125
Vicky houdt het rennen niet meer vol, daarom loopt ze verder met Dante in haar armen. Ze denkt dat ze moet kotsen. Ze heeft geen gevoel meer in haar armen en is bang de jongen te laten vallen. Ze blijft staan en probeert hem anders vast te pakken, maar wankelt en valt hard op haar beide knieën. Vicky slaakt een zucht en legt Dante voorzichtig op de grond. Hij is weer in slaap gevallen. Zijn gezicht is lijkbleek, ze hoort hem nauwelijks ademen.
Ze moeten hier weg zien te komen of zich verstoppen.
Ze vermant zich, zet haar tanden op elkaar, pakt zijn jack vast en sleept hem mee naar een vuilcontainer. Misschien dat ze zich daar achter kunnen persen. Dante kermt en ademt opeens onrustig. Ze streelt hem en ziet hem zijn ogen even openen, maar daarna vallen ze weer dicht.
Het is misschien maar tien meter naar een glazen deur naast een hoge garagedeur, maar ze heeft de kracht niet meer om hem verder te dragen. Haar benen trillen nog steeds van de inspanning. Ze zou domweg achter Dante willen gaan liggen om te slapen, maar ze weet dat ze dat niet mag doen.
Haar handen zijn bebloed, maar ze voelt niks, heeft geen gevoel in haar armen.
Buiten de glazen deur ligt een verlaten straat.
Ze zakt neer op haar heup, ademt zwaar, probeert haar gedachten op een rijtje te krijgen, kijkt naar haar handen en naar het jongetje, strijkt haar uit zijn gezicht en buigt zich voorover.
‘Wakker worden,’ zegt ze.
Hij knippert, ziet haar bebloede gezicht en kijkt angstig.
‘Het is niet erg,’ zegt ze. ‘Het doet geen pijn. Heb je weleens een bloedneus gehad?’
Hij knikt en likt over zijn lippen.
‘Dante, ik kan je niet dragen, je moet het laatste stukje lopen,’ zegt Vicky en ze voelt dat een uitgeput huilen wil doordringen in haar stem.
‘Ik slaap steeds maar,’ zegt hij gapend.
‘Je gaat zo naar huis, het is voorbij...’
‘Waarom?’
‘Je gaat weer naar je moeder,’ zegt ze en ze glimlacht met heel haar vermoeide gezicht. ‘Als je maar een stukje loopt.’
Hij knikt, haalt zijn hand over zijn hoofd en gaat rechtop zitten.
Verderop in het grote magazijn valt er iets rammelend op de grond. Het klinkt als een aantal stalen buizen die rollen en dan blijven liggen.
‘Probeer nu maar op te staan,’ fluistert Vicky.
Ze staan allebei op en lopen in de richting van de glazen deur. Elke stap is ondraaglijk en Vicky beseft dat ze het niet zal halen. Plotseling ziet ze het zwaailicht van de eerste politiewagen. Er komen meer auto’s en Vicky denkt dat ze gered zijn.
‘Hallo?’ roept een man met een hese stem. ‘Hallo?’
Zijn stem echoot tussen de wanden en het hoge plafond. Vicky voelt zich duizelig en moet blijven staan, maar Dante loopt door.
Ze leunt met haar schouder tegen het koude metaal van de container.
‘Ga door de deur naar buiten,’ zegt ze zacht.
Dante kijkt haar aan en staat op het punt naar haar toe te lopen.
‘Nee, ga naar buiten,’ beveelt ze. ‘Ik kom zo.’
Ze ziet drie geüniformeerde politiemannen de verkeerde kant op rennen, naar een gebouw aan de andere kant van de straat. Dante loopt verder naar de deur. Hij drukt de deurkruk naar beneden en trekt, maar er gebeurt niets.
‘Hallo?’ roept de man dichterbij.
Vicky spuugt bloedig speeksel op de vloer, zet haar tanden op elkaar, probeert rustiger te ademen en loopt weer verder.
‘Zit vast,’ zegt Dante terwijl hij aan de deurkruk trekt.
Haar benen trillen en ze heeft het gevoel alsof ze zo door haar knieën zal zakken, maar ze dwingt zichzelf de laatste stappen te zetten. Haar hand brandt van de pijn als ze de deurkruk pakt en trekt. Er is geen beweging in de deur te krijgen. Ze duwt ertegen, maar hij zit op slot. Ze probeert op het harde glas te bonzen, maar je hoort haast niks. Buiten staan vier politiewagens. Het zwaailicht stroomt over de gevels en weerkaatst in allerlei ramen. Ze zwaait, maar geen van de agenten ziet haar.
Op de betonnen vloer van de opslagruimte achter hen klinken zware voetstappen. Ze komen snel dichterbij. Vicky draait zich om en ziet een dikke man in een leren vest glimlachend op hen af komen.