Hoofdstuk 14

 

 

Nashville, Tennessee

1 november, 07.00 uur

 

De zon was al opgegaan, en Taylors maag was al vreselijk begonnen te rommelen voordat ze klaar was met het afnemen van verklaringen bij alle families van de slachtoffers. Ze was uitgeput, en de meeste van haar vragen waren onbeantwoord gebleven. De feiten waren simpel: iemand was het huis van de slachtoffers binnen gekomen en had met een mes een patroon in hun huid gekerfd. Elk slachtoffer had een of ander vergif ingenomen.

De enige uitzondering was Brandon Scott.

McKenzie en Taylor waren zich met koffie in de Starbucks op West End aan het opladen. Het had geen zin om te gaan slapen. Taylor wist dat Sam vroeg aan het werk zou gaan; ze had zeven autopsies voor de boeg, en haar team had de hele nacht doorgewerkt. Tot dusver had het laatste slachtoffer, Brittany Carson, het vol weten te houden, hoewel ze diep in coma was.

Tim Davis was ook de hele nacht opgebleven om de xtc-pillen die Theo Howell hun had gegeven, te onderzoeken. Theo’s theorie klopte niet. Er zat geen vergif in de drugs die hij van zijn vrienden had gekregen. Dat bevestigde Taylors oorspronkelijke theorie, namelijk dat de slachtoffers niet willekeurig waren.

De voorlopige toxicologische rapporten lieten een mengelmoes aan chemische componenten zien: xtc gecombineerd met een hoge dosis PMA, codeïne, Ritalin en valium. Apart zouden geen van deze drugs direct dodelijk zijn, maar samen vormden ze een fatale combinatie. Er moesten nog veel meer testen uitgevoerd worden, en de resultaten zouden, in combinatie met de autopsie, helpen bepalen wat voor uitwerking de drugs precies op het lichaam van de kinderen hadden gehad.

Lincoln had de videobeelden bekeken, op zoek naar bekende gezichten of mensen die er meer dan een keer op stonden. Hij had er een gevonden en wachtte op Taylor in het CJC, zodat zij er ook naar kon kijken.

Marcus en McKenzie hadden verklaringen opgenomen van alle tieners die op het feest waren geweest. Allemaal hadden ze eerlijk en open over de gebeurtenissen van die middag verteld. Ongetwijfeld hadden ze de schrik van hun leven gekregen, en ze waren zich er niet van bewust dat de pillen die ze aan Theo Howell hadden gegeven, niet dodelijk waren. Voor zover zij wisten, zouden ze, als ze hun sms’jes niet hadden gecheckt, hun telefoons hadden uitgezet of naar een film waren gegaan, nu ook dood kunnen zijn. Het besef van sterfelijkheid drukte zwaar op de jongeren. De hele school was in diepe rouw. Ongerustheid, opluchting en heftig verdriet hadden hen bij elkaar gebracht. Taylor kon alleen maar hopen dat ze voor altijd genoeg zouden hebben van het gerotzooi met drugs.

Hillsboro High School verwachtte hen om tien uur, zodat ze konden bekijken welke leerlingen als verdacht aangemerkt zouden kunnen worden. Om drie uur ’s ochtends had Taylor met de directrice gesproken. Ze had medewerkers van slachtofferhulp klaarstaan om naar de school te sturen. Taylor had de directrice afgeraden om de lessen op maandag af te zeggen; het was beter om een zo normaal mogelijke routine te volgen. Daarbij zou zij dan door de gangen kunnen wandelen, met leerlingen en docenten kunnen praten, en zo proberen uit te vinden wie deze jeugdige dealer kon zijn, vooropgesteld dat hij ook echt op Hillsboro zat. Niemand op het feest van de avond daarvoor kende zijn echte naam.

Taylor had een paar minuten nodig om op krachten te komen. Ze nam een grote slok van haar latte met driedubbele espresso, in de hoop dat het beetje cafeïne die de espressobonen afgaven, haar wakker zouden schudden. Waarschijnlijk had ze beter zwarte koffie kunnen nemen, maar daar zou haar maag tegen protesteren. Ze nam een hapje van een plak citroencake en besefte dat ze de avond daarvoor niet had gegeten. Plotseling was ze uitgehongerd. De rest van de cake was in drie happen verdwenen.

McKenzie plofte in de stoel naast haar neer. Hij had donkere wallen onder zijn ogen, en zijn haar zat door de war. Dat was een aanwijzing voor hoe zij er zelf uit moest zien.

‘We hebben al best veel vooruitgang geboekt, dat weet je,’ zei hij.

‘Ja, maar toch, we moeten deze zaak snel oplossen. Vertel gauw wat je denkt over deze mysterieuze drugsdealer voordat we ons weer in het strijdperk werpen.’

‘Nou, ik geloof niet echt dat een veertienjarige het hoofd van een drugskartel in Nashville is. Je zou contact op moeten nemen met de Specialized Investigative Unit om te zien wie het spul aan hem verkoopt. Er moet iemand anders zijn die de leiding heeft.’

‘Ik was je drie stappen voor. Ik heb al gebeld naar een vriend van me die daar werkt. Lincoln zei dat hij op vier van de plaatsen delict dezelfde kerel heeft gezien, en ook, op de achtergrond, bij de persconferentie. Hij probeert hem te vinden in de databases met zedendelinquenten en dat soort types.’

‘Dat lijkt me een goede ingang. Degene die het spul levert, is een volwassene. Wie anders zou zo’n hoeveelheid en kwaliteit drugs een school binnen hebben kunnen krijgen? En we weten allemaal hoe graag onze schattige buurtpedofielen hun onschuldige prooien een pilletje willen laten slikken.’

‘Zo wordt onze groep verdachten nog veel groter, dat besef je?’

‘Ja. Ben je er klaar voor? Dan kunnen we de video’s gaan bekijken.’

Ze trokken hun jassen aan en namen de bekers koffie mee. Op het moment dat ze het parkeerterrein bereikten, ging Taylors telefoon. Het nummer was van iemand uit Tennessee. Ongetwijfeld een journalist. Ze liet de voicemail opnemen. De avond daarvoor had ze het niet meer gered om op het hoofdbureau haar 4Runner op te halen, dus stapten ze in de Lumina.

Op West End sloeg ze rechtsaf, langs de magnifieke loofbomen van de Vanderbilts campus rijdend. De herfst was dit jaar laat ingetreden, en de kleurenpracht had haar piek pas in de laatste week van oktober bereikt.

Langzamerhand werden de rode en gouden kleuren echter verdreven door dood bruin gebladerte. Het zou niet lang duren of het werd tijd om een van de buurjongens te vragen om de bladeren op te vegen en de tuin winterklaar te maken. Mijn hemel, waar was ze mee bezig? Acht slachtoffers, allemaal jong, en zij maakte zich zorgen over haar tuin? Er was iets helemaal mis met haar.

Haar mobiel ging weer. Deze keer was het korpscommandant Huston.

‘Goedemorgen, ma’am,’ zei Taylor.

‘Inspecteur, David Greenleaf probeert u te bereiken.’

Verdorie. Dus dat was het telefoontje geweest. Ze deed net alsof ze er niets vanaf wist. ‘De redacteur van The Tennessean? Waarom?’

‘U moet er nu meteen naar toe. Ik heb Tim Davis er ook heen gestuurd. Ze hebben bewijsmateriaal ontvangen dat mogelijk met uw moorden te maken heeft.’

‘Echt? Wat?’

‘Kennelijk is er een brief bezorgd. U weet dat ze heel goed kunnen onderscheiden wat echt is en wat niet. Greenleaf heeft me rechtstreeks gebeld. Hij zei dat hij had geprobeerd u te bereiken maar dat hem dat niet gelukt was. Hij heeft me niet verteld wat er in de brief staat. Alleen dat het heel geloofwaardig klonk en dat het goed zou zijn als er een specialist naar keek.’

‘Dat is interessant. Ja, ik kreeg zijn telefoontje net binnen. Ik dacht dat het gewoon weer een irritante journalist was. Sorry.’

‘U hoeft zich niet te verontschuldigen, ik zou zelf ook niet opgenomen hebben.’

Taylor glimlachte. Een van de dingen waarom ze Joan Huston zo mocht, was dat ze nooit een blad voor de mond nam. ‘Ik ga er meteen heen. Bedankt.’

‘Kom even bij me langs zodra u hier bent.’

‘Zal ik doen.’ Ze hing op en keek McKenzie aan. ‘The Tennessean heeft een brief gekregen die met de zaak te maken heeft. Dus gaan we eerst daarheen.’

Omdat ze net de snelweg was overgestoken, lag het gebouw van The Tennessean aan haar linkerhand. Ze draaide het parkeerterrein op en nam de laatste plek in beslag, met moeite de Lumina in de te kleine parkeerhaven proppend.

Samen met McKenzie liep ze naar binnen, waar ze hun namen aan de beveiliging doorgaven. De receptie was enorm veranderd sinds de laatste keer dat ze hier een gedwongen bezoek had moeten afleggen om de toenmalige hoofdredacteur David Greenleaf te vertellen dat zijn goede vriend Frank Richardson vermoord was.

Greenleaf zelf kwam door de goed afgesloten deur gezet waarmee de receptie van de rest van het gebouw werd gescheiden. Na elkaar een tikje ongemakkelijk begroet te hebben, stelde Taylor McKenzie voor. The Tennessean had wekenlang geteerd op het nieuws dat Taylor uit de gratie was geraakt, en ze was nog steeds beurs van het pak rammel dat ze had gekregen. Maar daarna hadden ze een poging gedaan om het goed te maken door een positief artikel over haar te plaatsen toen ze weer tot hoofd van de afdeling Moordzaken was benoemd. Ze kon het hun niet heel erg kwalijk nemen; nieuws was hun werk, en helaas was zij het verhaal van de dag geweest.

Greenleaf gebaarde dat ze hem moesten volgen. ‘Hoe gaat het, inspecteur?’

‘Goed, David. En hier?’

‘O, je weet wel, overnames en ontslagen. Soms lijkt dit gebouw wel een spookstad. Hola, we zijn er al.’

Hij ging hen voor een vergaderzaal in, waar twee mensen met hun rug naar de deur zaten te kijken naar een vel papier dat op de tafel lag.

‘Inspecteur, herinner je je Daphne Beauchamp nog? Ze heeft nu de leiding over ons archief. En dit is George Rodriguez, hoofd beveiliging.’

Inderdaad kon Taylor zich Daphne herinneren, met haar hippe bril en haar innerlijke kracht. Toen ze elkaar voor het eerst hadden ontmoet, was Daphne een stagiaire geweest die zijdelings met een zaak te maken had gehad. Haar kamergenootje was ontvoerd geweest. Vastgehouden door de Snow White-moordenaar, was ze er ternauwernood in geslaagd te ontsnappen. Daphne had een relatie met Marcus Wade, maar Taylor wist dat ze die allebei voor hun werkgevers geheim wilden houden.

‘Daphne, goed om je weer te zien. Heb je de laatste tijd nog iets van Jane Macias gehoord?’

‘Je leest de New York Times niet, hè? Jane is bezig naam te maken als onderzoeksjournalist. Ze heeft de Pulitzerprijs al zowat in haar zak zitten. Rechercheur McKenzie.’ Ernstig schudde ze hem de hand. ‘Ik vond de brief vanochtend toen ik binnenkwam. Hij lag op de vloer bij de achterdeur, die op Porter Street uitkomt.’

Daphne was volwassener geworden. Haar studentikoze uitstraling had plaatsgemaakt voor kalme zelfverzekerdheid. Als je in aanraking kwam met geweld, kon dat die uitwerking hebben.

Taylor wendde zich tot het hoofd van de beveiliging, een kleine gedrongen Latijns-Amerikaans uitziende man met ogen zo zwart als git. ‘Mr. Rodriguez, ik ben inspecteur Jackson. Dit is rechercheur Renn McKenzie. Misschien kunt u ons de videobanden van de achterhal laten zien, zodat we kunnen bekijken of we degene die de brief heeft achtergelaten, kunnen identificeren.’

‘Zegt u maar George, alstublieft. Ik heb ze al klaarliggen, maar ik zag niets ongewoons. De gebruikelijke mensen die naar binnen en naar buiten gaan. De camera is op de straat gericht, en ik zag niemand die daar niet behoorde te zijn. Het is heel goed mogelijk dat iemand onder de camera is gedoken en de brief onder de deur door heeft geschoven.’

‘Is er geen bewaking bij die ingang?’

‘Er is een bewakingshokje, ja, maar daar zat niemand in. Bezuinigingen, hè.’

‘We zullen de banden grondig bestuderen. Bedankt dat je alles voor ons klaar hebt gezet.’ Taylor haalde een paar nitrilhandschoenen uit haar jaszak en trok ze aan. ‘Is dit de brief?’

Greenleaf knikte. ‘Ja, ik wist dat je hem zou willen zien. Ik vertrouw erop dat je toestaat dat we hem afdrukken. Ik heb er recht op om dit verhaal naar buiten te brengen.’

Taylor negeerde de impliciete vraag. ‘Wie heeft hem allemaal aangeraakt?’

‘De beveiliging, Daphne en mijn assistente. Hij was aan mij geadresseerd, dus gaf Daphne hem aan haar toen ze was binnengekomen. Mijn assistente opende hem, zag wat erin stond en legde hem op haar bureau. Daarna heeft niemand hem meer aangeraakt. We hebben een ander vel papier gebruikt om hem hierheen te brengen.’

‘Oké, er is een technisch rechercheur onderweg. Ter uitsluiting zal hij jullie vingerafdrukken moeten nemen. Bedankt dat jullie zo voorzichtig zijn geweest. Dat helpt.’ Ze had nog maar één handschoen in haar zak; het werd tijd om een nieuwe voorraad aan te leggen. Ze gaf hem aan McKenzie en deed toen een stap dichterbij.

De brief was getypt op normaal wit papier. Wat ze las, deed haar naar adem happen.

 

31 oktober 2010

 

De Tennessean David Greenleaf, redacteur

1100 Broadway Nashville, Tennessee 37203

 

Beste Mr. Greenleaf,

 

U kunt onmogelijk het belang en de kracht van deze brief begrijpen, dus adviseren we u om daar geen poging toe te doen. We zijn er zeker van dat u zult vinden dat onze daden, hoewel moeilijk, uit zuivere motieven zijn voortgekomen en dat ze absoluut gerechtvaardigd waren. Wij zijn verantwoordelijk voor de moorden. Het spijt ons niet, het waren vreselijke mensen die van deze aarde verwijderd moesten worden. We moeten u vertellen hoe wij tot dit besluit gekomen zijn; waarom we ons gedwongen voelden een einde aan hun lijden te maken. We hebben de enige ware weg gevonden. We moesten hun die wijzen. Ze hebben ons gekwetst. Steeds weer hebben ze ons gekwetst en vernederd. Wij wilden ze bevrijden uit hun treurige bestaan, ze uit hun grot van onwetendheid leiden en ze onderrichten in het felle koude licht van de werkelijkheid, ze de onderliggende waarheid van hun bestaan tonen. Wij zijn goedheid en licht, zelfbeheersing en rechtvaardigheid, sofisten, sceptici, verspreiders van platonische liefde. Ideale schoonheid en absolute goedheid. Wij zijn de waarheid. Wij zijn hun verlossing. Wij zijn de zon, essentieel voor de schepping en het in leven houden van hun wereld. We leiden de aartsengel in hun stoffelijke lichamen, vechten ervoor om hun zielen naar de schittering te brengen, waar we samen, als één, het ultieme paradijs kunnen bereiken. Maar woorden zijn niet genoeg om onze bedoeling duidelijk te maken. De beste manier om onszelf te verklaren, is via beelden. We hebben het adres van een website toegevoegd met beelden van de gebeurtenissen van gisteren. We zouden het zeer op prijs stellen als u de film samen met uw collega’s zou willen bekijken en ervoor zou willen zorgen dat hij in handen komt van een producent die hem op het grote scherm kan brengen.

 

 

De Onsterfelijken

 

Bloed is intensiteit; meer kan ik u niet geven. http://www.youtube.wijzijndeonsterfelijken.com

 

De symbolen waren uitgelopen, met rafelige randen, en de kleur van de inkt varieerde op een verdachte manier van donkerroze tot dieprood.

‘Goeie genade. Is dat bloed?’ vroeg Taylor.

McKenzie boog zich over de brief en bestudeerde de symbolen nauwkeurig. ‘Daar lijkt het wel op. Tim zal het moeten testen.’

‘Wat is dat zwarte eronder?’

‘Onder de symbolen staan handgeschreven woorden.’

‘Kun je ze lezen?’

‘Ik denk van wel.’ Hij pakte de brief op en bewoog hem op en neer in het licht. ‘Volgens mij staat er: bloed is intensiteit; meer kan ik u niet geven.’

‘Wat moet dat in vredesnaam betekenen?’

‘Ik heb geen idee.’

‘We hebben een computer nodig,’ zei ze, zich tot Greenleaf wendend. ‘En ik wil die film zien waar ze het over hebben. Heb jij hem al gezien?’

‘Alleen het begin. Meer… Meer kon ik niet aan.’

Greenleaf trok wit weg, en ze voelde hoe de angst in haar maag zich opbouwde.

 

Het kostte Greenleaf niet meer dan een paar minuten om alles klaar te zetten; hij had verwacht dat ze de website meteen zouden willen zien. Daphne had al een laptop aangesloten op het grote presentatiescherm. Met de verklaring dat het scherm beter in het donker werkte, dimde ze de lichten.

Taylor schudde haar hoofd. Ze zag dat de video twintig minuten duurde, en ze wilde zich geen voorstelling maken over wat ze in dat tijdsbestek te zien zou krijgen.

De film begon in het donker. Een speldenprikje licht in het midden werd groter en groter, totdat ze duidelijk konden zien dat het een volle maan was. De diepe stem die het commentaar verzorgde, kwam Taylor bekend voor, maar ze kon hem niet plaatsen. De tekst was een warboel van barok proza, maar de boodschap was duidelijk. De vampiers waren uit de ongelovigen hun eigen soort aan het herscheppen. Het deed Taylor denken aan alle reclames voor griezelfilms die ze had gezien – films die ze nooit, maar dan ook nooit zou gaan bekijken. Ze maakte elke dag gruwelijke dingen mee en daarnaast had ze haar eigen nachtmerries, dus had ze absoluut geen behoefte aan de verknipte verbeelding van iemand anders in haar hoofd.

De stem stopte. De luidsprekers vielen even stil. Het onmiskenbare geluid van voetstappen, luider wordend, terwijl ook het beeld scherper werd. Ze herkende de plek: er werd gefilmd vanuit de voortuin van het huis van de Kings.

‘Doorspoelen,’ zei ze.

‘Dat kan nog niet. De computer is niet klaar met uploaden.’ Daphne probeerde het streepje op de balk onder aan het beeld naar voren te bewegen, maar er zat geen beweging in. ‘Er zit niets anders op dan te wachten totdat hij helemaal geüpload is.’

Dat duurde niet lang. De volgende scène kwam in beeld, en Taylor boog zich naar voren. Het was een lang shot van de gang die naar Jerrold Kings slaapkamer leidde. Ze zoog haar adem naar binnen toen een hand in beeld verscheen, die de slaapkamerdeur van de jongen openduwde. King lag met zijn armen en benen wijd uitgespreid op het bed, naakt. De camera zoomde niet in op zijn gezicht, liet slechts het totaal zien en daarna zijn romp. Hij leek dood te zijn.

De lichaamloze hand verdween, kwam daarna terug in beeld met een lang, gemeen uitziend, glanzend mes. Taylor dwong zichzelf ertoe te blijven kijken terwijl het mes dichter bij Jerrolds lichaam kwam, en het puntje ervan liefdevol, teder de huid van de jongen doorboorde. Toen, razendsnel, kerfde het mes lijnen en een cirkel, totdat de pentakel zichtbaar werd in een waas van beweging. De wonden begonnen te bloeden, druppelsgewijs, maar er kwam geen stroom bloed uit. Ook al was Jerrold net daarvoor gestorven, hij was helemaal dood.

Het beeld ging over in een open mond. Een schelle lach, androgyn en zonder bijbehorend lichaam, vulde het scherm. De camera zoomde iets uit, net genoeg om een visioen te laten zien, een zwarte geestverschijning, niet te identificeren, behalve het zwarte haar. De camera zoomde in op de kin van de schim en maakte daarna een close-up van de mond: zwartgevlekte lippen die vertrokken waren tot een grijns, terwijl de scherpe hoektanden op Jerrolds buik af gingen. Een puntige tong schoot uit de mond de verse wond in, wat van Jerrolds bloed opslurpend. De lippen kleurden rood en werden suggestief afgelikt. Afwezig merkte Taylor op dat ze er een beetje gekloofd uitzagen.

‘Mijn god,’ mompelde McKenzie.

‘Zet het beeld stil,’ zei Taylor.

Daphne klikte op de pauzeknop.

In de hoop dat de beweging haar maag tot rust zou brengen, stond Taylor op. Ze klapte haar mobiel open en belde het forensisch instituut. Kris, de receptioniste, nam op. Taylor vroeg naar Sam. Een paar tellen later kwam die aan de telefoon.

‘Ik ben blij dat ik je te pakken heb gekregen. Ben je al begonnen aan de autopsie van Jerrold King?’

‘Ik sta op het punt daaraan te beginnen. Stuart is bezig met de voorbereidingen.’

‘Ga snel naar hem toe. Het is heel goed mogelijk dat er DNA van de moordenaar op Kings lichaam zit.’