9

De hoge heuvel buiten de stad Schoonveld stond vol enorme, bont­gekleurde tenten, maar ondanks de vrolijke kleuren in de sche­mering, ondanks het gelach, het geschreeuw, het hese gezang en de braspartijen was dit geen kermis die naar de stad was gekomen, maar een bezettingsleger. De tenten van de keizer en die van zijn gevolg leken op de tenten die door nomadenvolken uit Jagangs vaderland Altur'Rang werden gebruikt, maar ze waren veel opgesmukter dan de traditionele exemplaren. De keizer, een man met een veel grotere fantasie dan enig nomadisch stamhoofd, creëerde naar goeddunken zijn eigen culturele erfgoed.

Om de tenten heen, op de heuvels en in de dalen zover als Nicci kon zien, hadden de soldaten hun eigen groezelige tentjes opgezet. Sommige waren van geolied canvas, maar veel meer waren er van dierenhuiden gemaakt. Afgezien van hun gedeelde functie, was hun enige overeen­komst dat ze bij geen enkele stijl waren in te delen. Voor sommige armoedige tentjes stonden barokke leunstoelen, bijna net zo groot als de tentjes zelf, die geroofd waren uit de stad. Het was net alsof ze opzettelijk bij elkaar waren gezet, vanwege het komische effect, maar Nicci wist dat de realiteit anders was. Als het leger na verloop van tijd verder trok, waren zulke grote, met veel zorg vervaardigde voor­werpen te lastig om mee te nemen en zouden ze achterblijven om weg te rotten in weer en wind.

Hier en daar waren paarden vastgezet, en er waren afgesloten weitjes met kleine kuddes. Op andere stukjes grasland stond slachtvee. Er wa­ren lukraak wagens neergezet waar toevallig een leeg plekje te vinden was geweest, maar op andere plekken stonden ze netjes naast elkaar. Veel ervan waren van kampvolgers, andere waren legerwagens met al­lerlei spullen erin, van basisvoorraden tot de uitrusting van een hoef­smid. Het leger had een minimum aan belegeringsuitrusting bij zich; ze hadden mensen met de gave om als zulk soort wapens te dienen. Donkere wolken scheerden laag over het land. De vochtige lucht stonk naar zowel dierlijke als menselijke uitwerpselen. De groene velden in de hele omtrek waren vertrapt tot een modderig moeras. De tweeduizend man die met Nicci waren teruggekomen, waren in het krioelende kamp verdwenen als een paar regendruppeltjes in een poel. Een legerkamp van de Imperiale Orde was lawaaiig en leek chaotisch, maar dat was maar schijn. Er was een gezagsstructuur en er waren ta­ken en plichten te vervullen. Verspreid zaten mannen in hun eentje aan hun uitrusting te werken, hun wapens en leerwaren te oliën of hun ma­liënkolder in een ton met zand en azijn heen en weer te rollen om roest te verwijderen, terwijl anderen bij vuren aan het koken waren. Hoef­smeden waren met de paarden bezig. Ambachtslieden deden van alles, van het repareren van wapens tot het maken van nieuwe laarzen tot het trekken van kiezen. Allerlei mystici hadden tot taak zich over dolende zielen te ontfermen of akelige demonen weg te jagen. Als de taken vol­tooid waren, verzamelden rauw schreeuwende groepen zich om vertier te zoeken, dat meestal bestond uit dobbelen en drinken. Soms speelden de kampvolgers een rol bij het vermaak, soms de gevangenen. Zelfs met zulke enorme aantallen mensen om zich heen, voelde Nicci zich alleen. Jagangs afwezigheid in haar geest zorgde ervoor dat ze zich verbazend geïsoleerd voelde; niet het gevoel alsof ze in de steek was ge­laten, maar eenvoudig alsof ze volkomen alleen was, door het contrast. Als de droomwandelaar in haar geest was, waren zelfs de meest intieme details - een gedachte, een handeling - niet onbespied. Zijn aanwezig­heid lag op de loer in de donkere hoekjes van haar geest, en van daar­uit kon hij alles gadeslaan: elk woord dat je zei, elke gedachte die je had, elke hap die je nam, elke keer dat je je keel schraapte of hoestte, elke keer dat je naar de wc ging. Je was nooit alleen. Nooit. De inbreuk op je privacy was slopend, de schending ervan volkomen. Dat was waar de meeste Zusters aan kapotgingen: de niets ontziende to­taliteit ervan, het besef dat hij voortdurend aanwezig was in je geest en je gadesloeg. Wat bijna nog erger was, was dat de wortels van de droom­wandelaar zich in je hadden verankerd, maar dat je nooit wist wanneer zijn bewustzijn op jou was geconcentreerd. Je kon hem vervloeken, en als hij zijn aandacht elders had, zou het niet worden opgemerkt. Een an­dere keer kon je een korte, vertrouwelijke, lelijke gedachte over hem heb­ben, en hij wist het op hetzelfde moment dat je het dacht. Nicci had geleerd die wortels te voelen, evenals veel andere Zusters. Ze had ook geleerd om te merken wanneer ze weg waren, zoals nu. Dat ge­beurde bij de anderen nooit; bij hen waren die wortels permanent aan­wezig. Jagang kwam uiteindelijk altijd weer terug om zijn wortels in haar te verankeren, maar voorlopig was ze alleen. Ze wist alleen niet waar­om.

De wirwar van troepen en kampvuren liet geen weg vrij voor het span paarden, dus Nicci had haar rijtuig achtergelaten en ging lopend verder de heuvel op. Daardoor was ze blootgesteld aan de wellustige blikken en schunnige opmerkingen van de soldaten op de helling. Ze vermoed­de dat ze, voordat Jagang met haar had afgerekend, nog heel wat meer zou moeten pikken van de mannen. De meeste Zusters werden van tijd tot tijd naar de tenten gestuurd, waar ze door de mannen werden ge­bruikt om hun lusten bot te vieren. Dat werd gedaan om hen te straf­fen, of soms alleen om hen te laten merken dat dat bevel ook zonder aanleiding gegeven kon worden, om hen eraan te herinneren dat ze sla­vinnen waren, niets meer dan bezittingen.

Maar Nicci was gereserveerd om exclusief te worden ingezet ter vermaak van de keizer en degenen die hij uitdrukkelijk aanwees, zoals Kadar Kar­deef. Veel Zusters waren, ten onrrechte, jaloers op haar status; het was in het geheel geen voorrecht om een persoonlijke slavin van Jagang te zijn. De andere vrouwen werden voor een bepaalde periode naar de ten­ten gestuurd, misschien een week of twee, maar de rest van de tijd had­den ze minder zware taken. Ze werden per slot van rekening gewaar­deerd om wat ze met hun gave konden doen. Voor Nicci was er geen tijdslimiet. Ze had eens een paar maanden afgezonderd in Jagangs ka­mer doorgebracht, zodat ze er op elk moment van de dag of de nacht was om door hem te worden gebruikt. De soldaten beleefden plezier aan het gezelschap van de vrouwen, maar waren niet vrij om alles met hen te doen; Jagang en zijn clan legden zichzelf geen enkele beperking op. Af en toe, met of zonder reden, werd Jagang woedend op haar en gaf haar driftig de opdracht een maand naar de tenten te gaan; om haar een lesje te leren, zei hij dan. Nicci boog dan gehoorzaam en beloofde dat zijn wil zou geschieden. Hij wist dat ze niet blufte; het zou slechts een milde kwelling zijn. Voordat ze de deur uit was naar de tenten, begon hij te mokken, beval haar terug te komen en hem aan te kijken, en dan trok hij boos zijn orders in.

Vanaf het begin had Nicci geleidelijk een zekere status en vrijheid ver­worven die geen van de anderen ten deel viel. Ze had daar niet speciaal naar gestreefd; het was gewoon gebeurd. Jagang had haar in vertrou­wen verteld dat hij de gedachten van de Zusters las en dat ze haar on­der elkaar de Slavenkoningin noemden. Ze veronderstelde dat Jagang haar dat had verteld om haar op zijn eigen manier eer te bewijzen, maar de titel 'Slavenkoningin' betekende net zo weinig voor haar als 'Maitresse van de Dood'.

Nu viel ze tussen de mannen op als een mooie waterlelie op een donker moeras. De andere Zusters deden altijd pogingen om er net zo kleurloos uit te zien als de mannen, zodat ze minder opvielen en minder begeer­lijk waren. Ze hielden alleen zichzelf voor de gek. Ze leefden in een voort­durende doodsangst over wat Jagang hun misschien zou aandoen. Wat gebeurde, gebeurde. Ze hadden geen keuze en konden er geen invloed op uitoefenen.

Het kon Nicci gewoon niets schelen. Ze droeg haar mooie zwarte jur­ken en liet haar lange blonde haar onbedekt, zodat iedereen het kon zien. Eigenlijk deed ze meestal gewoon wat ze wilde. Het kon haar niet sche­len wat Jagang met haar deed, en dat wist hij. Ongeveer op dezelfde ma­nier waarop Richard voor haar een raadsel was, was zij dat voor Jagang. Jagang was gefascineerd door haar. Zijn wreedheid jegens haar was ge­mengd met een vleugje voorzichtigheid. Als hij haar pijn deed, verwel­komde ze dat; ze verdiende die gewelddadigheid. Als hij dreigde haar te vermoorden, wachtte ze geduldig tot het zou gebeuren; ze wist dat ze het niet waard was te leven. Hij trok zijn doodvonnis altijd weer in. Het feit dat ze oprecht was, was haar redding... en haar gevaar. Ze was een reekalf temidden van wolven, veilig in haar jas van onverschillig­heid. Het reekalf was alleen in gevaar als het wegrende. Ze zag haar ge­vangenschap niet als strijdig met haar belangen; ze had geen belangen. Keer op keer had ze gelegenheid om weg te lopen, maar dat deed ze niet. Dat boeide Jagang misschien nog wel het meest. Soms leek hij haar het hof te maken. Ze wist niet wat hij werkelijk voor belang bij haar had; daar probeerde ze nooit achter te komen. Af en toe liet hij doorschemeren bezorgd over haar te zijn en een paar keer zelfs een soort genegenheid voor haar te koesteren. Bij andere gelegenheden leek hij blij om van haar af te zijn als ze wegging om een of andere taak te vervullen.

Vanwege zijn gedrag was het bij haar opgekomen dat hij misschien dacht dat hij van haar hield. Hoe belachelijk zo'n gedachte ook was, het maak­te haar niets uit. Ze betwijfelde of hij in staat was lief te hebben. Ze be­twijfelde ernstig of Jagang eigenlijk wel wist wat het woord liefde bete­kende, laat staan waar het voor stond. Nicci wist maar al te goed wat het betekende.

Vlak bij Jagangs tent ging er een soldaat voor haar staan. Hij grijnsde dom; het was bedoeld als een uitnodiging door middel van een dreige­ment. Ze had hem kunnen afpoeieren door te zeggen dat Jagang op haar wachtte, of ze had zelfs haar kracht kunnen gebruiken om hem te vel­len waar hij stond, maar in plaats daarvan keek ze hem alleen maar strak aan. Dat was niet de reactie die hij wilde. Veel mannen hapten alleen toe als het aas kronkelde. Toen ze dat niet deed, keek hij zuur. Hij grom­de een vloek tegen haar en liep weg.

Nicci vervolgde haar weg naar de tent van de keizer. De tenten van de nomaden in Altur'Rang waren vrij klein en praktisch, en gemaakt van onopvallende, onversierde lamsvacht. Jagang had ze op een wat grote­re schaal herschapen. Die van hemzelf was eerder ovaal dan rond. Drie palen, in plaats van de gebruikelijke ene, hielden het tentdak met drie toppen omhoog. De buitenwanden van de tent waren versierd met vro­lijk geborduurde panelen. Langs de bovenrand, waar het dak en de wan­den samenkwamen, hingen vuistgrote veelkleurige kwasten en linten die het reizende paleis van de keizer markeerden. Felgele en rode vaandels en wimpels hingen slap boven de enorme tent in de bedompte late mid­daglucht.

Buiten klopte een vrouw kleedjes die over een van de tentlijnen waren ge­hangen. Nicci tilde het zware gordijn voor de deuropening opzij, dat ver­sierd was met gouden schilden en gedreven zilveren medaillons waarop strijdtaferelen waren afgebeeld. Binnen waren slaven bezig de uitgestrek­te tapijten te vegen, het delicate keramiek af te stoffen dat overal op het rijkelijk bewerkte meubilair stond, en de honderden kleurige kussens te schikken die langs de rand van de tent op de vloer lagen. Draperieën die overdadig waren gedecoreerd met traditionele patronen uit Altur'Rang, verdeelden de ruimte in verscheidene kamers. Een paar openingen in het dak, die waren bedekt met gaasachtig materiaal, lieten wat licht binnen. Door alle zware stoffen drong er slechts weinig van de herrie buiten door. Lampen en kaarsen zetten de zachte kamer in een slaperig licht. Nicci keek de wachters die in de deuropening stonden niet aan, net zo­min als de andere slaven en slavinnen, die met hun huishoudelijke taken bezig waren. Midden in de voorkamer stond Jagangs barokke stoel, met rode zijden lappen eroverheen gedrapeerd. Hier hield hij soms audiën­tie, maar de stoel was leeg. Ze aarzelde niet, zoals andere vrouwen die door Zijne Excellentie waren ontboden, maar beende resoluut naar zijn slaapkamer in het achterste deel van de tent.

Een van de slaven, een bijna naakte jongen van zo te zien nog geen twin­tig, zat op zijn handen en knieën met een kleine stoffer het kleed voor de ingang naar de slaapkamer te vegen. Zonder Nicci aan te kijken, ver­telde hij haar dat Zijne Excellentie niet in zijn tent aanwezig was. De jongeman, Irwin, had de gave. Hij had in het Paleis van de Profeten ge­woond en voor tovenaar geleerd. Nu borstelde Irwin de kleden en leeg­de hij de nachtspiegels. Nicci's moeder zou tevreden zijn geweest. Jagang kon overal zijn. Hij kon ergens zitten te dobbelen en drinken met zijn mannen. Hij kon zijn troepen inspecteren, of de ambachtslieden die voor hem werkten. Hij kon naar de nieuwe gevangenen zijn gaan kijken en degenen selecteren die hij voor zichzelf wilde hebben. Hij kon met de adjudant van Kadar Kardeef in bespreking zijn.

Nicci zag een paar Zusters weggedoken in een hoekje zitten. Ook zij wa­ren Jagangs slavinnen. Toen ze naar de drie vrouwen toe liep, zag ze dat ze met naald en draad onderdelen van de tuigage van de tent zaten te repareren.

'Zuster Nicci!' Zuster Georgia kwam haastig overeind terwijl er een op­geluchte uitdrukking op haar gezicht verscheen. 'We wisten niet of je nog leefde of dood was. We hebben je zo lang niet gezien. We dachten dat je misschien verdwenen was.'

Aangezien Nicci een Zuster van de Duisternis was, die trouw had ge­zworen aan de Wachter van de onderwereld, vond ze de bezorgdheid van de drie Zusters van het Licht nogal ongerijmd. Nicci veronderstel­de dat ze vonden dat hun gevangenschap een band schiep en dat die ge­voelens sterker waren dan hun fundamentelere onenigheden. Ook wis­ten ze dat Jagang haar anders behandelde; ze wilden waarschijnlijk graag vriendelijk overkomen.

'Ik ben weg geweest in opdracht van Zijne Excellentie.' 'Natuurlijk,' zei Zuster Georgia terwijl ze zich in haar handen wreef en haar hoofd boog.

De andere twee, Zuster Rochelle en Zuster Aubrey, legden de zak met benen knopen en tentdraad opzij, kropen onder meters canvas vandaan en kwamen toen naast Zuster Georgia staan. Ze bogen allebei licht hun hoofd voor Nicci. Zij drieën vreesden haar, vanwege de status die ze had bij Jagang.

'Zuster Nicci... Zijne Excellentie is erg kwaad,' zei Zuster Rochelle. 'Razend,' bevestigde Zuster Aubrey. 'Hij... hij ging vreselijk tekeer en zei dat je deze keer te ver was gegaan.' Nicci keek hen alleen maar aan.

Zuster Aubrey bevochtigde haar lippen. 'We vonden alleen dat je dat moest weten. Zodat je voorzichtig kunt zijn.'

Nicci dacht dat dit een slecht tijdstip was om plotseling voorzichtig te worden. Ze vond het kruiperige gedrag van vrouwen die honderden ja­ren ouder waren dan zij irritant. 'Waar is Jagang?' 'Hij heeft zijn intrek genomen in een groot gebouw, niet ver buiten de stad,' zei Zuster Aubrey.

'Het was vroeger het landhuis van de minister van cultuur,' voegde Zus­ter Rochelle eraan toe.

Nicci fronste. 'Waarom? Hij heeft zijn tenten toch?'

'Nadat jij vertrokken was, heeft hij besloten dat een keizer een passend verblijf nodig heeft,' zei Zuster Rochelle.

'Passend? Passend waarvoor?'

'Om de wereld te laten zien hoe belangrijk hij is, denk ik.'

Zuster Aubrey knikte. 'Hij laat een paleis bouwen. In Altur'Rang. Dat is zijn nieuwe droom.' Ze beschreef met haar arm een boog door de lucht, blijkbaar om met haar hand de enorme grootte van het paleis aan te geven. 'Hij heeft opdracht gegeven om een schitterend paleis te bou­wen.'

'Hij was van plan om het Paleis van de Profeten te gebruiken,' zei Zus­ter Rochelle, 'maar aangezien dat is vernietigd, heeft hij besloten een an­der te laten bouwen, maar dan groter... Het weelderigste paleis dat ooit is bedacht.'

Nicci keek de drie vrouwen fronsend aan. 'Hij wilde het Paleis van de Profeten hebben omdat dat betoverd was, waardoor je er veel langza­mer oud werd. Dat was wat hem interesseerde.' Alle drie de vrouwen haalden hun schouders op.

Nicci kreeg een vermoeden van Jagangs motieven. 'En dat landhuis waar hij nu is? Wat voert hij daar uit? Leert hij met iets anders dan zijn vin­gers te eten? Kijkt hij hoe het wonen onder een dak hem bevalt?' 'Hij heeft ons alleen verteld dat hij daar voorlopig zou blijven,' zei Zus­ter Georgia. 'Hij heeft de meeste... jongere vrouwen meegenomen. Hij heeft ons gezegd hier te blijven en de tenten op orde te houden voor het geval hij wil terugkomen.'

Het klonk niet alsof er veel was veranderd, behalve de omgeving. Nicci zuchtte. Haar rijtuig was vertrokken. Ze zou moeten lopen. 'Goed. Hoe vind ik dat huis?'

Nadat Zuster Aubrey haar gedetailleerde instructies had gegeven, be­dankte Nicci hen en draaide zich om om te gaan. 'Zuster Alessandra is verdwenen,' zei Zuster Georgia op een toon alsof ze erg haar best deed nonchalant te klinken. Nicci bleef als aan de grond genageld staan.

Ze draaide zich om naar Zuster Georgia. De vrouw was van middelba­re leeftijd, en elke keer dat Nicci haar zag leek ze er slechter uit te zien. Haar kleren waren niet veel meer dan gescheurde vodden, die ze droeg met een trots alsof het een mooi uniform was. Haar dunne haar was meer grijs dan bruin. Eens had het er misschien gedistingeerd uitgezien, maar het leek wekenlang met geen borstel, laat staan met zeep in aan­raking te zijn geweest. Zij zat waarschijnlijk ook onder de luis. Sommige mensen keken ernaar uit om oud te worden, als excuus om er slonzig uit te zien, alsof hun grootste ambitie in het leven altijd was ge­weest om morsig en onaantrekkelijk te zijn. Zuster Georgia leek te zwel­gen in sjofelheid. 'Hoe bedoel je, verdwenen?'

Nicci zag een vleugje voldoening. Georgia spreidde onschuldig haar han­den. 'We weten niet wat er is gebeurd. Ze was er gewoon plotseling niet meer.'

Nicci stond nog steeds roerloos. 'O.'

Zuster Georgia spreidde opnieuw haar handen en veinsde onnozelheid. 'Het was ongeveer tegelijk met het verdwijnen van de priores.' Nicci gunde hun niet getuige te zijn van haar verbazing. 'Wat deed Verna hier?'

'Niet Verna,' zei Zuster Rochelle. Ze boog zich naar voren. 'Ann.' Zuster Georgia wierp Rochelle een ontstemde blik toe omdat ze de ver­rassing had bedorven; en een verrassing was het zeker. De oude priores was gestorven... Tenminste, dat was wat Nicci had gehoord. Nadat ze het Paleis van de Profeten had verlaten, had Nicci gehoord dat alle an­dere Zusters, novices en jongemannen de nacht hadden doorgebracht bij de brandstapel voor Ann en de profeet, Nathan. Ann kennende, was er blijkbaar sprake geweest van een of andere vorm van bedrog, maar zelfs voor haar was dit wel heel bijzonder.

De drie Zusters glimlachten als spinnende katten. Ze leken te verlangen naar een lang spelletje geheimzinnig doen.

'Vertel me de grote lijnen. Ik heb geen tijd voor de lange versie. Zijne Excellentie wil me zien.' Nicci zag bij alle drie de glimlach wegsterven. Ze zorgde dat haar stem neutraal klonk. 'Tenzij jullie het risico willen lopen dat hij hierheen komt, kwaad en ongeduldig om me te zien.' De Zusters Rochelle en Aubrey verbleekten.

Georgia hield op met het spelletje en begon weer in haar handen te wrij­ven. 'Toen jij weg was, is de priores naar het kamp gekomen en is ge­vangengenomen.'

'Waarom zou ze naar Jagang toe komen?'

'Om ons over te halen met haar te ontsnappen,' flapte Zuster Rochelle eruit. Een schril gegiechel - eerder nerveus dan geamuseerd - borrelde op. 'Ze had een of ander raar verhaal over de akkoorden die los waren en de magie die faalde. Stel je voor! Wilde verhalen waren het. Ze ver­wachtte dat wij zouden geloven...'

'Dus dat is wat er aan de hand was...' fluisterde Nicci terwijl ze pein­zend voor zich uit staarde. Ze besefte ogenblikkelijk dat het geen wild verhaal was. De stukjes van de puzzel begonnen in elkaar te passen. Nic­ci gebruikte haar gave, maar de anderen mochten dat niet, dus ze zou­den het misschien niet eens merken als de magie een tijdje niet werkte. 'Dat is wat ze beweerde,' zei Zuster Georgia.

'Dus de magie werkte niet,' redeneerde Nicci hardop, 'en ze dacht dat dat de droomwandelaar zou verhinderen over jullie geest te heersen.' Dat zou veel kunnen verklaren van wat Nicci niet begreep: waarom Ja­gang soms niet in haar geest kon binnendringen. 'Maar als de akkoorden los zijn...'

'Waren,' zei Zuster Georgia. 'Zelfs als het een tijdje waar is geweest, zijn ze nu uitgebannen. Zijne Excellentie heeft volledige toegang tot ons, kan ik tot mijn vreugde zeggen, en ook al het andere op het gebied van de magie is weer normaal geworden.'

Nicci kon bijna zien dat de drie zich afvroegen of Jagang naar hun woor­den luisterde. Maar als de magie weer normaal was, zou Jagang ook in Nicci's geest moeten zijn; dat was hij niet. Ze voelde de vonk van be­grip sputteren en doven. 'Dus de priores maakte een blunder en Jagang heeft haar te pakken gekregen.'

'Nou... zo was het niet helemaal,' zei Zuster Rochelle. 'Zuster Georgia is de bewakers gaan halen. We hebben haar aangegeven, zoals onze plicht was.'

Nicci barstte in lachen uit. 'Haar eigen Zusters van het Licht? Wat iro­nisch! Ze zet haar leven op het spel om, terwijl de akkoorden de magie hebben onderdrukt, jullie waardeloze hachje te komen redden, en in plaats van met haar te ontsnappen, geven jullie haar aan. Wat toepas­selijk.'

'We moesten wel!' protesteerde Zuster Georgia. 'Zijne Excellentie zou dat hebben gewild. Het is onze taak om te dienen. We weten wel beter dan om te proberen te ontsnappen. We kennen onze plek.' Nicci nam de gespannen gezichten op van deze vrouwen die trouw had­den gezworen aan het licht van de Schepper, deze Zusters van het Licht die honderden jaren uit Zijn naam hadden gewerkt. 'Ja, dat doen jullie inderdaad.'

'Jij zou hetzelfde hebben gedaan,' snauwde Zuster Aubrey. 'We moes­ten wel, anders zou Zijne Excellentie wraak hebben genomen op de an­deren. Het was onze plicht, in het belang van de anderen... en daar val jij ook onder, trouwens. We konden niet alleen aan onszelf of aan Ann denken, maar moesten ook rekening houden met wat voor iedereen het beste was.'

Nicci voelde de gevoelloze onverschilligheid weer opkomen. 'Goed, dus jullie hebben de priores verraden.' Er restte slechts een vonkje nieuws­gierigheid. 'Maar waarom dacht ze dat ze voorgoed met jullie kon ont­snappen? Ze moet een of ander plan voor de akkoorden hebben gehad. Wat verwachtte ze dat er zou gebeuren als Jagang weer toegang tot jul­lie geest zou hebben? En tot de hare?'

'Zijne Excellentie is altijd bij ons,' hield Zuster Aubrey vol. 'Ann pro­beerde alleen maar ons haar absurde ideeën te doen geloven. We weten wel beter. De rest ervan was ook bedrog. We waren haar te slim af.' 'De rest? Wat was de rest van haar plan?'

Zuster Georgia snoof verontwaardigd. 'Ze probeerde ons een of ande­re idiotie wijs te maken over een band met Richard Rahl.' Nicci knipperde met haar ogen. Ze concentreerde zich erop haar adem­haling regelmatig te houden. 'Band? Waar heb je het over?' Zuster Georgia antwoordde rustig: 'Ze hield vol dat als we trouw aan Richard zouden zweren, dat ons zou beschermen. Ze beweerde dat een of andere magie van hem Jagang dan uit onze geest zou houden.' 'Hoe?'

Zuster Georgia haalde haar schouders op. 'Ze beweerde dat die band de geest van de mensen tegen droomwandelaars beschermt. Maar zo mak­kelijk zijn we niet beet te nemen.'

Om haar vingers stil te houden, drukte Nicci haar handen tegen haar dijbenen. 'Ik begrijp het niet. Hoe zou zoiets werken?' 'Ze zei dat hij het had geërfd van een voorvader. Ze beweerde dat we alleen maar trouw aan hem hoefden te zweren, trouw in ons hart... of dergelijke nonsens. Eerlijk gezegd was het zo belachelijk dat ik er niet erg goed naar heb geluisterd. Ze beweerde dat dat de reden was waar­om Jagang geen toegang had tot haar geest.' Nicci was onthutst. Natuurlijk...

Ze had zich altijd afgevraagd waarom Jagang de rest van de Zusters niet gevangennam. Er waren er nog heel veel op vrije voeten. Ze werden be­schermd door die band met Richard. Het moest waar zijn. Het klopte. Haar eigen leidster, Zuster Ulicia, en Richards andere leraressen waren ook ontsnapt. Maar dat leek dan weer niet te kloppen; zij waren Zus­ters van de Duisternis, net als Nicci, en ze zouden trouw hebben moe­ten zweren aan Richard. Dat kon Nicci zich niet voorstellen. Aan de andere kant kon Jagang vaak ook niet in Nicci's geest komen. 'Je zei dat Zuster Alessandra verdwenen was.'

Zuster Georgia frunnikte aan de kraag van haar armoedige jurk. 'Zij en Ann zijn allebei verdwenen.'

'Jagang stelt jullie niet van al zijn daden op de hoogte. Misschien heeft hij ze gewoon ter dood gebracht.'

Georgia wierp een blik op haar metgezellen. 'Nou... misschien wel. Maar Zuster Alessandra was een van jullie... een Zuster van de Duisternis. Ze zorgde voor Ann...'

'Waarom zorgden jullie niet voor haar? Jullie zijn haar Zusters.' Zuster Georgia schraapte haar keel. 'Ze maakte zo'n scène over ons dat Zijne Excellentie Zuster Alessandra heeft aangewezen om voor haar te zorgen.'

Nicci dacht dat het dan inderdaad een flinke scène moest zijn geweest. Maar na door haar eigen Zusters verraden te zijn, was het wel begrij­pelijk. Jagang had de vrouw waarschijnlijk waardevol genoeg geacht om haar in leven te willen houden.

'Toen we met het leger bij de stad aankwamen, is de wagen met Anns kooi erin nooit komen opdagen,' vervolgde Zuster Georgia. 'Een van de

koetsiers dook uiteindelijk weer op met een hoofdwond en meldde dat het laatste dat hij had gezien voordat alles zwart werd, Zuster Alessandra was geweest. Nu zijn ze allebei weg.'

Nicci voelde dat ze haar vingernagels in haar handpalmen zette. Ze dwong zichzelf haar vuisten te ontspannen. 'Dus Ann heeft jullie je vrij­heid aangeboden en jullie hebben ervoor gekozen slavinnen te blijven.' De drie vrouwen staken hun neus in de lucht. 'We hebben gedaan wat voor iedereen het beste was,' zei Zuster Georgia. 'We zijn Zusters van het Licht. Onze plicht is niet onszelf van dienst te zijn, maar het lijden van anderen te verlichten... niet dat te veroorzaken.' 'Bovendien,' zei Zuster Aubrey, 'zien we jou ook niet vertrekken. Blijk­baar ben jij van tijd tot tijd vrij van Zijne Excellentie, en toch ga je niet weg.'

Nicci fronste. 'Hoe weet je dat?' 'Nou, ik, ik bedoel...' stamelde Zuster Aubrey. Nicci greep de vrouw bij de keel. 'Ik vroeg je iets. Geef antwoord.' Zuster Aubreys gezicht liep rood aan toen Nicci de kracht van haar ga­ve gebruikte om haar greep te verstevigen. De pezen in haar pols waren duidelijk zichtbaar door de inspanning. De vrouw sperde haar ogen open toen Nicci's kracht het leven uit haar begon te persen. Jagang bezat hun geest, in tegenstelling tot die van Nicci, en het was hun verboden hun kracht te gebruiken, behalve als hij hun dat opdroeg. Zuster Georgia legde zacht haar hand op Nicci's onderarm. 'Zijne Ex­cellentie heeft ons erover ondervraagd, dat is alles, Zuster. Laat haar gaan, alsjeblieft.'

Nicci liet de vrouw los, maar keek Zuster Georgia dreigend aan. 'Jullie ondervraagd? Hoe bedoel je? Wat heeft hij gezegd?' 'Hij wilde alleen weten of we wisten waarom hij af en toe niet in jouw geest kon komen.'

'Hij heeft ons pijn gedaan,' zei Zuster Rochelle. 'Hij heeft ons pijn ge­daan met zijn vragen, omdat we geen antwoord hadden. We begrijpen het niet.'

Voor het eerst begreep Nicci het wel.

Zuster Aubrey wreef over haar keel. 'Wat is het met jou, Zuster Nicci? Waarom is Zijne Excellentie zo nieuwsgierig naar jou? Hoe kun jij hem buiten houden?'

Nicci draaide zich om en liep weg. 'Dank voor jullie hulp, Zusters.' 'Als je vrij van hem kunt zijn, waarom ga je dan niet weg?' riep Zuster Georgia haar achterna.

Nicci draaide zich in de deuropening om. 'Ik heb er plezier in om Ja­gang jullie Heksen van het Licht te zien folteren. Ik blijf hier om toe te kunnen kijken.'

Haar onbeschoftheid deed hen niets; ze waren eraan gewend. 'Zuster Nicci,' zei Rochelle terwijl ze haar kroeshaar naar achteren streek. 'Wat heb je gedaan om Zijne Excellentie zo kwaad te maken?' 'Wat? O, dat. Niets bijzonders. Ik heb de mannen commandant Kardeef aan een paal laten binden en boven een vuur laten roosteren, dat is al­les.'

De adem van de drie stokte en ze rechtten als één man hun rug. Ze de­den Nicci denken aan drie uilen op een tak.

Zuster Georgia keek Nicci met een grimmige blik aan, een zeldzame ui­ting van gezag dat ze ontleende aan haar hogere leeftijd. 'Jij verdient alles wat Jagang je aandoet, Zuster... en wat de Wachter je zal aandoen.'

Nicci glimlachte en zei: 'Ja, dat is zo,' voordat ze door de tentopening naar buiten dook.