Gemma
Weet je, een boek schrijven is niet zo eenvoudig als het lijkt. Eerst liet mijn uitgeefster me grote stukken ervan herschrijven. En toen ik dat tot haar tevredenheid had gedaan – en het duurde een eeuwigheid: de hele maand augustus en het grootste deel van september – las een of andere corrector het door en kwam terug met acht miljoen vragen: Was Marmoset een echt restaurant? Had ik toestemming om te citeren uit ‘Papa Was a Rolling Stone’?
Daarna moest ik het corrigeren, elk woord aandachtig bestuderen om zeker te weten dat het correct gespeld was.
Na dat voorschot dat ze me hadden gegeven kon ik moeilijk klagen. Ik viel bijna flauw toen Jojo het me vertelde. En het was belastingvrij. (In Ierland wordt inkomen uit ‘artistiek werk’ niet belast.)
Mijn fantasie ging soms met me aan de haal bij de gedachte aan al dat geld: ik zou mijn baan opgeven en een wereldreis maken van een jaar. Ik zou mijn gammele auto inruilen voor een nieuwe. Ik zou naar Milaan gaan en Prada opkopen.
Tot ik weer met beide benen op de grond stond en besefte dat dit buitenkansje het gevolg was van het ongeluk van mijn moeder. Begin van het jaar zou ze moeten verhuizen; het voorschot kon het verschil maken tussen een hellegat en een krot.
Ook was ik Susan veel dank verschuldigd en toen ik haar vroeg wat ze graag wilde hebben, bekende ze dat ze een beetje over de schreef was gegaan met het kopen van meubels en spulletjes voor haar flat in Seattle en dolblij zou zijn als een van haar klantenkaarten zou worden betaald. ‘Kies maar een kaart,’ had ze gezegd. ‘Welke je maar wilt.’
Dus koos ik die van Jennifer Convertibles en beloofde de schuld van tweeduizend pond te vereffenen.
Beloofd maar nog niet gedaan, want eind november had ik nog geen cent van het voorschot gezien. Het was verdeeld in een derde bij ondertekening – maar ze hadden voortdurend zitten sleutelen aan het contract en ik had het pas een maand geleden getekend – een derde bij overhandiging en dan een derde bij publicatie. Ik dacht dat ik het eind juni had ‘overhandigd’, toen ze het boek hadden gekocht, maar zij zagen het anders. Ik had het pas ‘overhandigd’ als ze in het bezit waren van een manuscript waarover ze tevreden waren, en dat was pas twee weken geleden.
We waren het eindelijk eens geworden over een titel. Iemand bij Dalkin Emery had Chasing Rainbows voorgesteld, en iedereen was daar blij mee. Behalve ik. Ik vond het een beetje te romantisch.
Maar de dag waarop de omslag arriveerde, was geweldig. Een soft focus-aquarel, een vage afbeelding van een meisje dat keek of ze haar tas verloren had. Maar mijn naam stond erop. Mijn naam!
‘Mam, kijk!’
Zelfs zij was enthousiast. Papa’s verlangen naar een permanente financiële regeling had haar veranderd – het maakte haar kwaad. En dat was niet slecht.
Ik had het gevreesde telefoontje dat Colette zwanger was nog steeds niet gekregen. Maar in de zomer stuurde hij ons een brief waarin hij bevestigde dat zodra het jaar van de scheiding voorbij was, hij een verzoek zou indienen bij de rechtbank om het huis te verkopen. En er was nog iets veranderd – mam en ik hadden zijn afwezigheid van begin af aan beschouwd als tijdelijk. Maar toen we die brief eenmaal hadden ontvangen, móest ik wel het een en ander veranderen. Zo ging het niet langer.
Het was niet gemakkelijk – mam stortte een zee van tranen en een selectie van geveinsde en echte ziektes – maar toen scheen ze zich neer te leggen bij mijn behoefte aan tempo en aan het eind van de zomer sliep ik drie of vier nachten van de zeven in mijn eigen flat.
Ze bestudeerde de vage beeltenis van het meisje op mijn boek omslag. ‘Je moet hem aan Owen laten zien,’ zei ze.
Ze wist het van Owen: ze had hem zelfs ontmoet. En vreemd genoeg, gezien haar achterdocht jegens alles wat beslag legde op mijn tijd met haar – zoals mijn werk – droeg hij haar goedkeuring weg. Ik zei dat ze zich niet ongerust hoefde te maken, want dat het niet lang zou duren. Toch hielden we vol, zomer en herfst, en thousiast ruziënd. En nu was het al november en we waren nog steeds bij elkaar.
‘Owen.’ Ik haalde mijn schouders op.
‘Hij is jonger dan jij, hij zal je hart breken, maar je gaat met hem trouwen.’
‘Met hem trouwen. Ben je mal? Owen is maar tijdelijk.’
Maar mam hield bij hoog en bij laag vol dat hij de Ware was. ‘Bij hem ben je jezelf.’
Ja, maar wel de verkeerde zelf: niet de aardige Gemma.
En toch. Hij:
a. was heel goed in bed
b. hm… kon goed dansen
c. eh…
‘Ik ben niet zo oud geworden zonder een en ander te leren over romantiek,’ ging mijn moeder verder. ‘Jullie hebben het altijd over het vinden van de juiste man, maar…’
Ik luisterde niet meer. Ik bedacht dat er nog iemand anders was behalve Owen die ik de omslag wilde laten zien: Johnny de Apotheker. Het leek niet meer dan eerlijk, want hij wist alles van het boek; hij was zo bemoedigend geweest toen ik geregeld bij hem kwam.
Ik zag hem niet zo vaak meer en niet alleen omdat mam niet zoveel pillen meer nodig had. Nee, rond de tijd dat de flirt met Johnny opbloeide tot iets zinvollers, realiseerde ik me dat Johnny mijn vriend was. Zolang het duurde zou ik hem goed behandelen.
Johnny leek in dezelfde richting te denken, want de volgende keer dat ik hem zag na mijn korte overpeinzing, vroeg hij: ‘Hoe gaat het met je non-vriendje?’
‘Oké.’
‘Zien jullie elkaar nog?’
‘Ja.’
‘O.’ Het woord sprak boekdelen.
Dus trokken we ons met wederzijds goedvinden terug. Bovendien was datgene wat ons tot elkaar had gebracht – onze afzondering van de rest van de wereld – niet langer een factor. Ik had een eigen leven gekregen en al wist ik dat het idioot was, toch had ik het gevoel dat ik hem in de steek had gelaten.
Maar nu en dan verzon ik toch weer een excuus om hem op te zoeken – kom nou, ik ben Ghandi niet. Hij was net als een bak aardbeien-cheesecake van Haagen Dazs – verboden, maar dat wilde niet zeggen dat ik soms niet overweldigd werd door een emotionele versie van mijn premenstruatiehonger. Het dwong me een excuus te vinden om naar Johnny te gaan, voor een paar aspirientjes of zo. Maar ik ging altijd onbevredigd weg. Hij was beleefd, babbelde met me, maar de emotionele spanning was verdwenen – en dat kwam omdat hij een fatsoenlijke man was met een gezonde dosis zelfrespect. Maar ik neem aan dat niemand perfect is.
‘Mam,’ onderbrak ik haar. ‘Heb je nog iets nodig van de apotheek?’
Ze dacht even na. ‘Nee.’
‘Moet je je dosis antidepressiva niet verhogen?’
‘Ik zat er eigenlijk over te denken die wat te verminderen.’
‘O. Oké.’
Ach, vlieg op, ik ging toch.
In de apotheek begroette Johnny me met een glimlach. ‘Noem je gif maar,’ zei hij.
‘Echinacea.’
‘Kougevat?’
‘Eh, nee. Bij wijze van voorzorg.’
‘Verstandig. We hebben keus
genoeg.’
Shit.
Hij gaf alle details over dosis, vloeibaar of capsule, met of zonder vitamine c, tot het me speet dat ik niet iets eenvoudigers had gevraagd.
‘Heb je het druk?’ vroeg ik, in een poging hem tegen me aan het praten te krijgen.
‘O ja. De zes weken voor Kerstmis zijn altijd het drukst.’
‘Voor mij ook. Hoe maakt je broer het?’
‘Hij herstelt al aardig. Of moet ik zeggen, niet zo plezierig. Hij doet veel aan fysiotherapie met zijn kapotte been en daar is hij niet erg mee in zijn schik.’
Ik liet een paar belangstellende geluidjes horen van ‘ach ja’, en zei toen ‘O!’ alsof ik me net iets herinnerde, en haalde de omslag uit mijn tas. ‘Ik dacht dat je die misschien wel zou willen zien.’
‘Wat is dat? De omslag van je boek!’ Zijn gezicht klaarde op. Hij leek oprecht blij voor me. ‘Gefeliciteerd!’
Hij bekeek de omslag heel lang en aandachtig, terwijl ik hém bekeek. Hij was echt een knappe man, met intelligente ogen en mooi glanzend haar.
‘Heel goed,’ zei hij ten slotte. ‘Met die vage omlijningen hebben ze een verloren indruk weten te wekken. Heel effectief. Ik verheug me erop het te lezen.’
Er ging een vreemde huivering door me heen, die ik op dat moment niet thuis wist te brengen.
‘Maar de titel?’ vroeg hij. ‘Ik dacht dat we het eens waren geworden over “Shockolat”?’
‘Shockolat’ was een suggestie van
hem geweest.
‘Ik vond het een prachttitel,’ zei ik. ‘Maar de marketingmensen
niet.’
‘Ach, we krijgen niet altijd onze zin.’
Verbeeldde ik het me of hadden zijn woorden een diepere betekenis? En de uitdrukking waarmee hij me aankeek terwijl hij het zei? Was er weer iets van de oude spanning terug?
Ik vermoedde het, maar toen voelde ik me weer schuldig, en zenuwachtig ging ik weg.
‘Je echinacea,’ riep hij me
achterna.
In augustus, nadat Dalkin Emery’s
publiciteitsafdeling me een pagina uit Book News had
gestuurd waarin mijn boekendeal werd genoemd (ik vroeg me af of
Lily het had gezien), betaalde ik om elke week Book News te
ontvangen. Hoewel ik elk nummer aandachtig doorlas, vond ik niets,
maar in november zag ik toch iets over Lily. Het was een deel van
een artikel over de slechte verkoop van boeken in de kersttijd.
Boekhandelaren melden een ‘uiterst teleurstellende’ verkoop van Lily Wrights Crystal Clear. Men verwachtte dat Wright, auteur van de sensatie op de boekenmarkt, Mimi’s Remedies, rond Kerstmis stormenderhand de bestsellerslijst zou veroveren, maar Crystal Clear is zelfs niet doorgedrongen tot de top tien. De oorspronkelijke prijs van £18,99 is gezakt en het is nu voor £11,99 te koop bij Waterstones en op sommige verkooppunten zelfs voor £8,99.
In dezelfde tijd las ik een recensie
van Crystal Clear
in de krant -ik lees tegenwoordig
recensies. Daarin werd gezegd dat Mimi’s Remedies een verrukkelijk boek was, maar Crystal Clear een harkerige, onaantrekkelijke roman, waaraan haar
huidige fans weinig plezier zouden beleven en die haar zeker geen
nieuwe zou opleveren. Wat afschuwelijk voor haar.
Oké, ik geef het toe, ik
verkneukelde me wel een beetje.
Toen ik in december op een dag thuiskwam uit mijn werk, stond er een doos op de keukentafel. ‘Ik heb eraan geschud,’ zei mam opgewonden. ‘Ik denk dat het boeken zijn. Maak het open. Hier.’ Ze overhandigde me een schaar.
Ik verbrak het zegel en vond zes exemplaren van Chasing Rainbows die er net als echte boeken uitzagen. Ik moest gaan zitten om het begeleidende briefje te lezen. ‘Dit zijn proefexemplaren. Dat wil zeggen dat ze vol spelfouten staan, en de omslagen nog geen reliëf hebben. Ze zijn alleen bestemd voor de critici.’
‘Maar het is een boek,’ fluisterde mam. ‘Dat jij hebt geschreven. Jouw naam staat erop.’
‘Ja.’ Het zien van mijn boek als een boek gaf me een vreemd gevoel – en niet op een goede manier. Toen ik het doorbladerde, huiverde ik, en plotseling begreep ik mijn gêne in de apotheek. Pagina na pagina ging over de ‘aantrekkelijke’ Will (Johnny), en ik verbaasde me over mijn stommiteit. Toen ik het boek schreef was ik er zo op geconcentreerd mams goedkeuring te krijgen, dat het nauwelijks bij me was opgekomen dat het anderen van streek zou kunnen brengen. Vooral Owen. Ik had er nooit serieus bij stilgestaan dat hij nog in de running kon zijn als het boek af was. Maar nu was het af en Owen was er nog en mijn romantische held was gebaseerd op een andere man. Owen was overgevoelig voor kleineringen; hij wist dat ik veel tijd doorbracht – vroeger althans – met de apotheker.
En Johnny? Het kon niet anders of hij moest zichzelf herkennen; hij zou weten dat ik hem aardig vond. Of aardig had gevonden.
Angstig vroeg ik me af of ik dit alles nog stop zou kunnen zetten. Toen opende ik een brief die met de post was bezorgd – er zat een cheque in. Een enorme cheque, het eerste geld dat ik van Dalkin Emery had gezien.
Ik staarde ernaar: zesendertigduizend pond. Shit. Ze hadden het geld van de ondertekening van het contract en de overhandiging van het boek tegelijk gestuurd, minus Jojo’s tien procent.
Er leek geen weg terug te zijn.
Ik besloot dat de beste manier zou zijn om zo lang mogelijk te voorkomen dat Owen het boek zou lezen; hij las trouwens zelden een boek.
Dat stemde me weer wat rustiger. Maar ik maakte de fout, toen ik naar de wc ging, om mijn mobieltje niet mee te nemen.
Ik hoorde de beltoon en de overschakeling naar voicemail. Maar toen stopte het gerinkel en hoorde ik mam: ‘Op welke knop moet ik drukken? Hallo. Owen, lieverd, hoe gaat het? Groot nieuws vandaag. Ze heeft net de eerste exemplaren van haar boek gekregen. Natuurlijk krijg je er een, ze hebben zes boeken gestuurd. En ze heeft een hele hoop geld gekregen, maar ik denk dat niemand dat mag weten.’
Ik holde naar binnen, net op tijd om te zien dat ze ophing.
‘Owen komt je boek halen,’ zei ze vrolijk, zich niet bewust van mijn paniek.
Ik staarde haar wanhopig aan. Ze beantwoordde nooit mijn mobieltje, waarom moest ze dat uitgerekend vandaag wél doen?
Owen kwam in recordtijd en stormde opgewonden naar binnen. ‘Dat is cool.’ Hij gleed met zijn vingers over mijn naam. ‘Mooie omslag.’
‘Vind je niet dat het meisje op de omslag kijkt alsof ze moeite doet om zich te herinneren wat het juiste woord voor iets is?’ vroeg mam.
Owen bestudeerde de afbeelding. ‘Meer alsof ze een lekke band heeft en geen krik. Alsof ze een passerende auto wil aanhouden om te vragen haar te helpen.’
Waarom moest alles bij hem herleid worden tot auto’s?
Hij overhandigde me het boek. ‘Wil je het voor me signeren?’
‘Het zijn maar proefexemplaren. Ze zitten vol fouten.’
‘Dat maakt het juist extra bijzonder.’
‘Oké.’ Ik kwam er niet onderuit.
Ik krabbelde: ‘Voor Owen, met veel liefs van Gemma.’
Toen gaf ik het terug en zei zenuwachtig: ‘Vergeet niet dat het maar fictie is. Het is verzonnen, niet echt.’
‘Biertje, Owen?’ probeerde mam hem te verleiden.
‘Ja, Owen, blijf even wat drinken,’ zei ik.
‘Nee, dank u, mevrouw Hogan, ik ga naar huis om dit te lezen.’
Hij ging weg en ik vroeg me af of ik
ooit nog iets van hem zou horen.
Het merkwaardige is dat Owen, die overgevoelig was en zich vaak door mij beledigd voelde als dat echt niet mijn bedoeling was, niet overstuur raakte toen hij Chasing Rainbows las.
Hij belde de volgende dag. ‘Ik ga vrijdagavond met je eten om het te vieren. In de Four Seasons.’
De Four Seasons was mijn lievelingsrestaurant. Dat was een goed teken.
‘Heb je het al gelezen? Vond je het goed?’
‘We zullen het er tijdens het eten
over hebben.’ Maar het was duidelijk dat hij het gelezen had.
‘En?’
‘Ik vond het geweldig. Er werd weliswaar meer in gezoend dan ik leuk vind in een boek en er zijn niet zoveel lijken, maar toch heb ik er erg om moeten lachen. En ik wed dat die spetter van een Emmet op mij is gebaseerd. Ik zou een dankbetuiging moeten krijgen – “Geïnspireerd door Owen Deegan.”’
‘Ik lachte flauwtjes. Ik kon niet geloven dat ik er zo gemakkelijk van afkwam.
‘Ben ik die knaap in de apotheek? Is die ook door mij geïnspireerd?’
‘Hier.’ Ik overhandigde hem een pakje in cadeaupapier. ‘Ik heb een Ferrari voor je gekocht. Een speelgoed-Ferrari.’
Hij pakte het uit en zei verrukt: ‘Een rode!’
Toen zei hij: ‘Ik heb eens nagedacht…’
De gevreesde woorden. ‘We hebben dit al eerder besproken,’ zei ik lusteloos.
‘Om je voorschot te vieren zouden we samen op vakantie moeten. Ik heb gelezen over een vakantieoord op Antigua. Je kunt er veel aan watersport doen en het mooiste is – alles is gratis. Zelfs de drankjes, en die zijn van prima kwaliteit, geen lokale rommel waar je daas van wordt. We moeten het doen, Gemma, het zal goed voor ons zijn, goed voor onze relatie.’
‘Je bedoelt dat je wilt leren windsurfen terwijl je apezat bent van de gratis pina colada’s.’ Ik piekerde er niet over om voor mij en Owen te betalen en ergens met hem naartoe te gaan. Ik had elke cent nodig voor mams verhuizing.
‘Mijn vriendin heeft een boek gepubliceerd en het enige wat ik krijg is een stom speelgoedautootje,’ zei Owen, en we bleven mokkend zwijgen. Hij tenminste, ik zweeg normaal.
‘Het is een geweldige prestatie om een boek uitgegeven te krijgen,’ zei hij ten slotte, ‘Je moet het moment luister bij zetten, en je hebt het geld ervoor. Je hoort iets leuks te doen voor jezelf. Ik weet dat je je zorgen maakt over je moeder, maar het leven gaat door.’
Ik kwam er nooit achter of hij een egoïstische snotaap was ot dat hij hard tegen me was omdat hij van me hield.
‘Goed dan, haal die brochure. Maar we gaan niet langer dan een week.’
Owen was enthousiast. ‘Gefeliciteerd,’ zei hij. ‘Je gaat je eindelijk gedragen als een normaal mens.’
Dit was een mijlpaal. Ik ging met vakantie. Ik zou mijn moeder een week lang alleen laten en voor zichzelf laten zorgen. Mijn leven ging vooruit.
‘En als het ons lukt een week lang samen te zijn zonder elkaar te vermoorden, vind ik dat we moeten trouwen,’ zei Owen.
‘Prachtig.’ Vergeet het maar…
‘Ik heb je net gevraagd met me te trouwen.’
‘Dank je.’
‘Ik heb nog nooit iemand gevraagd met me te trouwen. Eerlijk gezegd had ik meer enthousiasme verwacht dan “Prachtig” en “Dank je”.’
‘Het echte leven is anders dan een film.’
‘O. Nou ja, is die knaap in de apotheek door mij geïnspireerd of niet?’
‘Nee.’ Ik kon niet liegen.
‘Door wie dan?’
‘Owen,’ zei ik hooghartig, ‘ik ben een stuk ouder dan jij. Ik heb verschillende vriendjes gehad en die hebben in zekere zin allemaal bijgedragen tot het karakter van Will.’
‘Behandel me niet zo neerbuigend. Zoveel ouder ben je niet en ik wed dat ik net zoveel vriendinnetjes heb gehad als jij vriendjes.’
We eindigden met ruzie toen bleek dat ik met meer mensen naar bed was geweest dan hij…