Hoofdstuk 28
Noord-Virginia
16 juni 2004
Baldwin
Baldwin reed, met zijn vingers op het stuur trommelend, terwijl Sparrow naast hem fanatiek op haar laptop zat te werken. Van deur tot deur kostte het hun maar een uur. Ze hadden geluk, het tijdstip van de dag en de gebruikelijke verkeersopstoppingen in de buitenwijken van DC in aanmerking genomen. Probleemloos schoten ze over de 95 en George Washington Parkway, reden ze langs de Potomac River naar McLean en namen ze de Georgetown Pike naar Great Falls. Toen hij over Spring Hill Road reed, schoot het Baldwin te binnen dat hij in deze buurt ooit een vriendinnetje had gehad. Dit gedeelte van de buitenwijken was prachtig: oude bomen en paardenfarms, en smalle weggetjes die naar fantastische afgelegen huizen leidden. Niet het gebruikelijke tafereel voor een moord, tenzij je het beruchte verhaal meetelde over de directrice van de Madeira School, Jean Harris, die haar ex-minnaar, de grondlegger van het Scarsdale-dieet Herman Tarnower, had vermoord. Dat had een klein schandaal veroorzaakt. Of de gestoorde Edward Chen, die zijn gezin had omgebracht en hen daarna vier jaar in hun huis had laten liggen rotten voordat hij ze samen met een vriend in stukken had gesneden en hun lichaamsdelen in de Chesapeake Bay hadgegooid. Die zaak kon Baldwin zich levendig herinneren; hij had toentertijd samengewerkt met de rechercheurs die de zaak uiteindelijk hadden opgelost.
Nu voegde de Clockwork Killer zijn naam aan de lijst toe. Hoogstwaarschijnlijk zou hij alle vorige, en toekomstige, moordverhalen in de schaduw stellen.
De Kilmeades, en Harold Arlen, woonden aan Walker Road, voor de afslag naar de River Bend Country Club. Hoewel de huizen royaal waren – zowel de gebouwen als het land eromheen – stonden ze dicht bij elkaar, met de garages onder de woningen geplaatst. De architect was voor een Britse stijl gegaan, en de omgeving deed Baldwin denken aan Notting Hill.
De zon boorde zich in zijn ogen toen ze voor de nep-tudorstijlhuizen uit de auto stapten. Hij kon het niet nalaten om een blik op Arlens voordeur te werpen. Er was geen enkel teken dat Arlen zich bewust was van de storm die rond hem zou opsteken.
Ze liepen de trap op naar de keurige schone veranda van de Kilmeades. Baldwin belde aan, en een paar minuten later opende Mrs. Kilmeade de deur in een met bloem bedekt schort à la June Cleaver. De zalige gistgeur van brood dat in de oven stond te bakken stroomde naar buiten.
‘Goedendag. Wat kan ik voor u doen?’
‘Mrs. Kilmeade, ik weet niet of u zich het kan herinneren… Ik ben speciaal agent John Baldwin, en dit is agent Jessamine Sparrow. We hebben elkaar twee dagen geleden kort gesproken.’
‘Ja, ja, dat herinner ik me. Hoe zou ik dat kunnen vergeten? Het moet zo’n vreselijke tijd zijn voor die arme families.’
‘Inderdaad, ma’am. We hoopten dat we u nog een paar minuutjes mochten lastigvallen, als u daar tijd voor kunt vrijmaken. We moeten u een paar vragen stellen over uw dochter Evie.’
Haar gezicht betrok, waarna ze zich bij elkaar raapte. ‘Natuurlijk. Als u het niet erg vindt dat ik doorwerk terwijl we praten. Ik zit midden in een project met mijn jongens. Elke week bakken we ons eigen brood. We zijn er nu drie aan het klaarmaken.’ Ze nodigde Baldwin en Sparrow uit naar binnen te komen, maar haar waarschijnlijk aangeboren hoffelijkheid kon haar verbijsterde blik nauwelijks verbergen.
Zoals verteld, stonden de jongens in de keuken rustig deeg te kneden. In het aangrenzende eetgedeelte zat Mr. Kilmeade een boek te lezen dat zo dik was, dat Baldwin in eerste instantie aannam dat het een encyclopedie moest zijn. Mrs. Kilmeade boog zich naar hem toe en fluisterde iets in zijn oor. Hij draaide zich om en keek Baldwin recht in de ogen voordat hij opstond.
Baldwin had er niet ver naast gezeten. Toen Kilmeade de keuken in liep, nam hij het boek met zich mee. Het was een wereldatlas.
‘Spannende lectuur?’ vroeg Baldwin, in een poging het ijs te breken.
‘Zoiets.’ Hij legde het boek op het aanrecht. ‘We geven onze kinderen thuis les, ziet u. Ik was de aardrijkskunde voor morgen aan het voorbereiden.’
De jongens kreunden in koor, maar glimlachten tegen hun vader.
Even zag Baldwin zijn eigen vader voor zich, die hem met zijn huiswerk hielp. Zijn pa leek altijd tijd te hebben gehad om hem te helpen. Nu begreep hij dat hij tijd had gemáákt. Dat was natuurlijk voordat… voordat Baldwins leven in miljoenen stukjes was uiteengevallen.
Zijn ouders waren omgekomen bij een auto-ongeluk toen hij net zestien was geworden. Zijn moeders zus, Agatha, was het enige nog levende familielid, en zij was veel ouder geweest. Hij was bij haar ingetrokken, aan de westkant van Nashville, en naar een school gegaan die zij had uitgekozen: Father Ryan. Bijna elke minuut die hij daar had doorgebracht, had hij gehaat. Hoewel hij in naam katholiek was, beschouwde hij zich zelfs nu nog als een van de afvalligen.
Nog veel meer herinneringen begonnen naar boven te drijven, maar hij verdrong ze. Hij had werk te doen, en de pijnlijke gedeelten van zijn verleden herleven stond niet op de agenda. Hij schraapte zijn keel. ‘Ik begrijp het volkomen. Zou u het erg vinden als agent Sparrow en ik alleen met u en Mrs. Kilmeade spraken?’
Even keek Kilmeade verbaasd, daarna knikte hij. ‘Jongens, als jullie nog eens door die wiskundeles gaan, waar we eerder mee zijn opgehouden. Over een paar minuten kom ik jullie daar vragen over stellen.’
Beleefd en respectvol stonden de jongens Kilmeade tegelijkertijd op van de keukentafel en verdwenen. Met een geoefend oor bleef Kilmeade luisteren totdat het zachte geluid van een deur die werd gesloten hem bereikte, waarna hij zich met een glimlach tot Baldwin wendde.
‘Goed, wat is er aan de hand? Julie zei dat u over Evie wilde praten?’
‘Bent u bereid om een paar vragen over haar te beantwoorden?’
‘Natuurlijk. Evie is er al maanden niet meer. Met Gods hulp hebben we ons er zo goed mogelijk doorheen geworsteld. Hij heeft ons geholpen op het juiste pad te blijven. Ze was een bijzonder meisje; het verbaasde ons niet dat Hij besloten had haar van ons weg te nemen. Ze was altijd al een engeltje op aarde.’
De woorden klonken goed, maar Baldwin kon de wanhopige ondertoon horen, zag de korte pijnscheut in de ogen van de man. Kilmeade was een kerel, een kostwinnaar, een vader, en hij nam die verantwoordelijkheden kennelijk heel serieus.
‘Daarnaast,’ droeg Julie Kilmeade haar steentje bij, ‘verwachten we binnenkort gezinsuitbreiding.’ Ze legde beschermend een hand op haar buik.
Baldwin kon de lichte bolling daar zien, bedekt door het schort. Een levende, ademende vervanging van hun dode kind?
De Kilmeades kwamen op hem over als een bloeiend, gelukkig gezin, solide en hecht, maar met smalle bruine randjes, als bij rozen die op het punt staan te verwelken. Niet echt verbazingwekkend, gezien het grote verlies dat ze nog maar zo kort geleden hadden ondergaan. Interessant dat ze het er tijdens het vorige gesprek niet over hadden gehad. ‘Gefeliciteerd,’ zei hij.
‘Bedankt.’ Kilmeade pakte zijn vrouw bij de hand. ‘Nu, waarmee kunnen we u helpen?’
‘We moeten het over Harold Arlen hebben.’
‘Harry? Waarom? Waarom zou de FBI in Harry geïnteresseerd zijn?’
Baldwin ging aan de keukentafel zitten. ‘Ik moet u een paar erg moeilijke vragen gaan stellen. Zou u ook willen gaan zitten?’
Iedereen nam plaats, waarna Baldwin verderging. ‘We hebben een bericht van Harold Arlen in uw dochters condoleanceregister gevonden.’ Hij haalde het vel papier uit zijn zak, streek het glad en legde het op de tafel.
‘Dat is niet zo gek. Ze waren bevriend, Evie en Harry. Zij was dol op hem. Hij was er helemaal kapot van toen ze stierf.’
‘Mr. Kilmeade, u was zich ervan bewust dat Harold Arlen een zedendelinquent was, toch?’
‘Dat was een deel van Harry’s verleden. Hij was volkomen gerehabiliteerd. Hij leidde een groep mensen die niet zoveel geluk hadden en die nog steeds met hun neigingen worstelden. Maar Harry, nee, hij was een van de succesgevallen. Hij vond het vreselijk dat hij die dingen had gedaan en was blij dat hij nu op het goede pad zat. Gods glimlach heeft hem in de gevangenis bereikt, weet u?’
Was dat niet altijd het geval? Als Baldwin een dollar had gekregen voor elke veroordeelde die hem had verteld dat hij Jezus had gevonden, zou hij nu met pensioen kunnen gaan. ‘Mr. Kilmeade, u bent psycholoog, als ik me niet vergis. U werkt met gedetineerden?’
‘Dat klopt. Ik ben net de laatste puntjes op de “i” aan het zetten van mijn dissertatie en ben van plan een privépraktijk te openen, gespecialiseerd in rehabilitatie van criminelen.’
‘Uit ervaring moet u dus weten dat zedendelinquenten zelden veranderen. Ze worden alleen beter in het verbergen van hun gedrag.’
Het was duidelijk dat Kilmeades stekels overeind gingen staan. Hij schoof naar voren op zijn stoel en vernauwde zijn ogen. ‘Wilt u insinueren dat Harry iets met Evie heeft gedaan? Want ik kan u vertellen dat dat niet het geval is. Hij is nooit alleen met haar geweest.’
‘Nooit? Bent u daar absoluut zeker van?’
‘Ja. Luister, u kunt dan een paar vooroordelen over Harry hebben, maar hij is een goede man. Hij hield van Evie alsof het zijn eigen dochter was. Toen ze stierf…’ Zijn stem brak, en hij moest een paar keer heftig zijn keel schrapen voordat hij verder sprak. ‘Toen ze was gestorven, heeft hij dagenlang gehuild. Hij is er de hele tijd voor ons geweest. Ik ken Harry. Hij zou Evie, of wie dan ook trouwens, nooit kwaad hebben gedaan.’
Op dit punt aangekomen, had Sparrow er genoeg van, en kwam tussenbeide. ‘U zag er helemaal geen kwaad in dat een volwassen man met een verleden van seksuele afwijkingen zoveel belangstelling had voor uw minderjarige dochter?’
‘Sparrow,’ zei Baldwin zacht.
Kilmeade wuifde Baldwins waarschuwing weg. ‘Nee hoor, geen probleem. Voor een buitenstaander moet dit inderdaad heel vreemd overkomen. Maar Harry is veranderd. Hij heeft in het verleden een aantal heel domme, afgrijselijke dingen gedaan, maar hij is in de tijd die hij in de gevangenis heeft doorgebracht echt veranderd. Hij zou nooit, maar dan ook nóóit iets doen dat zijn vrijheid in gevaar zou kunnen brengen. Ik ben geen stomkop. Ik ben een goed opgeleide professional. Mijn werk is om mensen zoals hij te helpen. Als ik dacht dat hij een bedreiging zou vormen, zou ik hem er onmiddellijk uitgegooid hebben. Zoals ik zei, was hij nooit alleen met Evie. Haar moeder of ik, of een van haar broers, was er altijd bij.’
‘Ralph?’ Tot dan toe had Mrs. Kilmeade gezwegen, maar haar ogen waren roodomrand vanwege de tranen die ze probeerde tegen te houden.
‘Ja, schat?’
‘Kun je me verontschuldigen? Ik zou graag even gaan liggen.’
‘Natuurlijk, lieverd. Ik kom zo naar je toe. Nadat ik deze agenten heb uitgelaten. We zijn klaar, toch?’
Dat was geen vraag maar een vaststelling. Ze waren klaar, of Baldwin het daar nu mee eens was of niet.
Baldwin knikte. Iedereen stond haastig op toen Mrs. Kilmeade de keuken verliet. Sparrow keek Baldwin aan, en hij kreeg de boodschap door. Er klopte hier iets totaal niet. Daar was hij het helemaal mee eens.
Desalniettemin had Kilmeade alles over dit onderwerp gezegd waartoe hij bereid was. Sowieso hadden ze wat ze nodig hadden. De dood van kleine Evie kon beslist worden gezien als de stressveroorzakende factor voor Arlen.
Bij de deur maakte Kilmeade nog een laatste opmerking. ‘Ik zou het op prijs stellen als eventuele volgende gesprekken op mijn kantoor plaatsvinden. Mijn vrouw heeft een moeilijke zwangerschap, begrijpt u, en met alle commotie rond Evies dood die nog steeds aan de gang is, wordt het er niet beter op.’ Hij schudde hun de hand en sloot de deur achter hen, Baldwin en Sparrow op de veranda achterlatend, starend naar de overkant van de straat.
Wat voor soort monster leefde achter die vier muren?
En wat voor vader liet zijn stervende dochter met een zedendelinquent spelen?
Charlotte
Het was laat. Charlotte had honger en dorst, maar ze bleef achter haar bureau zitten of ze daar wortel had geschoten. Kauwend op het uiteinde van een pen dacht ze hard na. Ze was het met Baldwin eens dat Harold Arlen hun verdachte was. Het probleem: ze hadden geen greintje bewijs. Waar was het bewijsmateriaal? En waar was het gerechtelijk bevel dat ze zo wanhopig nodig hadden? Misschien moest ze straks even langs de rechtbank, wat druk uitoefenen op een paar mensen, om te kijken of dat de zaken in beweging kon zetten. Ze had er een hekel aan om zaken in eigen hand te nemen, maar deze moorden moesten opgelost worden. Kindermoordenaars maakten haar helemaal gek. Ze begreep niet hoe Baldwin ertegen kon.
Over de duivel gesproken… Ze zag Baldwin aan komen lopen en voelde haar hartslag versnellen. Zijn uiterlijk overrompelde haar elke keer weer; hij was de belichaming van de beschrijving ‘lang, donker en knap’. Nu ze hem te pakken had, was ze niet van plan hem snel weer los te laten. Hij was de perfecte vangst, de perfecte man. Attent en liefdevol in bed, bereid om een paar risico’s te nemen en niet bang om zijn gevoelens te tonen. Hij snurkte niet eens. Wat een combinatie.
En hij was bezig aan haar gehecht te raken. Dat kon ze voelen. Elke blik, elke aanraking, schreeuwde: ‘Je bent van mij, vrouw!’ Daar kreeg ze een warm gevoel van. Ze moest toegeven dat ze hem al op de eerste dag had doorgrond. Hij was iemand die mensen redde, een ridder op het witte paard, een man die vrouwen niet kon zien huilen, die aangetrokken werd door kwetsbaarheid. Ze hoefde het slechts nog even vol te houden, dan zou ze hem aan de haak hebben en hoefde ze verder niets meer te doen.
Tot voor kort had ze er nooit echt over nagedacht om zich te settelen met één man, of met één vrouw. Het leek… een interessant idee. Eén persoon, levenslang. Ze vroeg zich af hoelang het werkelijk zou duren.
Misschien zou ze op een andere afdeling moeten gaan werken als ze trouwden, maar dat was geen probleem. Ook op andere gebieden zou ze zich gemakkelijk kunnen bewijzen. Daarbij zou het misschien niet eens nodig kunnen zijn: Baldwin zou hoogstwaarschijnlijk uit het team gepromoveerd worden. Hij was te goed in zijn werk, te deskundig, te grondig. Het etiket directeur stond zowat op zijn hoofd geplakt. O, de macht die hij zou hebben. En zij zou naast hem staan, de perfecte partner.
Ze zouden wel een nieuw huis moeten kopen. Zijn appartement was niets om over naar huis te schrijven. Er waren genoeg leuke buitenwijken ten noorden van Richmond, zonder dat je ver hoefde te reizen. En ze zouden beslist een woning in DC nodig hebben, bij voorkeur in Georgetown, zodat ze kon buurten bij de echt rijken. De macht lag in DC, dat was de reden dat de FBI haar in eerste instantie zo had aangetrokken.
O, het was zo prettig om eindelijk bij hem te zijn. Ze was zo voorzichtig geweest, zo subtiel. En hij had altijd zo triest gekeken. Maar op dit moment, ondanks de afgrijselijke zaak waaraan ze werkten, leek hij bijna opgewekt. Bijna gelukkig.
Toen Baldwin haar kantoor binnen liep, schonk hij haar een hartverscheurende grijns. ‘Raad eens wat we hebben?’ zei hij.
‘Herpes?’
Zijn wenkbrauwen optrekkend, bleef hij staan. ‘Wat?’
‘Ik maak een grapje, sufferd. Wat hebben we?’
‘O. Mijn god, Charlotte, dat was verre van grappig. Goldman heeft net gebeld. Het huiszoekingsbevel voor Arlen is net vijf minuten geleden ondertekend. De Kilmeades hebben toegegeven dat Arlen regelmatig contact met hun dochter heeft gehad. Dat is een overtreding van de voorwaarden van zijn proeftijd, en dat was genoeg voor de rechter. We zijn binnen.’