30
Het werd snel drukker in Finnigan’s Wake. De luidruchtige, drie verdiepingen hoge Ierse pub in Spring Garden Street was een traditionele politiekroeg met klanten uit alle politiedistricten van Philadelphia.
Iedere diender, van hoog tot laag, werd hier wel eens gesignaleerd. Het eten was goed, het bier was koud en alles ademde de sfeer van Philly-blauw.
Maar je moest wel op je drankgebruik letten in Finnigan’s. Je kon er letterlijk de commissaris tegen het lijf lopen.
Boven de bar hing een spandoek met de tekst: GEFELICITEERD BRIGADIER O'BRIEN! Jessica liep naar boven om aan de plichtplegingen te voldoen. Daarna daalde ze weer af naar de begane grond. Er was daar meer lawaai, maar op dit moment had ze wel behoefte aan de anonimiteit van een luidruchtige politie kroeg. Ze liep net de gelagkamer in toen haar mobieltje ging. Het was Terry Cahill. Hoewel ze hem nauwelijks kon verstaan, begreep ze dat hun afspraak niet doorging. Hij had Adam Kaslov naar een bar in North Philly geschaduwd totdat hij een telefoontje kreeg van zijn chef. Er was een bank beroofd in Lower Merion en zijn aanwezigheid was gewenst. Dus had hij Adam Kaslov laten gaan.
Een blauwtje gelopen bij een Fed, dacht Jessica.
Ze moest nodig een nieuw geurtje aanschaffen.
Jessica liep naar de bar. Overal politiemensen, waar ze maar keek. Agent Mark Underwood zat aan de bar voorin, met twee jonge kerels, begin twintig, allebei met stekeltjes haar en een stoere houding waaraan ze onmiddellijk herkenbaar waren als groentjes. Ze wisten zelfs stoer te zitten. De testosteron walmde hun oren uit.
Underwood zwaaide naar haar. 'Hé, ben je toch gekomen?’ Hij wees naar de twee knapen naast hem. ‘Twee van mijn pupillen. Agent Dave Nihiser en agent Jacob Martinez.’
Jessica liet het bezinken. Een agent die zij zelf had opgeleid leidde nu ook jonkies op. Waar bleef de tijd? Ze gaf de twee jongens een hand. Toen ze hoorden dat ze bij Moordzaken zat bekeken ze haar met ontzag.
‘Vertel ze maar wie je partner is,' zei Underwood tegen Jessica.
‘Kevin Byrne,' antwoordde ze.
Nu waren de jonge agenten pas écht onder de indruk. Byrne had een reputatie op straat.
‘Ik heb nog eens een plaats delict veiliggesteld voor hem en zijn partner, in South Philly, een paar jaar geleden,' zei Underwood met duidelijke trots.
De twee groentjes staarden hem aan en knikten, alsof Underwood had gezegd dat hij ooit achter vanger bij Steve Carlton was geweest.
De barman bracht Underwoods glas. Hij en Jessica proostten, dronken en maakten het zich gemakkelijk. Dit was een heel andere omgeving voor hen, een groot verschil met de tijd toen zij nog zijn mentor was geweest in de straten van South Philly. Op de televisie voor de bar was een wedstrijd van de Phillies te zien. Iemand scoorde. De hele kroeg juichte. In Finnigan’s was er altijd herrie.
‘Weet je, ik ben hier vlakbij opgegroeid,' zei hij. ‘Mijn grootouders hadden een snoepwinkel.’
‘Een snoepwinkel?’
Underwood glimlachte. ‘Ja. Ken je die uitdrukking: “als een kind in een snoepwinkel”? Nou, dat kind was ik.’
‘Dat moet een feest zijn geweest.’
Underwood nam nog een slok en schudde zijn hoofd. ‘Ja. Totdat ik een overdosis circus pinda's had genomen. Herinner je je die nog?’
‘O ja!’ zei Jessica, terugdenkend aan de sponsachtige, mierzoete, pindavormige snoepjes.
‘Ik was dus een keer naar mijn kamer gestuurd.’
‘Was je stout geweest?’
‘Ja, geloof het of niet. Om wraak te nemen op mijn oma stal ik een grote zak circus pinda's met bananensmaak, en met groot bedoel ik kolossaal. Een zak van de groothandel, misschien wel tien kilo. Die werden in glazen potten in de winkel verdeeld en afzonderlijk verkocht.’
‘Je hebt toch zeker niet die hele zak leeg gegeten?’
Underwood knikte. ‘Wel zo ongeveer. Ze moesten mijn maag leegpompen in het ziekenhuis. Sindsdien word ik al beroerd als ik een circus-pinda zie - of een banaan.’
Jessica wierp een blik over de bar. Twee knappe studentes in haltertop-jes keken Marks kant uit, fluisterend en giechelend. Hij was een knappe jonge vent. ‘Waarom ben je eigenlijk nooit getrouwd, Mark?’ Jessica herinnerde zich vaag een meisje met een vollemaansgezicht dat weleens op het bureau rondhing tegen het einde van de dag.
‘Eén keer is het er bijna van gekomen,' zei hij.
‘Wat kwam ertussen?’
Hij haalde zijn schouders op, nam een slok en aarzelde. Misschien had ze het niet moeten vragen. ‘Het leven,' zei hij ten slotte. ‘Het werk.’ Jessica wist wat hij bedoelde. Ze had zelf ook een paar half-serieuze relaties gehad voordat ze bij de politie ging. Dat was allemaal afgelopen zodra ze op de academie zat. En daarna merkte ze dat alleen andere politiemensen echt begrepen waar ze de hele dag mee bezig was.
Agent Nihiser tikte op zijn horloge, dronk zijn glas leeg en stond op. ‘We stappen op,' zei Mark. ‘We hebben straks dienst en we moeten nog eten.’
‘Ik begon het net leuk te vinden,' zei Jessica.
Underwood stond op, pakte zijn portefeuille, haalde er wat geld uit en gaf het aan de serveerster. Toen hij zijn portefeuille open op de bar legde, viel Jessica’s oog op zijn legitimatie.
VANDEMARK E. UNDERWOOD.
Hij zag haar kijken en griste haastig zijn portefeuille weg, maar het was al te laat.
‘Vandemark?’ vroeg Jessica.
Underwood keek haastig om zich heen, terwijl hij snel zijn portefeuille opborg. ‘Noem je prijs,' zei hij.
Jessica lachte. Ze keek Mark Underwood na toen hij vertrok. Op weg naar buiten hield hij de deur open voor een ouder stel.
Terwijl ze met de ijsblokjes in haar glas speelde volgde Jessica het komen en gaan in de kroeg. Politiemensen kwamen en vertrokken weer. Ze zwaaide naar Angelo Turco van het Derde District. Angelo had een prachtige tenor en zong op alle benefiet feesten van de politie en op veel bruiloften van collega’s. Met een beetje oefening had hij Philadelphia’s antwoord op Andrea Bocelli kunnen zijn. Hij had ooit in het stadion gezongen, voor een wedstrijd van de Phillies.
Ze zag Cass James, secretaresse en biecht moeder bij Central. Jessica vroeg zich af hoeveel geheimen Cass James wel kende en wat voor kerstcadeaus ze kreeg. Ze had Cass nog nooit voor een drankje zien betalen. Dienders.
Haar vader had gelijk. Al haar vrienden zaten bij de politie. Maar wat moest ze dan doen? Bij een vrouwen clubje gaan? Macrameeën? Skiën? Ze dronk haar glas leeg en wilde net haar spullen pakken toen ze merkte dat er iemand naast haar kwam zitten, op de kruk rechts van haar. Er waren aan weerskanten nog drie krukken vrij, dus kon het maar één ding betekenen. Ze merkte dat ze verstijfde. Waarom? Ze wist wel waarom. Ze had al zo lang geen date meer gehad dat ze het Spaans benauwd kreeg bij de gedachte aan een versierpoging van iemand die misschien een slok op had. Ze was net zo bang dat ze erop in zou gaan als dat ze nee zou zeggen. En nu ze dertig was - met mogelijk een echtscheiding in het verschiet - vond ze het allemaal nog enger.
De figuur naast haar schoof steeds dichter naar haar toe. Ze voelde zijn warme adem op haar gezicht. Nu moest ze toch echt iets doen.
‘Wil je wat van me drinken?’ vroeg de schaduw.
Ze keek opzij. Karamel kleurige ogen, donker golvend haar, een baard van twee dagen. Hij had brede schouders, een spleetje in zijn kin en lange wimpers. Hij droeg een strak zwart T-shirt en verschoten Levi’s. Om het nog erger te maken had hij Acqua di Gio op, van Armani. Shit.
Precies haar type.
‘Ik wilde net opstappen, zei ze. ‘Maar toch bedankt.’
‘Eén drankje maar. Dat beloof ik.’
Ze moest bijna lachen. ‘Beter van niet.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat het bij mannen zoals jij nooit bij één drankje blijft.’
Hij keek alsof ze zijn hart gebroken had, wat hem nog leuker maakte. ‘Mannen zoals ik?’
Nu lachte ze echt. ‘Je gaat me zeker vertellen dat ik nog nooit iemand zoals jij ben tegengekomen?’
Hij gaf niet meteen antwoord, maar keek eerst in haar ogen, toen naar haar lippen en ten slotte weer in haar ogen.
Hou op.
‘O, je hebt vast heel wat mannen zoals ik ontmoet,' zei hij met een sluw lachje, dat bewees dat hij de leiding stevig in handen had.
‘Waarom zeg je dat?’
Hij nam een slok en wachtte even voor het effect. ‘Nou, om te beginnen ben je een heel mooie vrouw.’
Daar gaan we, dacht Jessica. Barman, mag ik een dweil met een lange steel? ‘En punt twee?’
‘Nou, dat lijkt me duidelijk.’
‘Mij niet.’
‘Punt twee is dat je veel te hoog gegrepen bent voor mij.’
Aha, dacht Jessica. Nederigheid. Ook een truc. Een bescheiden, knappe, beleefde vent met slaapkamer ogen. Ze wist met absolute zekerheid dat die combinatie al heel wat vrouwen in zijn bed had doen belanden. ‘Maar toch kwam je naast me zitten.’
‘Het leven is kort,' zei hij schouderophalend. Hij sloeg zijn armen over elkaar en spande de spieren van zijn sterke onderarmen. Niet dat Jessica ernaar keek, natuurlijk. ‘Toen die man vertrok, zag ik mijn kans. Nu of nooit. Als ik het niet had geprobeerd, zou ik het mezelf niet hebben vergeven.’
‘Hoe weet je dat hij niet mijn vriendje is?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Niet jouw type.’
Brutale aap. ‘O, dus jij weet precies wat mijn type is?’
‘Absoluut,' zei hij. ‘Drink nou wat van me, dan zal ik het uitleggen.’ Jessica’s blik gleed over zijn schouders en zijn brede borst. Het gouden kruisje aan een kettinkje om zijn hals glinsterde in het licht van de bar. Ga naar huis, Jess.
‘Een andere keer, misschien.’
‘Het beste moment is altijd nu,' zei hij, op een toon die droop van eerlijkheid. ‘Het leven is zo onvoorspelbaar. Er kan van alles gebeuren.’ ‘Bijvoorbeeld?’ vroeg ze. Waarom ging ze hiermee door? Dat wist ze natuurlijk donders goed.
‘Nou, als je hier vertrekt, kun je wel in de armen lopen van een boosaardige onbekende, die je ernstig zou toetakelen.’
‘O. Juist.’
‘Of je zou midden in een gewapende overval terecht kunnen komen en gegijzeld kunnen worden.’
Jessica had de neiging haar Glock op de bar te leggen en hem te vertellen dat ze zo’n situatie wel aankon. Maar ze beperkte zich tot: ‘Hm.’ ‘Of een bus zou de stoep op kunnen rijden, of een piano zou uit de takels kunnen vallen, of je zou...’ ‘kunnen verdrinken in een stroom van oeverloos gelul.’
Hij grijnsde. ‘Precies.
Hij was echt wel leuk, dat moest ze toegeven. ‘Hoor eens, ik ben erg gevleid, maar ik ben een getrouwde vrouw.’
Hij dronk zijn glas leeg en spreidde berustend zijn handen. ‘Dan is hij een heel gelukkig man.’
Jessica glimlachte en legde een briefje van twintig op de bar. ‘Ik zal het hem zeggen.’
Ze liet zich van haar kruk glijden en liep naar de deur. Het kostte haar al haar wilskracht om niet om te kijken. Soms had zo’n training als undercoveragent toch zijn nut. Maar dat betekende niet dat ze niet op haar voordeligst liep.
Ze duwde de zware voordeur open. De stad was een hete luchtoven. Ze stapte naar buiten en liep de hoek om door 3rd Street, met haar sleuteltjes in haar hand. De temperatuur was de laatste paar uur niet meer dan een graad gezakt. Haar blouse plakte tegen haar rug als een vochtig washandje.
Tegen de tijd dat ze haar auto bereikte hoorde ze voetstappen achter zich. Ze wist al wie het was. Ze draaide zich om en zag dat ze zich niet vergiste. Hij liep al net zo brutaal als hij zich gedroeg.
Een boosaardige onbekende, jawel.
Jessica bleef staan, met haar rug tegen haar auto, wachtend op de volgende sterke tekst, de volgende macho versierpoging die door haar verdediging heen moest breken.
Maar tot haar verrassing zei hij geen woord. Voordat ze het wist had hij haar tegen de auto geduwd en zijn tong in haar mond geboord. Zijn lichaam was hard; zijn handen waren sterk. Jessica liet haar tas en haar sleuteltjes vallen. Ze had geen verweer. Ze kuste hem terug toen hij haar optilde. Ze sloeg haar benen om zijn slanke heupen. Hij maakte haar zwak. Hij beroofde haar van haar wilskracht.
Ze liet het toe.
Het was een van de redenen waarom ze met hem was getrouwd.