82
Elin Frank glimlacht naar niemand als ze langzaam door de gang loopt die naar Joona Linna’s kamer in het politiebureau leidt. Ze draagt een zwarte zonnebril om haar behuilde ogen achter te verhullen. De antracietgrijze trenchcoat van Burberry hangt open en ze heeft een zilverkleurige, zijden sjaal om haar hoofd. De diepe sneden in haar pols doen pijn en kloppen onafgebroken.
Haar hakken klikken op de gekraste vloer. Een affiche met de tekst ‘Als je denkt dat je niets waard bent en dat blauwe plekken normaal zijn, kom dan naar ons’ waait op als ze erlangs loopt. Een paar mannen in donkerblauwe politietruien verdwijnen naar de regionen van de me. Een stevige vrouw in een helderrode angoratrui en een strakke, zwarte rok komt een kamer uit en wacht haar met de handen in haar zij op.
‘Ik ben Anja Larsson,’ zegt ze.
Elin probeert uit te brengen dat ze Joona Linna wil spreken, maar haar stem begeeft het. De grote vrouw glimlacht naar haar en zegt dat ze haar naar de commissaris zal brengen.
‘Sorry,’ fluistert Elin.
‘Geen probleem,’ zegt Anja en ze vergezelt haar naar Joona’s kamer, klopt en doet de deur open.
‘Nog bedankt voor de thee,’ zegt Joona en hij trekt een stoel bij voor Elin.
Ze gaat moeizaam zitten en Anja en Joona kijken elkaar kort aan.
‘Ik zal water halen,’ zegt Anja en ze laat hen alleen.
Het wordt stil in de kamer. Elin probeert zichzelf onder controle te krijgen zodat ze kan praten. Ze wacht een poosje en zegt dan: ‘Ik weet dat het overal te laat voor is en ik weet dat ik je niet heb geholpen toen je bij me langskwam... en ik kan wel raden wat je van me vindt en...’
Ze raakt de draad kwijt, haar mondhoeken trekken naar beneden en er komen tranen tevoorschijn, vanonder haar zonnebril biggelen ze over haar wangen. Anja komt terug met een glas water en een tros vochtige druiven op een schoteltje en verlaat de kamer weer.
‘Ik wil het nu wel over Vicky Bennet hebben,’ zegt Elin beheerst.
‘Dan luister ik,’ zegt hij vriendelijk.
‘Ze was zes jaar toen ze bij me kwam en ik heb... ik heb haar negen maanden gehad...’
‘Dat had ik begrepen,’ zegt hij.
‘Maar wat je niet weet is dat ik... ik haar in de steek heb gelaten op een manier die... die je een ander nooit zou mogen aandoen.’
‘Soms falen we,’ zegt Joona Linna.
Ze zet met trillende handen haar zonnebril af. Ze kijkt de commissaris tegenover zich onderzoekend aan, het blonde warrige haar, het ernstige gezicht en de grijze ogen die zo merkwaardig van kleur veranderen.
‘Ik kan niet langer van mezelf houden,’ zegt ze. ‘Maar ik... ik wil een voorstel doen... ik ben bereid alle kosten te betalen... zodat jullie de lichamen zullen vinden... en dat het onderzoek zonder beperkingen kan worden voortgezet.’
‘Waarom zou je dat doen?’ vraagt hij.
‘Ook al kan het nooit meer goed komen, dan kan... Ik bedoel, stel dat ze onschuldig is.’
‘Er is niets dat in die richting wijst.’
‘Nee, maar ik kan niet geloven dat...’
Elin zwijgt en haar ogen vullen zich nogmaals met tranen die de wereld vervormen.
‘Omdat ze als kind lief en zoet was?’
‘Meestal was ze dat niet eens,’ glimlacht Elin.
‘Zoiets vermoedde ik al.’
‘Gaan jullie door met het onderzoek als ik betaal?’
‘We kunnen geen geld van je aannemen om...’
‘Ik ben ervan overtuigd dat het juridisch te regelen valt.’
‘Misschien, maar het verandert niets aan de zaak,’ legt Joona vriendelijk uit. ‘De officier van justitie staat op het punt het vooronderzoek af te sluiten...’
‘Wat moet ik doen?’ fluistert Elin wanhopig.
‘Ik zou dit niet tegen je moeten zeggen, maar ik ga door, want ik ben ervan overtuigd dat Vicky nog in leven is.’
‘Maar ze zeiden op het nieuws dat...’ fluistert Elin en ze staat op met een hand voor haar mond.
‘De auto is op vier meter diepte gevonden en er zaten bloed en haren aan de stijl van de kapotte voorruit,’ zegt hij.
‘Maar jij gelooft niet dat ze dood zijn?’ vraagt ze terwijl ze vlug de tranen van haar wangen veegt.
‘Ik weet dat ze niet in de rivier verdronken zijn,’ antwoordt hij.
‘Mijn god,’ fluistert Elin.