98
In Zweden is het vrij ongebruikelijk, maar de politie heeft toch een paar keer de hulp van spirituele mediums en zieners ingeschakeld. Joona herinnert zich de moord op Engla Höglund. Toen heeft de politie een medium gebruikt dat een uitvoerig signalement van twee moordenaars gaf. De beschrijving bleek later volstrekt onjuist te zijn.
De werkelijke dader werd opgepakt doordat iemand een net gekochte camera probeerde en bij toeval zowel het meisje als de auto van de moordenaar had gefotografeerd.
Joona heeft een tijdje geleden gelezen dat er in Amerika een onafhankelijk onderzoek is gedaan naar het medium dat wereldwijd het vaakst door de politie is ingeschakeld. Uit het onderzoek bleek dat ze geen enkele informatie van waarde heeft bijgedragen in de honderdvijftien onderzoeken waarbij ze betrokken was.
De kille namiddagzon heeft plaatsgemaakt voor de avondschemering en Joona huivert als hij uit de auto stapt en naar een grijs flatgebouw met huurwoningen en schotels aan de balkons loopt. Het slot van de buitendeur is opengebroken en iemand heeft zijn tags met roze spuitbusverf in de hele hal gezet. Joona gaat met de trap naar de tweede verdieping en belt aan bij de deur met de naam Hansen op de brievenbus.
Een bleke vrouw in versleten, grijze kleren doet open en kijkt hem schuw aan.
‘Ik heet Joona Linna,’ zegt Joona en hij laat zijn legitimatie zien. ‘Je hebt de politie een paar keer gebeld...’
‘Sorry,’ fluistert ze en ze slaat haar blik neer.
‘Je moet niet bellen als je niets te melden hebt.’
‘Maar ik... ik heb gebeld omdat ik het dode meisje heb gezien,’ zegt ze en ze kijkt hem aan.
‘Mag ik even binnenkomen?’
Ze knikt en neemt hem door een donkere hal met versleten zeil mee naar een kleine, schone keuken. Flora gaat op een van de vier stoelen aan de tafel zitten en slaat haar armen om zichzelf heen. Joona loopt naar het raam en kijkt naar buiten. De gevel van het gebouw aan de overkant is bedekt met beschermend plastic. De thermometer die aan de buitenkant van het raam is vastgeschroefd, wiebelt een beetje in de wind.
‘Ik denk dat Miranda naar me toe is gekomen omdat ik haar van gene zijde heb binnengelaten tijdens een seance,’ begint Flora. ‘Maar ik... ik weet niet goed wat ze wil.’
‘Wanneer was die seance?’ vraagt Joona.
‘Die is elke week... Ik leef van het spreken met de doden,’ zegt ze en er begint een spiertje naast haar rechteroog te trekken.
‘In zekere zin doe ik dat ook,’ antwoordt Joona rustig.
Hij gaat tegenover haar zitten.
‘De koffie is op,’ fluistert ze.
‘Dat geeft niks,’ zegt hij. ‘Toen je belde vertelde je over een steen...’
‘Ik wist niet wat ik moest doen, maar Miranda laat me steeds een bebloede steen zien...’
Ze geeft het formaat van de steen aan met haar handen.
‘Je hield dus een seance,’ zegt hij vriendelijk, ‘en toen kwam er een meisje dat vertelde...’
‘Nee, zo ging het niet,’ onderbreekt ze hem. ‘Het was na de seance, toen ik thuiskwam.’
‘En wat zei dit meisje?’
Flora kijkt hem recht aan en haar blik is zwart van de herinnering.
‘Ze laat me de steen zien en zegt dat ik mijn ogen dicht moet doen.’
Joona neemt haar op met een grijze, ondoorgrondelijke blik.
‘Als Miranda vaker komt, wil ik dat je haar vraagt waar de moordenaar zich schuilhoudt,’ zegt hij.