op dat moment pakt, op heterdaad, vermorzelt dat zijn levenskracht.' Kahlans hoofd tolde van verwarring en dus besloot ze het onderwerp te laten rusten. 'Wat is er aan de hand? Wat is er gebeurd? Hoe lang heb ik geslapen?'

'We hebben twee dagen gereisd. U bent af en toe wakker geweest, maar op die momenten wist u helemaal niets. Meester Rahl maakte zich zor­gen omdat hij u pijn had gedaan om u in de wagen te tillen en omdat hij u had verteld... wat u was vergeten.'

Kahlan wist wat Cara bedoelde: haar dode baby. 'En de mannen?' 'Ze zijn ons achterna gekomen. Maar deze keer heeft Meester Rahl niet met ze gediscussieerd.' Daar leek ze erg tevreden over. 'Hij wist ruim van tevoren dat ze eraan kwamen, dus we werden er niet door verrast. Toen ze op ons afrenden, sommigen met een pijl op hun boog gezet en anderen met hun zwaard of bijl geheven, heeft hij naar hen geroepen - eenmaal - om hun een kans te geven van gedachten te veranderen.' 'Heeft hij geprobeerd met hen te praten? Zelfs toen nog?' 'Nou, dat niet direct. Hij heeft geroepen dat ze rustig naar huis moes­ten gaan, en dat ze er anders allemaal aan zouden gaan.' 'En toen?'

'En toen moesten ze allemaal lachen. Ze leken er alleen maar door te worden aangemoedigd. Ze vielen aan, schoten hun pijlen af en zwaai­den met hun zwaarden en bijlen. Dus is Meester Rahl het bos ingerend.' 'Wat heeft hij gedaan?'

'Voordat ze kwamen, had hij me verteld dat hij ze allemaal achter hem aan zou laten jagen. Toen Meester Rahl wegrende, riep degene die dacht dat hij uw keel kon doorsnijden tegen de anderen: "Pak Richard en breng hem deze keer om zeep." Meester Rahl had gehoopt dat hij ze allemaal bij u weg zou lokken, maar toen die ene toch op u afging, wierp Mees­ter Rahl me een blik toe en wist ik wat hij van me wilde.' Cara sloeg haar handen achter haar rug ineen terwijl ze de toenemende duisternis afspeurde, voor het geval dat iemand hen zou willen verras­sen. Kahlans gedachten gingen naar Richard en hoe het voor hem ge­weest moest zijn, om helemaal alleen door al die mannen te worden ach­tervolgd.

'Hoeveel mannen waren het?'

'Ik heb ze niet geteld.' Cara haalde haar schouders op. 'Een stuk of twin­tig, vijfentwintig.'

'En je hebt Richard alleen gelaten terwijl er vijfentwintig mannen ach­ter hem aanjoegen? Vijfentwintig man, vastbesloten hem te vermoor­den?'

Cara keek Kahlan ongelovig aan. 'En u onbeschermd achterlaten? Ter­wijl ik wist dat die tandeloze bruut op u afging? Meester Rahl zou me levend hebben gevild als ik u alleen had gelaten.' Lang en slank, met rechte schouders en geheven kin, zag Cara er zo te­vreden uit als een kat die de restanten van een muis van zijn snorharen likt. Plotseling begreep Kahlan het: Richard had Cara het leven van Kah­lan toevertrouwd; de Mord-Sith had bewezen dat dat vertrouwen terecht was.

Kahlan voelde hoe een glimlach trok aan de gedeeltelijk geheelde sne­den in haar lippen. 'Ik wilde alleen dat ik had geweten dat je daar de hele tijd stond. Nu heb ik dankzij jou de houten schaal niet meer no­dig.'

Cara lachte niet. 'Biechtmoeder, u zou toch moeten weten dat ik geen van u beiden iets zou laten overkomen.'

Richard verscheen net zo plotseling weer uit de schaduwen als hij erin was verdwenen. Hij streelde de paarden geruststellend. Terwijl hij om hen heen liep, controleerde hij snel de hamen, de strengen en de broe­ken om zich ervan te vergewissen dat alles nog goed zat. 'Nog iets gezien?' vroeg hij Cara. 'Nee, Meester Rahl. Rustig en verlaten.'

Hij boog zich over de wagen en glimlachte. 'Wat denk je van een ro­mantisch ritje bij maanlicht, nu je toch wakker bent?' Ze legde haar hand op zijn onderarm. 'Is alles goed met je?' 'Prima. Geen schrammetje.' 'Dat bedoelde ik niet.'

Zijn glimlach verdween. 'Ze wilden ons vermoorden. In Westland zijn zojuist de eerste slachtoffers van de invloed van de Imperiale Orde ge­vallen.'

'Maar je kende ze.'

'Daarom kunnen ze nog geen aanspraak maken op misplaatste sympa­thie. Hoeveel duizenden heb ik zien ombrengen sinds ik hier ben weg­gegaan? Ik kon zelfs mannen met wie ik ben opgegroeid niet van de waarheid overtuigen. Ik kon ze niet eens zover krijgen dat ze naar me luisterden. Alle dood en verderf die ik heb gezien, zijn uiteindelijk de schuld van mannen zoals zij, mannen die weigeren de waarheid te zien. Hun halsstarrige onwetendheid geeft hun nog niet het recht op mijn bloed of leven. Ze hebben hun eigen weg gekozen. Deze keer hebben ze de tol betaald.'

Ze vond hem niet klinken als een man die wegliep van de strijd. Hij had het zwaard nog in zijn hand, was nog in de greep van de razernij ervan. Kahlan streelde zijn arm om hem te laten weten dat ze het begreep. Het was duidelijk voor haar dat hoewel hij zich terecht had verdedigd en hoewel hij nog vol was van de razernij van het zwaard, hij zeer betreurde wat hij had moeten doen. Als het anders was gelopen en de mannen er­in geslaagd waren Richard te vermoorden, zouden zij niets hebben be­treurd. Ze zouden zijn dood als een grote overwinning hebben gevierd. 'Toch was het gevaarlijk, om ze allemaal achter je aan te laten jagen.' 'Nee, dat was het niet. Het lokte hen weg van het open land, tussen de bomen. Ze moesten afstijgen. Het is daar rotsachtig en oneffen, dus ze konden niet allemaal tegelijk en op volle snelheid op me afkomen, zo­als ze dat hier op de weg zouden kunnen. Het schemerde; ze dachten dat dat een voordeel voor hen was. Dat was het niet. Tussen de bomen was het nog donkerder. Ik ben bijna helemaal in het zwart gekleed. Het was warm, dus ik had mijn gouden cape achtergelaten, hier in de wagen. Het beetje goud op de rest van mijn kleren breekt de zwarte gestalte van een man alleen maar, dus dat maakte het nog moeilijker voor hen om me te zien. Toen ik Albert eenmaal te grazen had genomen, dachten ze niet langer na en vochten ze met pure woede... totdat ze bloed en dood be­gonnen te zien. Die mannen zijn gewend aan knokpartijen, niet aan se­rieuze gevechten. Ze hadden verwacht dat ze ons moeiteloos konden ver­moorden; ze waren er geestelijk niet op voorbereid om voor hun leven te vechten. Toen ze eenmaal inzagen wat er werkelijk gebeurde, renden ze voor hun leven; degenen die nog over waren, in elk geval. Dit zijn mijn bossen. In hun paniek raakten ze in de war en verdwaalden ze tus­sen de bomen. Ik heb hun de weg afgesneden en er een eind aan ge­maakt.'

'Hebt u ze allemaal te pakken gekregen?' vroeg Cara, ongerust dat er ie­mand ontsnapt zou kunnen zijn die meer mannen zou gaan halen om achter hen aan te komen.

'Ja. De meesten kende ik, en bovendien had ik hun aantal in mijn hoofd. Ik heb de lichamen geteld om me ervan te vergewissen dat ik ze allemaal te grazen had.' 'Hoeveel?' vroeg Cara.

Richard draaide zich om en pakte de teugels. 'Niet genoeg voor wat ze van plan waren.' Hij klakte met zijn tong en voerde de paarden mee.