98
De regen viel langzaam en gestaag, zo'n zacht zomerbuitje dat de hele dag kon duren. De stad voelde schoon.
Ze zaten bij het raam, met uitzicht op Fulton Street. Tussen hen in stond een blad met een pot kruidenthee. Toen Jessica binnenkwam viel het haar meteen op dat de rijdende bar die ze bij haar eerste bezoek had gezien nu leeg was. Faith Chandler had drie dagen in coma gelegen. De artsen hadden haar langzaam weer bijgebracht en verwachtten geen blijvende gevolgen.
‘Ze speelde altijd daar,' zei Faith, wijzend naar de stoep onder het natgeregende raam. ‘Hinkelen, verstoppertje. Ze was een vrolijke kleine meid.’
Jessica dacht aan Sophie. Was haar dochter ook een vrolijke kleine meid? Ze dacht het wel. Ze hoopte het.
Faith keek haar aan. Haar gezicht was ingevallen, maar haar ogen stonden helder. Haar haar was schoon en glanzend, bijeengebonden in een paardenstaart. Ze had een veel gezondere kleur dan de vorige keer. ‘Heb je ook kinderen?’ vroeg ze.
‘Ja,' zei Jessica. ‘Een.’
‘Een dochter?’
Jessica knikte. ‘Ze heet Sophie.’
‘Hoe oud is ze?’
‘Ze is drie.’
Faith Chandler bewoog even haar lippen. Jessica wist zeker dat de vrouw geluidloos ‘drie’ had gezegd, misschien omdat ze zich herinnerde hoe Stephanie als kleuter door deze kamers had gerend; Stephanie, zoals ze steeds weer haar liedjes uit Sesamstraat zong, zonder ooit dezelfde noot te herhalen; Stephanie, zoals ze op deze bank te slapen lag, met haar roze engelen gezichtje, verdwaald in dromenland.
Faith pakte de theepot. Haar handen trilden en Jessica overwoog om haar te helpen, maar deed het niet. Toen de thee was ingeschonken en ze in hun kopjes hadden geroerd, vervolgde Faith: ‘Mijn man liep weg toen Stephie elf was, weet je. Hij had torenhoge schulden, meer dan honderdduizend dollar.’
Faith Chandler had Ian Whitestone de afgelopen drie jaar laten betalen voor het stilzwijgen van haar dochter over wat er was gebeurd op de set van Philadelphia Skin. Voor zover Jessica wist waren er geen wetten overtreden. Er zou geen zaak van komen. Was het verkeerd geweest om het geld aan te pakken? Misschien. Maar Jessica vond het niet haar taak om daarover te oordelen. Ze hoopte zelf nooit in zo’n situatie terecht te komen.
Op een bijzettafeltje stond Stephanies eindexamen foto. Faith pakte hem op en streek met haar vingers zachtjes over haar dochters gezicht.
‘Laat een afgetobde oude serveerster je een goede raad geven.’ Faith Chandler keek Jessica aan met goedbedoelde bezorgdheid in haar ogen. ‘Je denkt misschien dat je nog een hele tijd hebt met je dochter, een hele tijd voordat ze groot is en de lokroep van de wereld hoort. Maar geloof me, voordat je het weet is het zover. De ene dag hoor je nog die klaterende lach in huis, de volgende dag is het enkel het geluid van je eigen hart.’
Een eenzame traan viel op het glas van het lijstje.
‘En als je de keus hebt om tegen je dochter te praten of naar haar te luisteren,' zei Faith. ‘Luister dan. Alleen maar... luisteren.’
Jessica wist niet wat ze moest zeggen. Ze had geen antwoord. Niet in woorden, tenminste. In plaats daarvan nam ze de hand van de vrouw in de hare. Zo zaten ze een tijdje, luisterend naar de zomerregen.
Jessica stond naast haar auto met haar sleuteltjes in haar hand. De zon was weer doorgebroken. Stoom steeg op van de straten van South Philadelphia. Ze sloot even haar ogen, en ondanks de meedogenloze zomerhitte bracht dat moment haar naar een paar heel donkere plekken. Het dodenmasker van Stephanie Chandler. Het gezicht van Angelika Butler. De kleine, hulpeloze handjes van Declan Whitestone. Opeens had ze behoefte om heel lang in de zon te staan, in de hoop dat het zonlicht haar ziel zou ontsmetten.
‘Gaat het, rechercheur?’
Jessica opende haar ogen en draaide zich om in de richting van de stem. Het was Terry Cahill.
‘Agent Cahill,' zei ze. ‘Wat doet u hier?’
Cahill droeg zijn onafscheidelijke blauwe pak. Hij was verlost van zijn mitella, maar aan de stand van zijn schouders zag Jessica dat hij nog altijd pijn had. ‘Ik had het bureau gebeld. Ze zeiden dat je misschien hier was.’
‘Het gaat goed, dank je,' zei ze. ‘En hoe voel jij je?’
Cahill deed een bovenhandse worp na. ‘Als Brett Myers.’
Een honkballer, veronderstelde Jessica. Behalve van boksen wist ze niets van sport. ‘Ben je weer terug bij de FBI?’
Cahill knikte. ‘Mijn detachering bij het bureau is voorbij. Vandaag schrijf ik mijn rapport.’
Jessica vroeg zich af wat er in zou staan. Ze besloot er niet naar te vragen. ‘Het was een prettige samenwerking.’
‘Vond ik ook,' zei Cahill. Hij schraapte zijn keel. Blijkbaar was hij niet goed in dit soort dingen. ‘En ik wilde je zeggen dat ik meende wat ik zei. Je bent een verdomd goeie rechercheur. Als je ooit naar de FBI wil, bel me dan.’
Jessica grijnsde. ‘Krijg je provisie of zo?’
Cahill grinnikte terug. ‘Ja,' zei hij. ‘Voor iedere drie aangebrachte rekruten krijg je een plastic hoesje voor je penning.’
Jessica lachte. Dat geluid klonk haar vreemd in de oren. Het was al een tijdje geleden; en het was ook meteen weer voorbij. Ze keek de straat door en draaide zich weer om. Terry Cahill staarde haar aan. Hij had nog iets op zijn hart. Ze wachtte.
‘Ik hád hem,' zei hij ten slotte. ‘Maar ik heb hem laten lopen in dat steegje, en dat heeft een baby en een jong meisje bijna het leven gekost.’ Jessica dacht al dat het zoiets was. Ze legde een hand op zijn arm. Hij trok hem niet weg. ‘Niemand neemt jou iets kwalijk, Terry.’
Cahill keek haar nog even zwijgend aan. Toen dwaalde zijn blik naar het water van de Delaware, dat glinsterde in de hitte. De stilte duurde voort. Het was duidelijk dat Terry Cahill naar woorden zocht. ‘Vind jij het niet moeilijk om je leven weer op te pakken na zoiets?’
Jessica schrok een beetje van zo’n intieme vraag. Maar zo snel liet ze zich niet uit het veld slaan. Anders was ze niet bij Moordzaken gekomen. ‘Moeilijk?’ herhaalde ze. ‘Ja, makkelijk is het niet.’
Cahill keek haar nog eens aan, en heel even zag ze iets kwetsbaars in zijn ogen, dat onmiddellijk weer plaatsmaakte voor de stalen blik die ze
associeerde met iedereen die de politie of aanverwante diensten als een manier van leven had gekozen.
‘Breng mijn groeten over aan rechercheur Byrne,' zei Cahill. ‘En zeg hem... zeg hem dat ik blij ben dat zijn dochter weer veilig terug is.’ ‘Dat zal ik doen.
Cahill aarzelde, alsof hij nog iets wilde zeggen, maar raakte toen even haar hand aan, draaide zich om en liep de straat door naar zijn auto, terug naar de binnenstad.
Frazier’s Gym was een instituut. Het lag aan Broad Street in North Phi-ladelphia en stond onder de bezielende leiding van eigenaar en voormalig zwaargewicht kampioen Smokin’ Joe Frazier. In de loop der jaren had de sportschool al een aantal kampioenen voortgebracht. Jessica behoorde tot het handjevol vrouwen dat er trainde.
Haar gevecht voor ESPN2 stond op het programma voor begin september, dus begon Jessica serieus aan haar training. Elke pijnlijke spier van haar lichaam herinnerde haar eraan hoe ze de kantjes ervan afhad gelopen. Vandaag zou ze voor het eerst in maanden weer gaan sparren.
Toen ze tussen de touwen stapte, dacht ze aan haar leven zoals het nu was. Vincent was terug. Sophie had van karton een WELKOM THUIS-bord gemaakt dat niet zou hebben misstaan bij een parade op Veterans Day. Vincent was op proef in Casa Balzano, zoals Jessica hem duidelijk te verstaan had gegeven. Tot nu toe was hij een voorbeeldig echtgenoot. Jessica wist dat er buiten verslaggevers op haar wachtten. Ze hadden mee naar binnen gewild, maar zo makkelijk kwam je de sportschool niet binnen. Een paar jonge kerels die er trainden, een zwaargewicht-tweeling van bijna tweehonderd kilo de man, had hun met vriendelijke drang verzocht om buiten te blijven.
Jessica’s sparring partner was een meisje uit Logan, een twintigjarige spierbundel die Tracy ‘Bigg Time’ Biggs heette. Bigg Time had al twee gevechten gewonnen, allebei op knock-out en allebei binnen de eerste dertig seconden.
Jessica’s oudoom Vittorio - zelf een voormalig zwaargewicht bokser, die zich erop kon beroemen dat hij ooit Benny Briscoe had neergeslagen, in McGillin’s Old Ale House nog wel - was haar trainer.
‘Spaar haar een beetje, Jess,' zei Vittorio, terwijl hij de kinband van haar hoofdbeschermer bevestigde.
Sparen? dacht Jessica. Die meid was gebouwd als Sonny Liston.
Terwijl ze wachtte op de bel dacht Jessica aan wat er zich had afgespeeld in die donkere kamer, de fractie van een seconde die een man het leven had gekost. Er was een moment geweest op die smerige, afschuwelijke plek, dat ze aan zichzelf had getwijfeld, dat ze bijna was bezweken onder de stille kracht van de angst. Zo zou het altijd wel gaan, dacht ze.
De bel luidde.
Jessica stapte naar voren en maakte een schijnbeweging met rechts, niet te nadrukkelijk, een kleine draai van haar rechterschouder, zo’n beweging die een leek misschien niet eens zou zien.
Haar tegenstandster deinsde terug. Angst flakkerde op in haar ogen. ‘Bigg Time’ Biggs was nu al kansloos.
Jessica glimlachte en haalde uit met een linkse hoek.
Ava Gardner, nog wel!