79
Carlos Eliasson, chef van de rijksrecherche, staat demonstratief met zijn rug naar de deur als Joona zijn kamer binnen komt.
‘Ga zitten,’ zegt hij met een vreemd soort verwachting in zijn stem.
‘Ik ben net uit Sundsvall komen rijden en...’
‘Wacht,’ valt Carlos hem in de rede.
Joona kijkt vragend naar zijn rug en gaat in de lichtbruine leren stoel zitten. Hij laat zijn blik over het ongerepte oppervlak van het bureau glijden, het glanzende vernis en de weerspiegelingen die de aquaria projecteren.
Carlos haalt diep adem en draait zich dan om. Hij ziet er anders uit, ongeschoren. Dunne haartjes van een grijzende baard zijn zichtbaar op zijn bovenlip en kin.
‘Wat vind je ervan?’ vraagt hij met een brede grijns.
‘Je laat je baard staan,’ zegt Joona langzaam.
‘Een volle baard,’ zegt Carlos tevreden. ‘Of nou ja... volgens mij wordt hij gauw voller. Ik ben van plan me nooit meer te scheren, heb mijn scheerapparaat in de vuilnisbak gegooid.’
‘Mooi,’ zegt Joona kortaf.
‘Maar we zijn hier niet om het over mijn baard te hebben,’ zegt Carlos, het onderwerp afsluitend. ‘Ik heb begrepen dat de duiker geen lichamen heeft gevonden.’
‘Nee,’ zegt Joona en hij haalt het printje van de beelden van de bewakingscamera bij het tankstation tevoorschijn. ‘We hebben geen lichamen gevonden...’
‘Nu komt het,’ mompelt Carlos binnensmonds.
‘... omdat ze niet in de rivier liggen,’ maakt Joona zijn zin af.
‘En daar ben je zeker van?’
‘Vicky Bennet en Dante Abrahamsson leven nog.’
‘Gunnarsson belde over de opnames van het tankstation en...’
‘Vaardig een nieuw opsporingsbericht uit,’ valt Joona hem in de rede.
‘Opsporingsbericht? Dat kun je niet zomaar uitvaardigen en intrekken en weer uitva...’
‘Ik weet dat het Vicky Bennet en Dante Abrahamsson zijn die op deze beelden staan,’ zegt Joona scherp en hij wijst op het printje. ‘Ze zijn uren na het auto-ongeluk genomen. Ze leven en we moeten een nieuw opsporingsbericht uit laten gaan.’
Carlos strekt zijn ene been uit.
‘Je kunt me een beenschroef aantrekken als je wilt,’ zegt hij. ‘Maar ik laat niet nog een keer een opsporingsbericht uitgaan.’
‘Kijk naar de foto,’ zegt Joona.
‘De politie van Västernorrland is vandaag bij die benzinepomp geweest,’ zegt Carlos en hij vouwt het printje op tot een klein, hard vierkant. ‘Ze hebben een kopie van de harde schijf naar het gerechtelijk lab in Linköping gestuurd en twee experts hebben naar de film gekeken en ze vinden allebei dat het volstrekt onmogelijk is de personen buiten bij het tankstation met zekerheid te identificeren.’
‘Maar je weet dat ik gelijk heb,’ zegt Joona.
‘Oké,’ knikt Carlos. ‘Je kunt natuurlijk gelijk hebben, dat zal moeten blijken... maar ik ben niet van plan mezelf voor gek te zetten door een opsporingsbericht uit te laten gaan voor iemand die door de politie als dood wordt beschouwd.’
‘Ik geef niet op tot...’
‘Wacht even, wacht even,’ valt Carlos hem in de rede en hij zucht. ‘Joona, het interne onderzoek tegen jou ligt nu bij de hoofdofficier van justitie.’
‘Maar het is...’
‘Ik ben je baas en ik neem de klacht tegen jou heel serieus en ik wil nu echt van je horen dat je begrijpt dat je het vooronderzoek in Sundsvall niet leidt.’
‘Ik leid het vooronderzoek niet.’
‘En wat doet een waarnemer als het Openbaar Ministerie in Sundsvall besluit met de zaak te stoppen?’
‘Niets.’
‘Dan zijn we het eens,’ glimlacht Carlos.
‘Nee,’ zegt Joona en hij verlaat de kamer.