69
Het water is grauw en bellen stromen voor het gezicht van de duiker langs. Hij houdt zich met een hand vast en steekt de andere uit, probeert de dichte sparrennaalden weg te buigen.
Plotseling is het vlak voor zijn gezicht. Een opengesperd oog en een ontblote rij tanden. Hij hapt naar adem en glijdt bijna weg, overrompeld door de nabijheid. Het is een optisch fenomeen dat alles onder water dichterbij lijkt. Je went eraan, maar als je verrast wordt, kun je je er niet tegen verweren. Het grote lichaam van de eland ligt vlak tegen het rooster, zijn hals ingeklemd tussen een forse boomtak en een afgebroken roeispaan. Zijn kop wiegt in grote zwiepen heen en weer in de sterke stroom.
‘Ik heb een eland gevonden,’ zegt hij terwijl hij zich achterwaarts verplaatst, weg van het dode beest.
‘Dan heeft de hond daarop gereageerd,’ zegt Gunnarsson.
‘Kom ik naar boven?’
‘Zoek nog even verder,’ antwoordt Joona.
‘Dieper of meer zijwaarts?’
‘Wat is dat daar? Recht voor je?’ vraagt Joona.
‘Ziet eruit als stof,’ antwoordt Hasse.
‘Kun je erbij komen?’
Hasse voelt het melkzuur in zijn armen en benen. Hij gaat met zijn blik over alles wat zich voor het rooster heeft verzameld, probeert achter de zwarte sparrentak te kijken, tussen de naalden door. Alles schudt. Hij bedenkt dat hij een nieuwe PlayStation zal kopen voor het geld dat hij voor deze opdracht krijgt. Een verrassing voor zijn zoon, voor als hij thuiskomt na het voetbalkamp.
‘Karton, het is maar een stuk karton...’
Hij probeert het doorweekte golfkarton opzij te duwen. Het scheurt moeiteloos kapot. Een los stuk wordt met de stroom meegevoerd en vastgezogen tegen het rooster.
‘Ik begin uitgeput te raken, ik kom naar boven,’ zegt hij.
‘Wat is dat witte?’ vraagt Joona.
‘Waar?’
‘Waar je nu kijkt, daar was iets,’ zegt Joona. ‘Ik dacht dat ik iets zag tussen de bladeren, daar bij het rooster, iets meer naar beneden.’
‘Een plastic zak misschien,’ suggereert de duiker.
‘Nee,’ zegt Joona.
‘Kom maar naar boven,’ roept Gunnarsson. ‘We hebben een eland gevonden, dat is wat Fikkie heeft geroken.’
‘Een speurhond kan in de war gebracht worden door kadavers, maar niet zo erg,’ zegt Joona. ‘Ik denk dat Jackie op iets anders reageerde.’
Hasse Boman klautert naar beneden en trekt bladeren en in elkaar verstrengelde twijgen weg. Zijn spieren trillen van inspanning. De sterke stroming perst hem voorwaarts. Met een arm moet hij zich tegenhouden. De reddingslijn rukt onophoudelijk.
‘Ik kan niks vinden,’ hijgt hij.
‘Ophouden,’ roept Gunnarsson.
‘Moet ik ophouden?’ vraagt Hasse.
‘Als het echt moet wel,’ antwoordt Joona.
‘Niet iedereen is zoals jij,’ sist Gunnarsson tegen hem.
‘Wat moet ik doen?’ vraagt de duiker. ‘Ik moet weten wat ik...’
‘Verder opzij,’ zegt Joona.
Hasse Boman wordt in zijn nek geraakt door een tak, maar gaat door met zoeken. Hij trekt oud riet en lisdodden weg die de benedenhoek van het rooster bedekken. Maar er komt voortdurend nieuwe rommel bij. Hij graaft sneller en opeens ziet hij iets onverwachts. Een schoudertas van witte glimmende stof.
‘Wacht! Niet aanraken,’ zegt Joona. ‘Ga ernaartoe en licht bij.’
‘Zie je het zo?’
‘Die kan van Vicky zijn. Doe hem voorzichtig in een plastic zak.’