Gemma
Eerste kerstdag, met alleen mam en mij, was een gruwel. Ik overleefde het alleen door bijna anderhalve liter Bailey’s te drinken. Toen ik mam een paar dagen eerder had verteld dat Owen en ik eind januari met vakantie gingen, werd ze bleek van schrik. Ze probeerde haar verwarring te verbergen en zei zelfs: ‘Ja, je moet er echt even tussenuit.’ Maar haar pogingen om dapper te zijn maakten dat ik me nog schuldiger voelde.
De hele eerste kerstdag bleef ze maar herhalen: ‘Dit is onze laatste Kerstmis in dit huis.’
Laatste Kerstmis? Het kon onze
laatste maand
zijn. Januari was angstig dichtbij en
dan zou papa het gerechtelijk bevel aanvragen. Hoe gauw zou het
huis op de markt komen? Breda, onze advocaat, zei dat het maanden
kon duren, maar met mijn geluk zouden we waarschijnlijk moeten
verhuizen op de dag dat ik met vakantie ging.
Maar goed, je raadt nooit wat er toen gebeurde…
Nee, probeer maar. Goed, hou je vast.
Op acht januari, precies een jaar nadat hij vertrokken was, kwam mijn vader thuis. Zomaar. Ik geloof niet dat hij zich er zelfs maar van bewust was dat het de verjaardag van zijn vertrek was, het was gewoon weer een rare kronkel in die hele rare episode. Zijn terugkeer ging even onopvallend als zijn vertrek: hij stond domweg voor de deur met drie boodschappentassen vol spullen en vroeg mam – hij had tenminste nog het fatsoen het te vragen – of hij terug kon komen.
Mijn moeder reageerde door zich in haar volle lengte op te richten en te zeggen: ‘Die slet van je heeft je er dus uitgegooid, hè? Nou, ik zou het maar gauw weer goedmaken met haar, want hier ben je niet welkom.’
Ach nee, ik maak maar gekheid. Ik was er niet bij, dus ik weet niet precies hoe gauw mijn moeder hem naar binnen sleurde en voor hem aan het koken sloeg, maar ik wed dat het heel, heel erg snel in zijn werk ging.
Hij was terug en de status-quo was hersteld voor ik met mijn ogen kon knipperen. Toen ik die avond thuiskwam zat hij in zijn stoel een kruiswoordpuzzel op te lossen en stond mam in de keuken, en even vroeg ik me af of het hele afgelopen jaar misschien een droom was geweest.
Ik negeerde een nerveus glimlachende vader en zette mam klem bij de snijplank. ‘Waarom liet je hem meteen weer terugkomen? Je had hem tenminste een tijdje kunnen laten lijden.’
‘Hij is mijn wettige echtgenoot,’ zei ze. ‘Ik heb mijn huwelijksgelofte afgelegd voor God en de mensen.’
Geloften… Maar wat doe je eraan? Tegen dergelijke waanzin valt niet te vechten.
Ik wilde haar vragen om er nog eens over na te denken, maar wat had het voor zin. Ze was te oud, te vastbesloten niet te veranderen. Het was het hele jaar tijdens zijn afwezigheid niet gebeurd, dus waarom nu dan wél?
En, heel egoïstisch gesproken, zijn terugkeer betekende mijn ontslag uit de gevangenis. Het leven zou weer normaal worden.
‘Waarom is hij thuisgekomen?’
‘Omdat hij van mij houdt en niet meer van haar.’
‘Heeft hij nog uitgelegd waarom hij een jaar lang met een zesendertigjarige heeft samengewoond?’
‘Het had iets te maken met het besef dat hij zestig is en met de dood van zijn broer.’
‘En jij vergeeft hem?’
‘Hij is mijn man. Ik ben in de kerk getrouwd.’ Mijn vingers jeukten om wat verstand in haar te timmeren.
Als mij iets dergelijks overkwam, geloof ik niet dat de relatie ooit weer goed zou kunnen komen en ik betwijfel of ik ooit in staat zou zijn het te vergeven. Ik geloofde niet dat ik ooit zou kunnen ophouden met mijn vader te minachten. Door zichzelf te zien als een plichtsgetrouwe echtgenote in plaats van een vrouw met gevoelens en rechten, gaf ze mijn vader de kans zonder enige moeite de plaats die ze voor hem had warm gehouden, weer in te nemen. Het maakte me razend.
‘Hoe weet je dat hij over een maand niet weer precies hetzelfde doet?’
‘Dat doet hij niet. Wat het ook is, hij heeft het verwerkt.’ Het klonk haast triomfantelijk. ‘Hij gaat vervroegd met pensioen.
Dacht je soms dat ik hem terug liet gaan naar dat kantoor waar zij elke dag is?’ Geen sprake van! Ik heb hem gezegd dat hij haar moest ontslaan of zelf weggaan. En ik zou liever hebben dat zij haar baan kwijtraakte, maar zo is het ook goed.’
Plotseling kreeg ik een fantastisch idee. ‘Ga mee,’ drong ik aan. ‘Laten we naar zijn kantoor gaan en haar uitlachen.’
Even kwam er een schittering in mams ogen, maar toen zei ze: ‘Ga jij maar. Ik moet voor je vaders thee zorgen.’ Halfslachtig voegde ze eraan toe: ‘We moeten haar vergeven.’
Poe! Er werd veel te veel drukte gemaakt over dat vergeven. En een beetje haat deed niemand kwaad. Kijk maar eens hoe ik Lily jaren gehaat had, en het had me nooit kwaad gedaan.
Over haat gesproken, er was iets wat ik mijn vader moest vertellen.
‘Er komt een boek van me uit.’
Hij keek verrukt op en toen ik hem het proefexemplaar liet zien, zei hij: ‘Die omslag is prachtig.’ Hij streek met zijn vinger over mijn naam. ‘Kijk toch eens: Gemma, mijn kleine meisje. Chasing Rainbows. Mooie titel. Waar gaat het over?’
‘Dat jij mam in de steek liet en met een vrouw ging samenwonen die maar vier jaar ouder was dan ik.’
Hij keek geschokt en met open mond naar mam om te zien of ik hem voor de gek hield.
‘Ik maak geen gekheid,’ zei ik.
‘Nee,’ zei mam, niet op haar gemak.
‘Jezus, Maria en Jozef.’ Hij klonk paniekerig. ‘Ik zal het moeten lezen.’ Zes pagina’s verder keek hij met een doodsbleek gezicht op. ‘Dat boek moet worden tegengehouden. Onmiddellijk! Dit mag niet in de winkels komen.’
‘Te laat, papa. Ik sta onder contract.’
‘We raadplegen een advocaat.’
‘En ik heb al een groot deel van het voorschot uitgegeven.’
‘Dat geld krijg je van mij.’
‘Ik wil je geld niet. Ik wil dat mijn boek gepubliceerd wordt.’
‘Maar kijk dan!’ Hij sloeg met de rug van zijn hand op de pagina’s. ‘Al die persoonlijke dingen. En ik zou het niet erg vinden, maar veel ervan is helemaal niet waar! Het zal me in grote verlegenheid brengen als dat boek uitkomt.’
‘Mooi,’ zei ik, en bracht mijn gezicht vlak bij het zijne. ‘Dat noemen ze leven met de consequenties van je daden.’
Diezelfde avond haalde ik al mijn spullen uit het huis van mijn ouders en verhuisde weer naar mijn eigen flat.
Ik belde Owen om hem het goede nieuws te vertellen. ‘We kunnen elkaar nu zien wanneer we maar willen. Kom naar me toe, dan kunnen we ons nieuwe leven uitproberen.’
Een halve Coronation Street later kwam hij.
‘Ik moet met je praten,’ zei hij.
‘Waarover?’
‘Je mag drie keer raden.’ Hij lachte, maar op een vreemde manier.
‘Wat is er?’
‘Lorna heeft me gebeld.’ Lorna was zijn vierentwintigjarige ex en mijn jeukende scalp waarschuwde me voor wat ging komen. ‘Ze wil dat we weer bij elkaar komen.’
‘O?’
‘Het is precies zo gegaan als jij zei: zaterdag toen we boodschappen deden in de stad, heeft ze ons gezien en toen besefte ze wat ze miste. Je bent een wonder!’
‘Dat ben ik, ja.’ Mijn stem beefde irritant.
‘Christus, je vindt het toch niet erg, hè?’
‘Natuurlijk vind ik het niet erg,’ zei ik gesmoord, overmand door belachelijke tranen, ik ben echt heel blij voor je. We hebben altijd geweten dat dit niets kon worden.’ Maar het had al bijna negen maanden geduurd.
Hij zweeg en toen ik opkeek na mijn huilbui zag ik waarom: hij huilde ook. ‘Ik zal je nooit vergeten,’ zei hij.
‘O, doe niet zo melodramatisch.’
‘Goed.’ En als bij toverslag verdwenen de tranen. Hij kon zijn vreugde en zijn verlangen om naar haar terug te gaan niet langer verbergen.
‘En hoe zit het met onze vakantie?’
Hij keek niet-begrijpend.
‘Antigua. We zouden over drie weken gaan.’
‘O, ja. Sorry, ik dacht er niet aan. Ga jij maar. Neem je moeder mee.’
Voordat hij in zijn auto stapte, gilde hij enthousiast: ‘We gaan gauw met elkaar uit, ik en Lorna en jij en Anton. We zullen de route plannen voor onze vakantie in de Dordogne!’
‘En vergeet niet jullie eerste kind naar mij te noemen,’ wist ik uit te brengen.
‘Afgesproken. Zelfs al is het een jongen.’
Toen scheurde hij weg, toeterend en zwaaiend.