Hoofdstuk 53

 

 

Nashville

22.00 uur

 

Ariadne wist waar de verschillende heksenkringen bij elkaar kwamen. Toen ze onderdeel had uitgemaakt van de overkoepelende raad, was het haar recht en haar plicht geweest dat te weten. Hoe prachtig wicca ook was, er waren altijd mensen die er misbruik van maakten, die macht over de anderen uit hun kring wilden verkrijgen. Er was een heel specifieke ethische code van toepassing op wat er in heksenkringen gebeurde. Het aannemen van geld was verboden, net als eisen dat de Grote Daad fysiek in de kring werd uitgevoerd. Bij ceremonies was de Grote Daad symbolisch – de athame werd in de kelk gestoken, de kelk opende zich voor de athame – in plaats van dat er daadwerkelijke seks plaatsvond. Priesters en priesteressen mochten niet gebieden dat leden naakt aan de ceremonie deelnamen. Er bestond een aantal regels om ervoor te zorgen dat vrijheid, vrije wil en comfort tijdens ceremonies altijd gegarandeerd waren.

De mens zou echter altijd op zoek blijven naar macht. Ariadne was de autoriteit op wie degenen een beroep deden die door de leider in hun kring waren misbruikt. Uit ervaring wist ze waar het merendeel van de heksenkringen in de omgeving bij elkaar kwam, en ze had een zeer gevoelige antenne voor spirituele portalen, plekken waar de godin goed bereikt kon worden.

Ze had de plek uit haar dromen herkend als heilige grond, zowel christelijk als wicca, een stuk land dat het goede en het kwade had gezien, en als zodanig wemelde van krachtige geesten. Hij bevond zich in een privébegraafplaats aan de westelijke rand van Davidson County. Je kwam er via een koeienpaadje dat naar een open plek leidde langs een smalle tweebaansweg, genaamd McCrory Lane.

Haar huis lag in het centrum, achter Sixteenth Avenue South, net buiten de wijk die bekend stond als Music Row. Al het zware restauratiewerk had ze zelf gedaan – zoals het slopen van een avocadogroene keuken en het weghalen van de geliefde schrootjesplafonds uit de jaren zestig. In plaats daarvan had ze het huis gevuld met wit marmer en antieke lambrisering. De muren waren geschilderd in warme pastelkleuren, omrand met witte kroonlijsten; de uit zes panelen bestaande deuren hadden kristallen deurknoppen. In de zitkamer bevond zich een originele fries van een strijdwagenrace in het oude Rome, die ze had laten restaureren. Ze streek met haar hand over de sierlijst in de gang die ze had aangebracht, blij dat haar mensen trots niet als een zonde zagen.

De rit naar de begraafplaats duurde twintig minuten. Door de Village, langs de vreselijke vakantiehuizen in Green Hills naar Old Hickory. Aan haar rechterhand lichtten de weidse Steeplechase-velden op in de nacht. Ze sloeg linksaf naar de Highway 100, een schaduwrijke weg, die door het landschap kronkelde – golvende heuvels, beschermde bossen en stoeterijen – om bij Ensworth High School weer bij de beschaafde wereld uit te komen. Toen ze over de kruising van Highway 100 en Old Harding reed, bekeek ze met ontzetting de moderne winkels die daar waren neergezet. Daarna werd de weg weer donkerder.

Hier was de afslag, net na het Loveless Café en het Shellstation. Ze draaide erin, en de vriendelijke lichten verdwenen. In één klap werd de weg heel deprimerend.

Daar, aan de rechterkant.

Ze remde en zette de auto neer op het gras aan de zijkant. Het land was hier vlak en honderd meter verderop verdween het tussen de bomen. Daar liep het koeienpaadje, diep het bos in, totdat het uitkwam op een kleine open plek, waar de grafstenen van de doden als paddenstoelen uit de bosgrond omhoogstaken.

Ze sloeg haar cape om haar schouders en trok hem strak om zich heen tegen de kou. De maansikkel gaf maar weinig licht. Ze kon maar een paar stappen voor zich uit zien, net genoeg om niet te struikelen. Er waren nauwelijks geluiden te horen deze nacht; de vogels en de eekhoorns waren zo stil als het graf. Er was iemand in de buurt.

Met haar hart kloppend in de keel, ging ze sneller lopen, waarna ze, een paar meter van haar auto vandaan, met haar voet in een ongezien gat gleed en haar enkel pijnlijk verzwikte. Ze beet op haar lip om een kreet van pijn tegen te houden. In zichzelf verwensingen uitend, ging ze terug naar de Subaru voor een zaklantaarn.

De sterke kunstmatige lichtstraal zorgde ervoor dat ze de molshopen kon zien. Ze ging weer op weg, langzamer deze keer, de lichtstraal naar beneden gericht houdend zodat de jongen, als hij hier was, haar niet kon zien aankomen. De bomen doemden voor haar op, zwarte stammen die naar de hemel reikten, hun takken smekend omhoog gestoken.

De leegte van de nacht, de verduisterde aarde ademend om haar heen – vragend, eisend – dat alles was haar niet vreemd. Levend. Alle kleine zuchtjes van struiken en gras werden in het donker versterkt, en er was een kleine mistbank in het struikgewas ontstaan. Ze kon regen aan de horizon ruiken, zag de schaduw van een wolk onder het uiteinde van de maansikkel door schuiven.

De nacht was haar wereld, en zij zijn concubine.

Stap voor stap kwam ze naderbij. Veertig meter, twintig, tien. Ze rook een vuur; eik en populier, bladeren en twijgjes waar de vlammen aan likten, en ze vertraagde haar pas tot een sluipgang. Uit de aarde haalde ze energie om zich te verbergen, haar kwetsbaarheid te beschermen met een onzichtbare psychische barrière.

Ze kon hem duidelijk zien, liggend op zijn zij, een bobbel onder een deken. Hij lag met zijn rug naar haar toe. Ze dacht niet dat hij haar kon zien. Het flikkerende vuur knapperde, waardoor de geluidjes die ze maakte, overstemd werden. Voor de zekerheid deed ze haar zaklamp uit. De mist sloot zich om hem heen als een minnaar, hem verborgen houdend in zijn dichte omhelzing.

Hij sliep. Ze kon zijn gedachten niet lezen. Diepe ademhalingen mengden zich met het zachte gefluister van de wind.

Even twijfelde ze. Daarna liep ze weg van de open plek, terug naar de auto. Ze zou niet bang moeten zijn voor deze jongen, maar dat was ze wel. Haar handen trilden. Ze zou de inspecteur bellen, zodat die hem kon ophalen.

Toen stapte ze op een tak. De knal van droog hout weergalmde luid in de stille lucht. Ze verstijfde.

Bij het vuur opende Raven zijn ogen.