Hoofdstuk 61
Taylor zat in de houten leunstoel op het terras aan de achterkant van haar huis. Ze voelde een koud briesje, maar trok zich er niets van aan en liet het haar bijten en geselen. Op dit moment had ze geen gevoel meer over, of dat dacht ze in ieder geval. Toen haar mobiel ging, zag ze dat het Baldwin was, maar ze nam niet op.
Na een paar tellen hield de telefoon op met rinkelen en liet haar met rust. Ze wilde met niemand praten.
Zoals haar was opgedragen, had ze de afdelingspsycholoog gesproken, en dat had een beetje geholpen, maar het was niet genoeg, nog niet. Ze was met verlof gestuurd terwijl anderen de chaos op Hillsboro High School uitzochten. Nu moest ze haar gedachten weer op een rijtje krijgen, uitvinden wat ze wilde doen.
Niets. Ze wilde alleen maar zijn.
Het beeld van de schoten uit haar hoofd verwijderen was moeilijker dan ze ooit had gedacht. De herinnering aan die ogen brandde in haar. Het steeds maar weer knallende pistool. Het bloed dat uit de wonden kwam. De blik van pure verbijstering op zijn gezicht toen hij op de grond viel. Het zonlicht dat glinsterde op het zilveren levenskruis dat om zijn hals hing. Nee, die beelden zouden niet snel uit haar hoofd verdwijnen.
Ze nam een grote slok van haar bier, terwijl ze zich met gesloten ogen koesterde in het magere zonnetje. Toen ze haar kin liet zakken, dacht ze door haar wimpers een glimp van iets zwarts te zien. Een kraai? Dat zou wel passend zijn.
‘Inspecteur?’ vroeg een vervormde stem. Het zwarte ding kwam dichterbij.
Taylor opende één oog helemaal en zag dat er een gezicht aan vast zat. ‘Ariadne,’ zei ze, terwijl ze rechtop ging zitten. ‘Je ziet er belabberd uit, als je het niet erg vindt dat ik dat zeg.’
Ariadne liep de treden naar het terras op, waarna ze schouderophalend in de lege stoel ging zitten. Er zaten nog steeds hechtingen in haar kaak, maar de blauwe plekken begonnen te vervagen. Iemand die snel genas. Taylor vroeg zich vaag af hoe genezen ze kon zijn, maar liet die gedachte toen varen. Ze was zó moe.
‘Ik heb aangebeld. Je reageerde niet.’
‘Hoe heb je me gevonden?’
‘Rechercheur McKenzie.’
Die verrekte kerel.
‘Ik had verwacht…’ begon Ariadne, met haar sierlijke handen friemelend in haar schoot. ‘Ik dacht dat je blij zou zijn. Je hebt de zaak opgelost.’
Taylor keek weg, over het bos dat aan de achtertuin grensde. Als er één ding was dat ze in haar jaren bij Moordzaken had geleerd, dan was het dat een zaak nooit definitief afgesloten was. Gezichten, wonden, laatste woorden, het geschreeuw van degenen die achterbleven, beelden van kisten die in de koude harde aarde zakten – dat waren de dingen die, lang nadat de juridische gevechten voorbij waren en de dossiers waren opgeborgen, bleven bestaan. Normaal gesproken kon ze blij zijn met een zaak die opgelost was, maar deze viel niet in die categorie.
‘O,’ zei Ariadne. ‘Ik had geen idee.’
De plotselinge woede die in Taylor opkwam, maakte haar helder. ‘Ben je mijn gedachten weer aan het lezen?’
‘Je hoeft niet helderziend te zijn om te zien dat je het moeilijk hebt. Misschien kun je beter geen bier meer drinken. Zal ik thee zetten?’
Met vernauwde ogen keek Taylor de heks aan, waarna ze haar bier in één teug opdronk. Ze gooide het flesje achter zich neer en hoorde het gerinkel van glas toen het tegen een van zijn metgezellen aanstootte.
‘Aha, dus dat is het? Je zit hier medelijden met jezelf te hebben?’
Het lukte Taylor nog net haar toon beleefd te houden. ‘Ariadne, waarom ben je hier?’
‘Ik maakte me zorgen om je. Rechercheur McKenzie vertelde me dat je man niet hier is. Je zou nu niet alleen moeten zijn.’ Haar toon klonk een tikje bestraffend, waardoor Taylor in de verdediging ging.
‘Baldwin had geen keuze. Hij zou hier zijn als dat mogelijk was.’
Terwijl ze dit zei, realiseerde ze zich hoe erg ze het eigenlijk vond, omdat het inderdaad niet Baldwin was die op haar inpraatte om haar weer op een optimaal geestelijk niveau terug te brengen. Ze voelde zich dom. Ze had zijn telefoontjes niet opgenomen omdat ze het hem kwalijk nam dat hij haar niet hielp door deze chaos heen te komen. Sinds wanneer was ze zo afhankelijk van hem geworden? Was het afhankelijkheid, of iets meer?
‘Jouw liefde voor hem is hetgene wat je gaat redden.’
‘Verdomme, Ariadne. Hou daarmee op. Het is niet eerlijk.’
‘Begrijp je het dan niet? Liefde is menselijkheid. Als je niet kunt voelen, word je net zo leeg en in jezelf gekeerd als de jongen. Hij had geen liefde, in ieder geval niet van het juiste soort. Zijn pad was allang bepaald voordat je hem tegenkwam. Maar jouw pad? Dat staat nog niet volledig op de kaart. Je hebt een keuze. Liefde zal je redden. Als jij dat toestaat.’
‘Heeft liefde jóú gered, Ariadne?’ Dat waren harde woorden, en Taylor voelde even vreselijke spijt toen ze Ariadne ineen zag krimpen. ‘Het spijt me. Ik ben… van streek. Dit is heel moeilijk voor me. Ik haat het om levens te moeten nemen, meer dan wat dan ook. En hij was nog maar een kind.’
‘Raven zou jou hebben gedood zonder er ook maar één moment over na te denken. En daarna zou hij zijn wapen op de anderen gericht hebben. Hij was vastbesloten. Kon je dat niet zien? Kon je niet zien dat hij het opgegeven had? Zijn leven was voorbij zodra hij de eerste keer bloed had verspild. Dat wist hij. Hij aanvaardde het. Dat moet jij ook doen.’
‘Mijn leven is ook voorbij, is dat wat je zegt?’
‘Nee,’ antwoordde Ariadne zacht. ‘Je werd geroepen om een verlosser te zijn. Dat is je rol, of je dat nu wilt of niet. En verlossers moeten offers brengen.’
Taylor pakte nog een biertje. ‘Ariadne, waarom ben je hier? Waarom vertel je me dit allemaal?’
‘Omdat we met elkaar verbonden zijn.’ Met haar ogen naar beneden geslagen, legde ze haar handen voorzichtig op haar buik.
Taylor begreep het gebaar, en haar hart klopte in haar keel. Zonder een slok te hebben genomen, zette ze haar bier neer. ‘Nee, dat is te snel om er zeker van te kunnen zijn. Hebben ze je in het ziekenhuis niet Plan B voorgesteld?’
Ariadne glimlachte. ‘Ik heb geweigerd. Het leven is een geschenk, het maakt niet uit hoe het begonnen is.’
Taylor zette haar beide voeten op het terras neer. ‘Dat is een prachtig standpunt, maar, in hemelsnaam, hij heeft je verkracht.’
‘En jij hebt hem gedood.’
De woorden klonken niet beschuldigend, maar het voelde voor Taylor aan alsof ze in haar gezicht was geslagen.
Ariadne kwam dichterbij en pakte Taylors hand. Ze sprak zacht. ‘Je had geen keuze. Wie weet hoeveel levens je hebt gered? Je moest in één seconde een beslissing nemen. Dat is hetgene waarvoor je bent opgeleid. En het was de juiste beslissing. Dat is waarom ik de pillen heb geweigerd. Ik voelde het begin van leven in me. Ik wist dat er genoeg bloed was vergoten. Net als jij heb ik een keuze gemaakt.’
Hoe eenvoudig kon een leven worden beëindigd. Een kogel, een messteek. Een hart dat uit wanhoop in steen veranderde.
De telefoon ging weer over, lang en luid. Het galmende geluid werkte op haar zenuwen. Ze keek op de nummerherkenning. Baldwin, opnieuw.
Ariadne glimlachte. ‘Hij zal het blijven proberen, weet je. Hij is aan je gebonden. Hij zal je beschermen, of je dat nu wilt of niet. Ga naar hem toe. Laat hem je troosten.’
Taylor keek in de blauwe ogen van de heks. Zo’n rust, zo’n zuiverheid. Zo zeker van haar weg, haar overtuigingen. Taylor wenste dat zij daar zo zeker van kon zijn.
Het had geen zin om weerstand te bieden. Ze nam de telefoon op.
Baldwins diepe stem kwam over de lijn, en in elk woord klonk de opluchting door. ‘Ik dacht dat je nooit zou opnemen. Schatje, gaat alles goed?’
‘Ja,’ zei ze, verbaasd over hoe hol haar toon was. Dat kon niet zo. Er was geen reden om Baldwin te straffen. Ze probeerde het opnieuw. ‘Weet je, de vrouw die met ons aan de zaak heeft gewerkt, Ariadne? Ze is nu hier. We hebben… gepraat.’
Ze kon de glimlach in zijn stem horen. ‘Mooi, je moet een beetje opgevrolijkt worden. En daar ga ik je ook bij helpen. Ik heb goed nieuws.’
‘Echt?’ vroeg ze. ‘Kom je naar huis?’
‘Nog beter. Veel beter. Liefje, we hebben Fitz gevonden. Hij leeft. Hij is ernstig gewond, maar hij leeft.’
Ze voelde haar ongeloof wegsmelten. ‘Wat?’ fluisterde ze.
‘We hebben hem. Hij wil gedag zeggen. Je krijgt hem nu aan de lijn.’
Ze hoorde de opgewekte toon in Baldwins stem en stond op. Eén tel later klonk er een bekende barse stem aan de lijn.
‘Hé, meisje. Hoe is het?’
‘Fitz? Ben jij het echt?’
De schorre lach waarop ze zo’n tijd had gewacht, klonk als muziek in haar oren.
‘Ik ben het echt. Wie zou het anders kunnen zijn?’
‘De hemel zij dank,’ fluisterde ze.
Voor het eerst sinds ze Schuyler Merritt had omgebracht, begon ze te huilen.