162
Een dikke herfstvlieg bromt tegen het raam van de kleine keuken. Torkel knikt naar de papieren die voor hen op tafel liggen.
‘Het dode meisje heette Ylva, dochter van de voorman op landgoed Rånne... Toen ik ter plaatse kwam, hadden ze haar al op een laken gelegd... Ze was uit de klokkentoren gevallen, werd me verteld...’
De oude politieman leunt achterover op zijn stoel zodat het hout kraakt.
‘Er zat bloed op het fries van de toren... Ze wezen en ik keek, maar zag dat het niet klopte.’
‘Waarom heb je het onderzoek gestaakt?’
‘Er waren geen getuigen, ik had niets. Ik stelde vragen, maar ik kwam nergens. Ik kreeg geen toestemming om het echtpaar Rånne nog langer lastig te vallen. Ze stuurden de voorman met vakantie en... het was... Ik heb een foto die Janne heeft genomen, hij werkte voor de krant Arbetarbladet en we maakten gebruik van zijn diensten als fotograaf van de plaats delict.’
De oude politieman laat hun een zwart-witfoto zien. Op een laken in het gras ligt een klein meisje met uitgewaaierd haar. Naast haar hoofd zit een zwarte bloedvlek, precies zoals in Miranda’s bed, op dezelfde plek.
De vlek ziet er bijna uit als een hart.
Het gezicht van het meisje is zacht, haar wangen zijn kinderlijk rond en haar mond ziet eruit alsof ze slaapt.
Flora staart naar de foto, graait met haar vingers in haar haar en alle kleur trekt uit haar gezicht.
‘Ik heb niks gezien,’ jammert ze en ze begint met open mond te huilen.
Joona legt de foto weg en probeert Flora te kalmeren, maar ze staat op en pakt de foto van Torkel. Ze veegt de tranen van haar wangen en staart naar de afbeelding, zoekt met een hand steun bij het aanrecht en merkt niet dat ze een leeg bierflesje in de spoelbak stoot.
‘We speelden blindemannetje,’ zegt ze met gedempte stem.
‘Blindemannetje?’
‘We moesten onze ogen dichtdoen en onze handen voor ons gezicht houden.’
‘Maar jij keek, Flora,’ zegt Joona. ‘Jij zag wie het kleine meisje met een steen sloeg.’
‘Nee, ik had mijn ogen dicht... ik...’
‘Wie sloeg haar?’
‘Wat heb je gezien?’ vraagt Torkel.
‘Kleine Ylva... ze keek zo blij, hield haar handen voor haar ogen en toen sloeg hij...’
‘Wie?’ vraagt Joona.
‘Mijn broer,’ fluistert ze.
‘Je hebt geen broer,’ zegt Joona.
Torkel krijgt zo’n schok dat het koffiekopje op het schoteltje omvalt.
‘De jongen,’ mompelt hij. ‘Het was toch zeker niet de jongen?’
‘Welke jongen?’ vraagt Joona.
Flora ziet lijkbleek en de tranen biggelen over haar wangen. De oude politieman scheurt wat papier van de keukenrol en staat moeizaam op van zijn stoel. Joona ziet dat ze haar hoofd schudt en haar lippen bewegen een beetje.
‘Wat heb je gezien?’ vraagt Joona. ‘Flora?’
Torkel loopt naar haar toe en reikt het stuk papier aan.
‘Ben jij de kleine Flora? Het stille zusje?’ vraagt hij behoedzaam.