113
Joona loopt snel de portiekdeur van Wollmar Yxkullsgatan 9 door. Hij rent de trap naar de bovenste verdieping op en belt aan bij de enige deur. Zijn hartslag bedaart terwijl hij wacht. Op het vastgeschroefde messing bordje staat de naam Horáčková gegraveerd en op een stukje tape er vlak boven staat Lundhagen. Hij klopt hard, maar hoort niets vanuit de flat. Hij doet de brievenbus open en kijkt naar binnen. Het is donker, maar hij kan wel zien dat de halvloer is bedekt met post en reclamefolders. Hij belt weer aan, wacht even en draait dan het nummer van Anja.
‘Kun je Tobias Horáčková opzoeken?’
‘Die bestaat niet,’ zegt ze na een paar seconden.
‘Horáčková aan Wollmar Yxkullsgatan 9.’
‘Ja, Viktoriya Horáčková,’ antwoordt ze en ze blijft typen.
‘Bestaat er een Tobias Lundhagen?’ vraagt Joona.
‘Ik moet wel even zeggen dat Viktoriya Horáčková de dochter van een Tsjechische diplomaat is.’
‘Bestaat er een Tobias Lundhagen?’
‘Ja, die woont daar, of als onderhuurder of als inwonende.’
‘Bedankt.’
‘Joona, wacht,’ haast Anja zich te zeggen.
‘Ja.’
‘Drie kleine details... zonder huiszoekingsbevel kun je niet naar binnen gaan in een appartement van een diplomaat...’
‘Dat is een detail,’ zegt hij.
‘Over vijfentwintig minuten heb je een afspraak met Intern Onderzoek.’
‘Ik heb geen tijd.’
‘En om halfvijf heb je een afspraak met Carlos.’
*
Joona zit roerloos en met rechte rug in een leunstoel bij de afdeling Politiezaken van het Openbaar Ministerie. Het hoofd van Intern Onderzoek leest het verslag van het eerste verhoor met Joona monotoon voor en geeft het papier dan aan hem, zodat hij het kan goedkeuren en ondertekenen.
Mikael Båge haalt zijn neus op, overhandigt het papier aan eerste secretaris Helene Fiorine en gaat dan verder met het voorlezen van het gehele verslag van het getuigenverhoor met Göran Stone van de veiligheidsdienst.
Drie uur later loopt Joona over de brug Kungsbron naar het hoofdbureau van de politie even verderop. Hij neemt de lift naar de achtste verdieping, klopt aan bij de werkkamer van Carlos Eliasson en neemt plaats aan de tafel waar zijn collega’s Petter Näslund, Benny Rubin en Magdalena Ronander al zitten te wachten.
‘Joona, ik ben best een redelijk mens, maar nu is de maat echt vol,’ zegt Carlos terwijl hij zijn paradijsvissen voert.
‘De me,’ zegt Petter grijnzend.
Magdalena zit stil met haar blik op de tafel gericht.
‘Bied je excuses aan,’ zegt Carlos.
‘Omdat ik het leven van een jongetje probeer te redden?’ vraagt Joona.
‘Nee, omdat je weet dat je het verkeerd hebt aangepakt.’
‘Het spijt me,’ zegt Joona.
Petter giechelt en er staat zweet op zijn voorhoofd.
‘Ik ga je op non-actief stellen,’ gaat Carlos verder. ‘Tot het interne onderzoek voorbij is, heb je geen taken meer.’
‘Wie neemt het van me over?’ vraagt Joona.
‘Het vooronderzoek naar de moorden op de Birgittagården heeft geen prioriteit meer en zal naar alle waar...’
‘Vicky Bennet leeft,’ valt Joona hem in de rede.
‘En naar alle waarschijnlijkheid,’ gaat Carlos verder, ‘zal de officier van justitie morgenmiddag al besluiten het hele onderzoek te beëindigen.’
‘Ze leeft.’
‘Kom op man,’ zegt Benny, ‘ik heb de film zelf gezien en...’
Carlos maant hem met een handgebaar tot zwijgen en zegt vervolgens: ‘Niets wijst erop dat Vicky en de jongen op de film van de bewakingscamera van die benzinepomp staan.’
‘Eergisteren heeft ze een bericht ingesproken op de voicemail van haar moeders telefoon,’ zegt Joona.
‘Vicky heeft geen telefoon en haar moeder is dood,’ zegt Magdalena ernstig.
‘Joona, je begint slordig te worden,’ zegt Petter met spijt in zijn stem.
Carlos schraapt zijn keel, aarzelt, maar haalt dan adem: ‘Dit is niet leuk voor me,’ zegt hij langzaam.
Petter kijkt Carlos verwachtingsvol aan, Magdalena kijkt met rode wangen naar de tafel en Benny tekent poppetjes op een vel papier.
‘Ik neem een maand vrij,’ zegt Joona.
‘Mooi,’ hijgt Carlos snel. ‘Dat lost...’
‘Als ik eerst een bepaald appartement binnen mag gaan,’ maakt Joona zijn zin af.
‘Een appartement?’
Carlos’ gezicht betrekt en hij neemt plaats achter zijn bureau alsof zijn krachten uit hem wegvloeien.
‘Het is zeventien jaar geleden gekocht door de Tsjechische ambassadeur in Zweden... hij heeft het overgedaan aan zijn twintigjarige dochter.’
‘Vergeet het maar,’ zucht Carlos.
‘Maar zijn dochter heeft het appartement al twaalf jaar niet gebruikt.’
‘Dat heeft geen enkele betekenis... zolang het in het bezit is van iemand die diplomatieke immuniteit geniet, geldt paragraaf 21 niet.’
Zonder te kloppen komt Anja Larsson de kamer binnen stappen. Haar blonde haar is minutieus in een knotje op haar hoofd vastgezet en haar lipgloss zit vol glitters. Ze loopt naar Carlos toe, kijkt hem aan en maakt een gebaar naar zijn wang.
‘Je gezicht is vies,’ zegt ze.
‘Baard?’ zegt Carlos zwakjes.
‘Wat?’
‘Misschien ben ik vergeten me te scheren,’ zegt Carlos.
‘Het ziet er niet goed uit.’
‘Nee,’ antwoordt hij met neergeslagen blik.
‘Ik moet Joona spreken,’ zegt ze. ‘Zijn jullie klaar?’
‘Nee,’ antwoordt Carlos met onvaste stem. ‘We...’
Anja leunt over het bureau. De rode plastic kralen van haar ketting schommelen in de geweldige gleuf tussen haar borsten. Carlos onderdrukt de impuls om te zeggen dat hij getrouwd is als zijn blik midden in Anja’s decolleté belandt.
‘Ben je bezig in te storten?’ vraagt Anja belangstellend.
‘Ja,’ zegt hij zacht.
De anderen staren slechts als Joona opstaat en met Anja mee de gang op loopt.
Ze lopen door naar de liften en Joona drukt op het knopje.
‘Wat wilde je, Anja?’ vraagt hij.
‘Nu ben je weer zo gestrest,’ zegt ze en ze biedt hem een snoepje in een gestreept papiertje aan. ‘Ik wilde alleen zeggen dat Flora Hansen me heeft gebeld en...’
‘Ik heb een huiszoekingsbevel nodig.’
Anja schudt haar hoofd, haalt het snoepje uit het papiertje en stopt het in zijn mond.
‘Flora wil het geld teruggeven...’
‘Ze heeft tegen me gelogen,’ valt Joona haar in de rede.
‘Nu wil ze alleen maar dat we luisteren,’ legt ze uit. ‘Flora zegt dat er een getuige is... Ze klonk eerlijk gezegd oprecht angstig en herhaalde dat je haar moet geloven, dat ze geen geld wil, ze wil alleen dat we naar haar luisteren.’
‘Ik moet zien dat ik een appartement aan de Wollmar Yxkullsgatan binnen kom.’
‘Joona,’ verzucht Anja.
Ze haalt het papiertje van een nieuw snoepje, houdt het voor Joona’s mond en tuit haar lippen. Hij eet het snoepje op, Anja lacht verrukt en haalt vlug het papiertje van nog een snoepje af. Ze steekt het snel omhoog naar zijn mond, maar het is te laat, hij is de lift al in gestapt.