90
Toen haar ogen aan het donker gewend waren sloop Jessica de lange gang door naar het hart van het gebouw. Algauw kwam ze bij een provisorische controlekamer met twee VHS-montagetafels, waarvan de groene en rode lampjes als starende ogen oplichtten in het halfdonker. Hier had de Acteur dus zijn scènes op de banden gekopieerd. Er stond ook een televisie. Op het scherm zag ze de website die ze ook in het Round-house had gezien. Het licht was vaag en er was geen geluid.
Opeens gebeurde er iets op het scherm. Ze zag de monnik in de rode pij door het beeld schuiven. Schaduwen op de muren. De camera zwenkte naar rechts. Colleen lag vastgebonden op een bed op de achtergrond. Nog meer schaduwen die over de wanden heen en weer schoten. Toen kwam er iemand naar de camera toe, te snel voor Jessica om te kunnen zien wie het was. Het volgende moment versprong het beeld naar sneeuw en toen naar blauw.
Jessica rukte de portofoon van haar riem. Radiostilte was niet belangrijk meer. Ze draaide het volume wat hoger, schakelde het zendertje in en luisterde. Stilte. Ze sloeg met het ding tegen haar handpalm en luisterde nog eens. Helemaal niets.
De portofoon was uitgevallen.
Verdomme!
Ze wilde het apparaat tegen de muur smijten, maar beheerste zich. Straks zou ze nog tijd genoeg krijgen om haar woede uit te leven.
Ze drukte zich met haar rug tegen de muur en voelde het gedender van een passerende vrachtwagen. Ze stond tegen een buitenmuur, vijftien of twintig centimeter bij het daglicht vandaan, maar mijlenver van een veilige haven.
Met haar blik volgde ze de kabels die uit de achterkant van de monitor kwamen. Ze kronkelden omhoog naar het plafond en de gang door naar links.
Van alle onzekerheden van de komende minuten, van alle onbekende gevaren die op haar loerden in de duisternis om haar heen, was één ding zeker. Voorlopig was ze aan zichzelf overgeleverd.