73
Tegen één uur hadden ze een crisiscentrum ingericht in het Roundhouse. Alle papieren die ze in Nigel Butlers huis hadden gevonden waren in dozen geborgen en geadministreerd. Alles werd nu nog eens doorzocht op een adres, een telefoonnummer of iets anders wat hun zou kunnen vertellen waar hij nu was. Als hij echt een huisje in de Poconos had gehuurd, dan was daar geen kwitantie van te vinden, geen foto, geen beschrijving of wat dan ook.
De fotoalbums waren naar het lab gegaan, dat inmiddels had gemeld dat de lijm waarmee de filmster foto's op het hoofd van Angelika Butler waren geplakt een gewone witte hobby lijm was, maar vreemd genoeg wel vers. In sommige gevallen zelfs nog vochtig. Wie ook die gezichten in het album had geplakt, had dat in de afgelopen achtenveertig uur gedaan.
Om tien over een kwam het telefoontje waarop ze allebei met hoop en vrees hadden gewacht. Het was Nick Palladino. Jessica nam op en schakelde de luidspreker in.
‘Zeg het maar, Nick.’
‘Ik denk dat we Nigel Butler hebben gevonden.’
‘Waar is hij?’
‘In zijn auto. In North Philly.’
‘Waar precies?’
‘Op het parkeerterrein van een oud benzinestation aan Girard.’
Jessica keek even naar Byrne. Ze hoefde hem niet te vertellen welk benzinestation. Hij was er al eens geweest. Hij kende het.
‘Is hij aangehouden?’ vroeg Byrne.
‘Niet precies.’
‘Wat bedoel je?’
Palladino haalde diep adem en blies langzaam uit. Er leek een volle minuut voorbij te gaan voordat hij antwoordde. ‘Hij zit nog achter het stuur van zijn auto,' zei Palladino.
Weer verstreken er een paar wurgende seconden. ‘Ja, en?’ vroeg Byrne. ‘En die auto staat in brand.’