76
Na het ontbijt blijft Disa met een kop koffie in bed zitten en leest de Sunday Times op haar iPad terwijl Joona doucht en zich aankleedt.
Gisteren heeft hij besloten niet naar het Nordiska Museum te gaan om de Samische bruidskroon van gevlochten wortels te bekijken.
In plaats daarvan was hij samen met Disa. Wat er gebeurd is was niet gepland. Misschien kwam dat doordat de dementie van Rosa Bergman alle banden met Summa en Lumi ten slotte afsneed.
Er was meer dan twaalf jaar verstreken.
Hij moet begrijpen dat er niets meer is om bang voor te zijn.
Maar hij had eerst met Disa moeten praten, haar moeten waarschuwen en vertellen over wat hem beangstigt, zodat ze zelf de keuze had kunnen maken.
Hij staat lang in de deuropening naar haar te kijken zonder dat ze het merkt, loopt dan naar de keuken en toetst het nummer van professor Holger Jalmert in.
‘Met Joona Linna.’
‘Ik heb gehoord dat Gunnarsson moeilijk doet,’ zegt Holger geamuseerd. ‘Ik heb hem moeten beloven je geen kopie van het sectierapport te sturen.’
‘Maar mag je wel met me praten?’ vraagt Joona, pakt zijn boterham en kop koffie en zwaait naar Disa die met gefronst voorhoofd op haar iPad leest.
‘Waarschijnlijk niet,’ lacht Holger, maar wordt dan weer serieus.
‘Heb je nog naar de tas kunnen kijken die we bij de dam hebben gevonden?’ vraagt Joona.
‘Ja, ik ben klaar en ben nu met de auto onderweg naar huis in Umeå.’
‘Zat er geschreven materiaal in de tas?’
‘Alleen een bonnetje van een kiosk.’
‘Mobieltje?’
‘Helaas niet,’ zegt Holger.
‘Oké, wat hebben we?’ vraagt Joona terwijl hij naar de grijze lucht boven de daken van de huizen blijft kijken.
Holger ademt in door zijn neus en zegt alsof hij iets uit zijn hoofd voordraagt: ‘Met de grootste waarschijnlijkheid zijn het bloedvlekken op de tas. Ik heb er een stukje uitgeknipt en meteen naar het gerechtelijk lab in Linköping gestuurd... Wat make-up, twee lippenstiften, een stompje zwart oogpotlood, een roze plastic sierspeld, haarspelden, een portemonnee met een doodshoofd, een beetje geld, een foto van zichzelf, een soort fietsgereedschap, een potje medicijnen zonder etiket... dat is ook naar het lab gestuurd, een doordrukstrip Stesolid, twee pennen... en verstopt in de voering vond ik een bestekmes, scherp geslepen als een sushimes.’
‘Maar geen papiertje met namen, geen adressen?’
‘Nee, dat was alles...’
Joona hoort Disa’s voeten achter zich op de houten vloer, maar blijft staan. Hij bespeurt de warmte van haar lichaam, huivert even en het volgende moment voelt hij haar zachte lippen in zijn nek en haar armen om zijn lichaam.
Als Disa onder de douche staat, gaat Joona aan de keukentafel zitten en toetst het nummer van Solveig Sundström in, die verantwoordelijk is voor de meisjes van de Birgittagården.
Misschien weet zij wat voor medicijnen Vicky gebruikt.
Acht keer gaat de telefoon over en dan hoort hij een klik en een stem van dichtbij.
‘Met Caroline... die een lelijke telefoon opneemt die in de fauteuil lag.’
‘Is Solveig daar ook?’
‘Nee, ik weet niet waar ze is – kan iets ik doorgeven?’
Caroline is het oudere meisje, een kop groter dan Tuula. Ze had oude littekens van injecties aan de binnenkant van haar armen maar maakte een kalme, intelligente en doelbewuste indruk in haar poging te veranderen.
‘Is alles in orde bij jullie?’ vraagt hij.
‘Jij bent die commissaris, hè?’
‘Ja.’
Het wordt stil, dan vraagt Caroline voorzichtig: ‘Is het waar dat Vicky dood is?’
‘We zijn helaas bang van wel,’ antwoordt Joona.
‘Dat voelt echt megaraar,’ zegt Caroline.
‘Weet jij wat voor medicijnen ze gebruikte?’
‘Vicky?’
‘Ja.’
‘Ze was eigenlijk veel te slank en aardig voor iemand die aan de Zyprexa is.’
‘Dat is toch een neurolepticum?’
‘Ik heb het ook gebruikt, maar nu neem ik alleen nog Imovane om te kunnen slapen,’ zegt het meisje. ‘Superlekker om van die Zyprexa af te zijn.’
‘Geeft het veel bijwerkingen?’
‘Dat is vast heel verschillend, maar bij mij... ik ben minstens tien kilo aangekomen.’
‘Word je er moe van?’ vraagt Joona en hij ziet de bebloede lakens voor zich waar Vicky tussen heeft geslapen.
‘Eerst is het precies het tegenovergestelde... ik hoefde maar op een tablet te zuigen of het hele gezeik begon... het kruipt onder je huid, alles irriteert je en je begint te schreeuwen... ik heb mijn telefoon een keer tegen de muur gekeild en de gordijnen naar beneden gerukt... maar na een tijdje verandert het en dan is het net of je een warme deken over je heen krijgt... je wordt rustig en wilt alleen maar slapen.’
‘Weet je of Vicky andere medicijnen kreeg?’
‘Ze doet net als de meesten van ons, hamstert alles wat werkt... Stesolid, Lyrica, Ketogan...’
Er klinkt een stem op de achtergrond en Joona begrijpt dat de verpleegkundige de kamer binnen komt en Caroline met haar telefoon tegen haar oor ziet.
‘Ik ben van plan dit te melden als diefstal,’ zegt de vrouw.
‘Er werd gebeld en ik heb opgenomen,’ zegt Caroline. ‘Een commissaris die jou wil spreken... Je wordt verdacht van de moord op Miranda Ericsdotter.’
‘Doe niet zo stom,’ snauwt de vrouw, ze pakt de telefoon en schraapt haar keel voordat ze haar naam zegt: ‘Met Solveig Sundström.’
‘Mijn naam is Joona Linna, commissaris bij de rijksrecherche en ik doe onderzoek...’
Zonder een woord te zeggen verbreekt de vrouw de verbinding en Joona neemt niet de moeite om terug te bellen omdat zijn vraag inmiddels beantwoord is.