88
Jessica stond voor de winkel en keek de straat door. Ze had nog nooit zoveel dienders bij elkaar gezien voor één actie. Er stonden minstens twintig patrouillewagens, nog afgezien van de anonieme auto’s en de busjes van de technische recherche, nog los van de groeiende menigte nieuwsgierigen. Overal politiemensen, mannen en vrouwen in uniform of in pak, met hun penning glinsterend in het gouden zonlicht. Voor de meeste omstanders was dit gewoon weer zo’n invasie van de politie in hun wereld. Ze moesten eens weten. Stel dat het hun zoon of dochter was?
Byrne was nergens te zien. Hadden ze dit adres al gehad? Ze stapte het smalle steegje in, tussen de winkel en het huis ernaast, en bleef bij het getraliede raam staan om te luisteren. Niets. Ze liep verder totdat ze bij een klein plaatsje achter de winkel kwam. De achterdeur stond op een kier.
Was hij naar binnen gegaan zonder het haar te zeggen? Dat zou best kunnen. Ze overwoog een moment om assistentie te vragen om de winkel te doorzoeken, maar bedacht zich toen.
Kevin Byrne was haar partner. Het hele bureau was erbij betrokken, maar het bleef zijn actie, zijn dochter.
Ze liep terug naar de straat en keek om zich heen. Links en rechts van haar zag ze rechercheurs, agenten en FBI agenten aan het werk. Jessica verdween weer het steegje in, trok haar wapen en stapte de deur door.