104
Een zwart busje rijdt met hoge snelheid door de hekken van Materieelbeheer Metro in Johanneshov. Droog grind spat op en een wolk van stof wervelt richting het hek. Het busje maakt een bocht en blijft voor een groene metalen deur staan.
Na het gesprek met Dick heeft Joona het hoofd van de regiopolitie gebeld en uitgelegd dat hij niet kon uitsluiten dat er een gijzelsituatie zou ontstaan.
Deze mobiele eenheid is een speciaal opgeleide eenheid binnen de Zweedse rijksrecherche. Hun voornaamste taak is terroristische acties te bestrijden, maar het team kan ook opgeroepen worden voor bijzonder moeilijke taken.
De vijf agenten stappen uit het busje met een combinatie van nervositeit en brandende aanwezigheid in hun lichaam. Ze zijn zwaar uitgerust met laarzen, donkerblauwe overalls, keramische kogelwerende vesten, helmen, beschermende brillen en handschoenen.
Joona loopt de groep tegemoet en begrijpt dat ze ook toestemming hebben gekregen om ondersteunende wapens te gebruiken – drie van hen dragen jadegroene aanvalsgeweren met laserviziers van Heckler & Koch.
Het zijn geen gespecialiseerde wapens, maar ze zijn licht en kunnen in minder dan drie seconden een magazijn leegschieten.
De twee andere mannen in de groep hebben ieder een scherpschuttersgeweer bij zich.
Joona schudt de bevelhebber, de arts van de groep en de drie anderen gehaast de hand, waarna hij uitlegt dat de situatie naar zijn inschatting zeer urgent is.
‘Ik wil dat we meteen naar binnen gaan, zo snel als maar mogelijk is, maar omdat ik niet weet wat jullie voor briefing hebben gehad, moet ik zeggen dat we geen positieve identificatie van Vicky Bennet en Dante Abrahamsson hebben.’
Voordat de me arriveerde heeft Joona Dick Jansson uitgehoord en hem de positie van de wagons laten aangeven op een detailkaart van het terrein.
Een jonge man met een scherpschuttersgeweer 90 in een tas aan zijn voeten steekt zijn hand op.
‘Gaan we ervan uit dat ze gewapend is?’ vraagt de scherpschutter.
‘Waarschijnlijk niet met een vuurwapen,’ antwoordt Joona.
‘Dus we verwachten twee ongewapende kinderen aan te treffen,’ zegt de jonge man en hij schudt grijnzend zijn hoofd.
‘We weten niet wat we zullen aantreffen, dat weet je nooit,’ zegt Joona en hij laat ze een tekening van een wagon van hetzelfde model als de Denniz zien.
‘Waar gaan we naar binnen?’ vraagt de bevelhebber.
‘De voorste deur is open, maar geblokkeerd met één of meerdere gasflessen,’ vertelt Joona.
‘Horen jullie dat?’ vraagt de bevelhebber aan de anderen.
Joona legt de grote kaart boven op de tekening en laat zien waar alle zijsporen lopen en waar de wagons staan.
‘Volgens mij kunnen we tot hier komen zonder ontdekt te worden. Het is een beetje lastig in te schatten, maar in elk geval tot hier.’
‘Ja, daar lijkt het wel op.’
‘De afstand is kort, maar ik wil toch een scherpschutter op het dak van de dichtstbijzijnde wagon hebben.’
‘Dat ben ik,’ zegt een van de mannen.
‘En ik kan hier gaan liggen,’ wijst de jongere scherpschutter.
Met grote passen lopen ze achter Joona aan naar de stalen deur. Een van de mannen checkt zijn reservemagazijnen een laatste keer en Joona wurmt zich in een kogelwerend vest.
‘Ons primaire doel is de jongen uit de wagon te halen, ons secundaire doel de verdachte op te pakken,’ legt Joona uit en hij doet de deur open. ‘Jullie richten in eerste instantie op de benen van het meisje en in tweede instantie op schouders en armen.’
Een lange, vaalbleke trap leidt naar beneden naar de zijsporen onder de onderhoudsremise Johanneshov, waar metrowagons neer worden gezet voor grote reparaties.
Het enige wat achter Joona te horen is, is het doffe stommelen van zware laarzen en keramische kogelwerende vesten.