Hoofdstuk 40

 

 

Noord-Virginia

17 juni 2004

Baldwin

 

Door het eenrichtingsglas keek Baldwin naar Harold Arlen. Goldman pakte hem stevig aan. Arlen zat alleen maar met zijn hoofd te schudden, en herhaalde telkens: ‘Ik was het niet. Ik heb dit niet gedaan.’

Baldwin lette op de non-verbale tekens, op zoek naar de leugen. Naar het spoor dat Arlen had achtergelaten, het smalle kronkelende pad terug naar de realiteit. Terug naar het gebroken lichaam van het zoveelste meisje.

De aanwijzingen waren er allemaal. Niet de voor de hand liggende zaken die je meestal zag als je kindermoordenaars interviewde: de geile blik, de zelfvoldaanheid, het gegiechel. De dode ogen die alleen tot leven kwamen wanneer de foto’s van de plaats delict onder hun neus verschenen. Nee, Arlen was veel subtieler. Het was praktisch onzichtbaar, werd meesterlijk onder de oppervlakte gehouden.

Arlen praatte in razendsnelle ontkenningen, steeds bozer wordend naarmate hij langer in de verhoorkamer werd vastgehouden. Het verbaasde Baldwin uitermate dat hij niet om een advocaat had gevraagd. Daar klopte iets niet.

Nog steeds werd er een jong meisje vermist. Er waren geen aanwijzingen omtrent haar verblijfplaats aangetroffen in Arlens huis, geen tekens van waar ze zou kunnen zijn. Als hij zich aan het patroon had gehouden, was ze al dood, hoewel ze dat niet tegen de ouders hadden gezegd. Baldwin vond het wreed om ze te laten hopen terwijl het hele team wist dat er geen hoop meer was, maar dat was niet zijn verantwoordelijkheid. Dit was niet zijn onderzoek. Zijn team en hij waren er slechts ter ondersteuning.

Ondertussen was Sparrow eigendomsaktes en belastinggegevens aan het doorspitten, op zoek naar iets wat met Arlen of iemand die hem na stond in verband gebracht kon worden. Tot nu toe had ze niets gevonden. Butler zat in hetzelfde schuitje; hij had in een straal van vijfhonderd kilometer geen overeenkomstige zaken aangetroffen. Geroux was nog steeds bezig met de andere potentiële daders, maar die bleken allemaal onschuldig te zijn. Arlen was hun laatste echte hoop om hier een eind aan te maken.

Baldwin was getraind om zich in de geest van een moordenaar te verplaatsen, om te kunnen anticiperen, gebaseerd op zijn eerdere moorden. Arlen was zo brandschoon dat er een andere gedachte in hem opkwam.

Zouden ze met zijn tweeën kunnen zijn?

Zijn oog viel op een beweging, waardoor het beeld van een team werd weggevaagd. Hij keek naar Arlens handen. Arlen was voortdurend met zijn wijsvinger over zijn duim aan het wrijven. Baldwin boog dichter naar de luidspreker toe om beter te kunnen horen. Goldman stelde vragen over Kaylie Fields. Afgezien van dat herhaalde wrijven, was Arlens lichaam roerloos. Het was bijna alsof hij aan het strelen was. Plotseling besefte Baldwin dat Arlen geestelijk masturbeerde, de beschrijvingen van het vermiste meisje gebruikte als voer voor zijn weerzinwekkende verbeelding. Aangezien hij fysiek niet in staat was om op een seksuele manier te reageren, gebruikte hij die handgebaren als surrogaat.

‘We hebben absoluut niets, sir.’

De stem deed Baldwin opschrikken. Hij lachte schaapachtig naar Butler. ‘Ik schrok even van je.’

‘Sorry, chef. Ik zal de volgende keer meer lawaai maken.’

Butler was klein, niet meer dan één meter achtenzestig, soepel en pezig. Aan de twee jaar die hij als kind in Engeland had doorgebracht had hij een heel licht Brits accent overgehouden. Hij had niet het gebruikelijke uiterlijk voor een rechercheur: een beetje te lang zandkleurig haar dat een piercing aan de bovenrand van zijn linkeroor bedekte, een spijkerbroek in plaats van een pak. Het kon Baldwin niet schelen hoe hij eruitzag; de man was geniaal.

‘Je zei?’

‘De technische recherche van Fairfax County heeft niets gevonden. Geen enkele haar, minuscule vezel of ook maar iets van mitochondrium. Niets. Zijn huis was helemaal schoon. Er is nul bewijs voor de theorie dat een van de meisjes daar is vastgehouden. En nu is de elektriciteit in zijn wijk uitgevallen, dus ze moesten ophouden. Het is echt een zwaar onweer. Meer dan drie centimeter regen tot nu toe.’

Ja, hij had de wind de bomen tegen de stenen horen slaan, had de stortregens gezien. Het enige waar hij aan had kunnen denken, was Kaylie, alleen in die hoosbuien. Baldwin keerde zich weer naar het glas. Hij had de laatste uitwisseling gemist. Goldman liep rood aan van woede. Arlen glimlachte. O, nee. Wat was er net gebeurd?

Goldman kwam de verhoorkamer uit stormen. ‘Die schoft heeft net om een advocaat gevraagd.’

‘Nu?’ vroeg Baldwin. ‘Er zijn al uren voorbijgegaan. Waarom nu? Wat was je laatste vraag?’

‘Ik vroeg hem naar Evie Kilmeade. Hij klapte dicht als een oester. Glimlachte, als een echte griezel, en zei alleen: “Een advocaat”.’

Baldwin keek weer door het glas. Met gesloten ogen en een flauwe glimlach rond zijn lippen was Arlen weer begonnen met zijn vingerseks. Waarom nu? Na uren te zijn ondervraagd, na alle ontkenningen. Waarom zorgde de naam Evie Kilmeade ervoor dat hij zijn mond dichtdeed?

Omdat hij met hen speelde. En dat deed hij verrekte goed.