123
De jonge man met de pistoolmitrailleur ademt hijgend. Het rode stipje van het laservizier trilt op Joona’s borst, verdwijnt een halve seconde en komt dan bevend terug.
‘Ik zie dat je bang bent,’ zegt Joona en hij komt dichterbij.
‘Bek houden, ja, bek houden,’ zegt Micke terwijl hij achteruitloopt.
‘Het stipje trilt.’
‘Schieten verdomme,’ brult Roger.
‘Leg het wapen neer,’ herhaalt Joona.
‘Schiet!’
‘Hij durft niet te schieten,’ antwoordt Joona hem.
‘Maar ik wel,’ zegt Roger en hij heft zijn geweer. ‘Ik durf wel te schieten.’
‘Dat geloof ik niet,’ zegt Joona glimlachend.
‘Zal ik het doen? Ik doe het!’ schreeuwt hij en hij komt dichterbij. ‘Wil je dat ik het doe?’
Roger loopt met grote passen op Joona af. Een hamer van Thor bungelt aan een ketting om zijn nek. Hij steekt het afgezaagde jachtgeweer naar voren, legt zijn vinger op de trekker en richt op Joona.
‘Ik schiet je door je harses,’ sist hij.
Joona kijkt omlaag, wacht tot de man vlakbij is voor hij uithaalt met zijn arm, de korte loop beetpakt, het geweer naar zich toe trekt, hem rondzwaait en Roger met de kolf op zijn wang raakt. Er klinkt een smak en zijn hoofd draait opzij. De man struikelt de vuurlijn van de pistoolmitrailleur in. Joona staat achter hem, richt tussen zijn benen door en vuurt het jachtgeweer af. De knal is oorverdovend, het wapen stuit op vanwege de zware lading en de hagel passeert de benen van de man en raakt Mickes onderbeen met ongekende kracht. Het schot van 258 kogeltjes gaat dwars door zijn scheenbeen en kuitspier heen. Zijn voet wordt van zijn been gerukt en rolt onder de lopende band.
Vanuit de gehavende stomp spat bloed over de vloer en Micke vuurt de pistoolmitrailleur af. Zes kogels slaan in in de borstkas en schouders van Roger. Micke zakt gillend in elkaar. De rest van de schoten verdwijnt fluitend in het plafond en weerkaatst tussen buizen en traversen.
Er klinkt een metaalachtig geratel tot het magazijn leeg is, dan is alleen het gebroken geschreeuw van Micke nog te horen.
De korte man met de prothese komt aangerend en ziet nog net hoe Roger op zijn knieën zakt, vooroverhelt zodat zijn paardenstaart langs zijn wang glijdt. Hij steunt met gestrekte armen op zijn handen terwijl er een gelijkmatige stroom bloed van zijn borstkas naar beneden loopt, door het rooster, waarna het verder wordt geleid naar de goot voor varkensbloed.
Joona verdwijnt snel achter een paar machines waarmee varkenslichamen opgeblazen kunnen worden om het snijwerk te vergemakkelijken. Hij hoort de man met de Glock achter zich aankomen, een rammelende kar wegtrappen en gejaagd door zijn nauwe neusgaten ademen.
Joona verplaatst zich achterwaarts, klapt het hagelgeweer open en ziet dat het met maar één patroon was geladen.
De jonge man roept om hulp, hijgt en schreeuwt.
Slechts tien stappen verderop ziet Joona de deuropening van een koelruimte. Achter de vergeelde plastic lamellen ziet hij de contouren van schoongemaakte varkens aan dicht op elkaar hangende haken.
Hij bedenkt dat er verderop in de koelruimte een deur naar de straat met laadperrons moet zijn.