Hoofdstuk 45

 

 

Quantico

18 juni 2004

Baldwin

 

De telefoon maakte Baldwin wakker. Hij zag het nummer en vloekte. Goldman. Hij bracht de telefoon naar zijn oor en probeerde heel alert te klinken. Het was pas 06.00 uur.

‘Met John Baldwin.’

‘We hebben haar gevonden.’

Vier kleine woordjes. Baldwins hart sloeg over. Ze hadden weer gefaald. Voor de zesde keer hadden ze gefaald.

 

Het bos was stil. De regen had het pad modderig gemaakt. Het was moeizaam lopen. De vogels wisten dat ze eraan kwamen en waren stilgevallen, na een hoop gefladder van vleugels en waarschuwend gekrijs. Het enige wat Baldwin kon horen, was het geluid van de voeten van zijn team op het grindpad, waarbij de zachte laag gevallen bladeren elke stap dempte. De cyclus van het leven was altijd het duidelijkst voor hem wanneer hij door bomen omringd was. Het maakte niet uit in welk seizoen, er viel altijd wel iets op de grond, waaruit dan weer nieuw leven ontstond.

Achter hem liep Charlotte te hijgen. Ze waren nu al bijna een uur heuvelopwaarts aan het lopen, en ze begon buiten adem te raken. In ieder geval had ze laarzen aangetrokken, hoewel hij kon zien dat ze gloednieuw waren, en hij durfde te wedden dat ze nu een aantal zeer indrukwekkende blaren had ontwikkeld. Hij had haar nog nooit iets anders zien dragen dan torenhoge hakken. Behalve als ze blootsvoets was, natuurlijk.

Hij wierp een blik over zijn schouder. Haar rode haren golfden uit een paardenstaart, en hij voelde zijn adem stokken toen hij dacht aan hoe dat haar over zijn dijen uitgespreid had gelegen. Deze week had ze elke nacht in zijn huis doorgebracht, en hij begon het fijn te vinden om niet alleen wakker te worden. Ze was naast een minnares ook een toeverlaat geworden, en hij wist dat hij er tot over zijn oren in zat. Op de achtergrond hadden de twee helften van zijn hersenen geredetwist, waardoor er een soort ruis was ontstaan als van een radiostation dat buiten bereik ligt. Hij had heel hard geprobeerd het gekrakeel te negeren, maar in de stilte van het bos kon hij het niet uitschakelen. Ze wilde op een andere afdeling gaan werken, zodat ze samen konden zijn. Die gedachte joeg hem angst aan. Hij was er nog niet klaar voor.

In vredesnaam, het is gewoon seks. Waarom doe je er zo moeilijk over?

Ik ben te lang alleen geweest. Daarom. Ik zou te gewend kunnen raken aan de situatie, en je weet maar nooit waar dat toe leidt.

Dat zijn je hormonen die je daar hoort. Ze is het waard dat je haar lekker vindt. Ze zou je zelfs wel eens aardig kunnen vinden, stomkop. Heb je daar ooit bij stilgestaan?

Dat had hij niet. Niet echt. Hij had gewoon aangenomen dat hij een middel was, een sport op haar carrièreladder. Stel dat hij het mis had? Stel dat ze echte gevoelens voor hem had? Stel dat hij echte gevoelens voor háár had?

Richt je aandacht weer op de zaak, verdorie. Je staat op het punt een dood meisje te zien. Een meisje dat werd vermoord omdat jij het te druk had met Charlotte neuken om de moordenaar te pakken.

Hij haalde diep adem, zijn ademhaling synchroniserend met het briesje dat door de geurige pijnbomen stroomde. Het door de dikke takken gefilterde zonlicht kleurde het pad goud. Lichamelijk gezien was hij prima in orde. De afgelopen paar maanden had hij getraind voor de Marine Corps Marathon, en hij was in zijn leven nog nooit zo fit geweest. Emotioneel gezien misschien niet, maar dat was een ander verhaal.

En hij was nog nooit zo zeker geweest van zijn intuïtie. Harold Arlen was hun dader. Hij was de Clockwork Killer. Elke politieagent, elke buur, elke journalist, iedereen dacht dat Arlen het had gedaan. De foto’s op zijn computer, zijn interacties met Evie Kilmeade, alles wat hij deed had hen tot die conclusie geleid.

Toch was er nog steeds nul fysiek bewijs voor. Ze hadden geen sperma, speeksel, haar, bloed, epitheelweefsel of vingerafdrukken. Niets. Hij had de voorwaarden van zijn proeftijd geschonden, maar bij de voorgeleiding had de rechter hem vreemd genoeg op borgtocht vrijgelaten.

Een beetje redelijke strafpleiter zou gehakt van hun zaak maken, en dat wist Arlen. Hij had zijn sporen verrekte goed uitgewist.

Baldwin had het gevoel dat hij Harold Arlen had leren kennen, beter dan hij de meeste daders had gekend die hij achterna had gezeten. Kilmeade had gelijk. Op het eerste gezicht was Arlen een modelvoorbeeld voor bekeerde zedendelinquenten. De mooiste zet die hij had gedaan, was dat hij meehielp een groep gelijkgezinden op het rechte pad te brengen, via een twaalfstappenprogramma dat speciaal voor hen was ontworpen. Niemand kon echter in zijn hoofd kijken, in die kleine akelige hoekjes waar zijn intiemste verlangens zich bevonden. Tijdens het verhoor had Baldwin er een paar glimpen van opgevangen, toen Goldman een zenuw had geraakt en Arlen daarop gereageerd had. Maar voor het grootste gedeelte hadden de beschuldigingen Arlen niet geraakt, en had hij slechts zijn hoofd zitten schudden, af en toe zijn ‘sponsor’ aanhalend.

Ze lieten hem vierentwintig uur per dag in de gaten houden, volgden alles wat hij deed. Toch waren ze hier, diep een bos in lopend om het lichaam te bekijken van het laatste kleine meisje dat vermoord was, precies een week eerder. Met de regelmaat van een Zwitsers uurwerk: de Clockwork Killer.