26
Phil Kessler zag eruit als een skelet. Zo lang als Byrne hem kende was Kessler een stevige drinker geweest, en een veelvraat, iemand die altijd vijfentwintig pond te zwaar was. Maar nu waren zijn handen en zijn gezicht bleek en mager, zijn lichaam weinig meer dan een dorre huls. Ondanks de bloemen en de vrolijke beterschapskaarten in de ziekenhuiskamer, ondanks de energieke bedrijvigheid van de fris geklede staf - een team dat alles in het werk stelde om het leven te behoeden en te verlengen - rook de kamer naar wanhoop.
Terwijl een verpleegster Kesslers bloeddruk opnam, dacht Byrne aan Victoria. Hij wist niet of het werkelijk iets kon worden, of zelfs maar of hij en Victoria ooit nog intiem zouden zijn, maar toen hij in haar appartement wakker werd had hij het gevoel dat er iets in hem was herboren, iets wat na een jarenlange winterslaap toch door de schil van zijn hart gedrongen was.
En dat voelde goed.
's Ochtends had Victoria hem ontbijt op bed gebracht: twee roereieren met volkoren toast. Ze had een anjer op het blad gelegd en een lippenstiftkus op het gevouwen servet gedrukt. Alleen al die bloem en die kus hadden Byrne verteld hoeveel hij miste in zijn leven. Bij de deur had Victoria hem gekust en gezegd dat ze later die avond een groepsbijeenkomst had met de weggelopen meisjes die ze begeleidde. Dat was om acht uur afgelopen. Ze had een goed voorgevoel, zei ze. Byrne ook. Ze dacht dat ze die avond Julian Matisse wel zouden vinden.
Nu hij in die ziekenkamer zat, aan het bed van Phil Kessler, was er van dat goede gevoel niets meer over. Nadat Byrne en Kessler de gebruikelijke plichtplegingen hadden uitgewisseld, viel er een pijnlijke stilte. Ze wisten allebei waarom Byrne hier was.
Byrne besloot er niet omheen te draaien. Om een aantal redenen wilde hij niet lang in dezelfde kamer zijn met deze man.
‘Waarom, Phil?’
Kessler dacht over zijn antwoord na. Byrne wist niet of de lange pauze tussen vraag en antwoord het gevolg was van pijnstillers of gewetenswroeging.
‘Omdat het de beste oplossing was, Kevin.’
‘De beste oplossing? Voor wie?’
‘Voor mij.’
‘En Jimmy dan? Hij kan zich niet eens meer verdedigen.’
Dat scheen Kessler te raken. Hij was misschien niet zo’n geweldige smeris geweest, maar hij geloofde in hoor en wederhoor. Iedereen had het recht zijn aanklager te confronteren.
‘Kun je je nog de dag herinneren waarop we Matisse te grazen namen?’ vroeg Kessler.
Alsof het gisteren was, dacht Byrne. Er hadden zich die dag zoveel politiemensen in Jefferson Street verzameld dat het wel een conventie leek. ‘Toen ik dat gebouw binnenging wist ik dat het niet deugde wat ik deed,' zei Kessler. ‘Sindsdien heb ik er altijd mee geleefd, maar dat kan ik niet meer. En ik wil er zeker niet mee sterven.’
‘Wil je beweren dat Jimmy Purify valse bewijsstukken heeft neergelegd?’ Kessler knikte. ‘Het was zijn idee.’
‘Ik geloof er geen flikker van.’
‘Waarom niet? Dacht je dat Jimmy Purify een heilige was?’
‘Jimmy was een geweldige politieman, Phil. Jimmy was integer. Hij zou zoiets nooit hebben gedaan.’
Kessler staarde hem een paar seconden aan, met een vage blik, alsof hij in de verte keek. Toen stak hij een hand uit en probeerde moeizaam zijn plastic bekertje met water van het blad te pakken en naar zijn mond te brengen. Byrne had met hem te doen, op dat moment, maar hij hielp hem niet. Na een tijdje zette Kessler het bekertje weer neer.
‘Waar had je die handschoenen vandaan, Phil?’
Geen antwoord. Kessler staarde hem nog steeds aan met die koude ogen, waarin het licht begon te doven. ‘Hoeveel jaar heb jij nog, Kevin?’ ‘Wat?’
‘Tijd,' zei hij. ‘Hoeveel tijd heb je nog?’
‘Geen idee.’ Byrne wist waar dit naartoe ging, maar hij liet het zo. ‘Nee, dat weet je niet. Maar ik wel, begrijp je? Ik heb nog een maand, waarschijnlijk minder. Ik zal dit jaar niet meer de eerste bladeren zien vallen. Geen sneeuw. Ik zal de Phillies niet zien verliezen in de play-offs. Tegen Labor Day ben ik aan de beurt.’
‘Aan de beurt?’
‘Om te vechten,' zei Kessler. ‘Om te vechten voor mijn leven.
Byrne stond op. Dit had geen zin. En zelfs als dat wél zo was, kon hij zich er niet toe brengen om de man nog langer onder druk te zetten. Het punt was dat Byrne zoiets nooit zou geloven van Jimmy Purify. Jimmy was als een broer voor hem geweest. Hij had nooit iemand gekend die zo haarfijn aanvoelde wat je wel en niet mocht doen in bepaalde situaties. Jimmy was de diender die de volgende dag terugging en betaalde voor de broodjes die ze gratis gekregen hadden. Jimmy Purify betaalde zelfs zijn parkeerbonnen!
‘Ik was erbij, Kevin. Het spijt me. Ik weet dat Jimmy je partner was. Maar zo is het gegaan. Ik zeg niet dat Matisse onschuldig was, maar we hebben hem er op de verkeerde manier bij gelapt.’
‘Je weet dat Matisse weer vrij rondloopt?’
Kessler gaf geen antwoord. Hij sloot een paar seconden zijn ogen. Byrne wist niet of hij in slaap gevallen was. Kesslers ogen waren nat van tranen. ‘We hebben dat meisje tekortgedaan, Kevin.’
‘Welk meisje? Gracie?’
Kessler schudde zijn hoofd. ‘Nee.’ Hij hield zijn magere, knokige hand omhoog, als bewijs. ‘Dit is mijn boetedoening,' zei hij. ‘Hoe wil jij betalen?’
Kessler draaide zijn hoofd om en keek weer uit het raam. De zon scheen door zijn dunne hoofdhuid op zijn bleke schedel. Daaronder woonde de ziel van een stervende man.
Toen Byrne bij de deur stond, wist hij - zoals hij in de loop der jaren zoveel dingen had geweten - dat hier meer achter zat, meer dan de poging van een man om nog voor zijn dood schoon schip te maken. Phil Kessler hield iets verborgen.
We hebben dat meisje tekortgedaan.
Byrne besloot zijn intuïtie te volgen en belde een oude vriendin bij de afdeling Moordzaken van het kantoor van de officier van justitie. Het was een discreet verzoek. Hij had Linda Kelly zelf opgeleid, en sindsdien had ze gestaag carrière gemaakt. Discretie was haar wel toevertrouwd. Linda vroeg Phil Kesslers financiële gegevens op en stuitte meteen op een merkwaardig feit. Twee weken geleden, op de dag dat Julian Matisse uit de gevangenis was gekomen, had Kessler tienduizend dollar gestort op een nieuwe rekening bij een bank in een andere staat.