57
Midden in de nacht klinken er matte, bonkende geluiden als een autostoeltje keer op keer tegen de grote stuwdam bij waterkrachtcentrale Bergeforsen stoot.
Met de grijze plastic rug naar boven, nauwelijks zichtbaar boven het wateroppervlak, is het stoeltje meegevoerd met het water van de Indalsälven.
Aangezien de sneeuw in de bergen van Jämtland gesmolten is, staat het water in de rivier erg hoog. De krachtcentrale bij Storsjön heeft het waterniveau voortdurend moeten aanpassen omdat het over de dammen dreigde te stromen.
Na de enorme regenval van de afgelopen week is de krachtcentrale Bergeforsen begonnen de sluizen geleidelijk te openen tot de stroom volledig wordt doorgelaten. Meer dan twee miljoen liter water per seconde.
Maandenlang heeft de Indalsälven met zijn trage beweging op een meer geleken, maar nu stroomt hij onmiskenbaar en sterk.
Het autostoeltje raakt de dam, glijdt een stukje terug en stoot dan weer tegen de rand.
*
Joona rent over de smalle weg langs de rand van de dam. Aan de rechterkant strekt de rivier zich uit als een glanzende vloer, maar links van hem loopt een gladde betonnen wand zo’n dertig meter recht naar beneden. Het is duizelingwekkend hoog. Wit water schuimt donderend over de zwarte rotsen in de diepte. Met chaotische kracht spuit het water door de sluizen in de dam.
Verderop, aan de rand van het stuwmeer staan twee geüniformeerde agenten samen met een bewaker van de krachtcentrale over de reling naar het gladde wateroppervlak te kijken. De ene agent wijst en heeft een bootshaak in zijn hand.
Rond het drijvende autostoeltje heeft zich rommel opgehoopt die is meegevoerd met het stromende water. Een lege plastic fles, sparrentakken, stokken en halfvergane kartonnen verpakkingen rollen tegen de rand.
Joona kijkt in het zwarte water. De stroom rukt aan het stoeltje. Alleen de grijze rugleuning van hard plastic is zichtbaar.
Het valt onmogelijk uit te maken of er nog een kind in het stoeltje zit.
‘Draai het om,’ zegt Joona.
De andere agent knikt kort en leunt dan zo ver mogelijk over de reling. Hij breekt het gladde wateroppervlak met de bootshaak en trekt een grote sparrentak opzij. Dan steekt hij de bootshaak dieper onder het autostoeltje en haalt de haak voorzichtig op om grip te krijgen. Hij trekt het stoeltje omhoog en er klinkt een plons als het zich eindelijk omdraait en de natte, geruite voering zichtbaar wordt.
Het stoeltje is leeg, de riempjes glijden langzaam door het water.
Joona kijkt naar het autostoeltje, de zwarte riempjes, en denkt aan het kinderlichaam dat uit de gordel gegleden en naar de bodem gezonken kan zijn.
‘Zoals ik aan de telefoon al zei, lijkt het inderdaad het desbetreffende stoeltje te zijn... het ziet er niet noemenswaardig beschadigd uit, maar het is natuurlijk lastig details waar te nemen,’ zegt de agent.
‘Zorg dat de tr een waterdichte zak gebruikt als ze het uit het water halen.’
De agent laat het autostoeltje van de bootshaak terug in het water vallen en het tuimelt langzaam rond.
‘We zien elkaar bij het bruggenhoofd in Indal,’ zegt Joona als hij begint terug te lopen naar zijn auto. ‘Daar is toch een plek waar je kunt zwemmen?’
‘Wat gaan we daar dan doen?’
‘Een duik nemen,’ antwoordt Joona zonder een spoor van een glimlach.