115
Ze stappen uit de lift en onderweg naar buiten horen ze vrolijk geschreeuw op de binnenplaats. De ballonnen aan de deur stoten zacht tegen elkaar aan in de tocht. Ze lopen de zonneschijn op het trottoir op. Tobias blijft staan en kijkt Joona aan, krabt aan zijn wenkbrauw en laat zijn blik dan over de straat glijden.
‘Je wilde iets zeggen over waar ze wellicht heen is gegaan,’ zegt Joona.
‘Ik weet niet eens meer hoe hij heet,’ zegt Tobias en hij schermt zijn ogen af met zijn hand. ‘Maar hij is de stiefpa van Mickan, een meisje dat ik ken... en ik weet dat Vicky voor ze bij mij kwam wonen bij hem op een bedbank sliep, aan Mosebacketorg... sorry, ik weet niet waarom ik dit zeg.’
‘Welk nummer?’
Tobias schudt zijn hoofd en verschuift de zware koffer.
‘Dat kleine witte huisje, tegenover het theater.’
Joona ziet hem om de hoek verdwijnen met de zware koffer vol gestolen goederen en bedenkt dat hij naar Mosebacketorg kan rijden om eens aan te bellen, maar iets zorgt ervoor dat hij met een wonderlijke inwendige onrust blijft staan waar hij staat. Opeens heeft hij het koud. Het is al avond en het is een hele tijd geleden dat hij heeft gegeten of geslapen. Door de hoofdpijn is het steeds moeilijker om zijn gedachten stabiel te houden. Joona begint naar zijn auto te lopen, maar blijft staan als hij beseft wat er niet klopte.
Hij kan een glimlachje niet onderdrukken.
Het is onbegrijpelijk dat het hem niet eerder is opgevallen; hij moet erg moe zijn dat hij het nu pas doorheeft.
Misschien lag het wat al te zeer voor de hand, als een missing link in een klassieke speurdersroman.
Tobias zei dat hij de zaak van dag tot dag in de boulevardkrant Expressen had gevolgd, maar sprak al die tijd met Joona alsof hij wist dat Vicky in leven was.
Joona is in principe de enige die gelooft dat ze nog leeft.
De journalisten schreven afgelopen woensdag al dat Vicky en Dante waren verdronken in de rivier Indalsälven. Ze hebben al het leed dat Dantes moeder is berokkend door de traagheid van de politie eindeloos herkauwd en geprobeerd haar de politie aan te laten klagen.
Maar Tobias weet dat Vicky leeft.
Dit natuurlijke inzicht voert plotseling een andere waarneming met zich mee.
Joona weet wat hij heeft gezien en in plaats van te proberen Tobias in te halen, draait hij zich abrupt om en loopt hij haastig terug naar Wollmar Yxkullsgatan 9.
Zijn hersenen hebben plotseling de herinnering teruggeroepen aan de roze ballon die was losgeraakt van de deur. Hij rolde bijna gewichtsloos over de witte marmeren vloer in de hal van het trappenhuis.
Er liepen een heleboel voetsporen van allerlei kinderen. Ze hadden op de trap gespeeld, elkaar achternagezeten tot op de binnenplaats en weer terug naar binnen.
Joona houdt zichzelf voor dat Vicky nog steeds blootsvoets kan zijn sinds ze haar sportschoenen in de rivier is kwijtgeraakt. Hij trekt de buitendeur open, stormt de hal binnen en ziet dan dat hij het zich goed heeft herinnerd.
Een spoor van grotere blote voetstappen leidt recht naar de kelderdeur, maar niet terug.