Hoofdstuk 48
Noord-Virginia
18 juni 2004
Baldwin
Kaylie Fields was kleiner dan de anderen. Voorzichtig neergezet tegen de voet van een boom, werd ze door de touwen in een liefdevolle omhelzing vastgehouden. Haar haren zaten tegen haar gezicht geplakt; ze had hier tijdens het onweer gelegen, net waar hij bang voor was geweest.
Hevig verdriet welde in hem op. Als kind was hij bang geweest voor onweer; hij vroeg zich af of dat ook voor haar had gegolden. Maar dat was een stomme gedachte. Voordat het onweer was losgebarsten, was ze al lang dood geweest en aan de boom vastgemaakt. Voor haar was het niet mogelijk om bang te zijn, niet meer. En daarbij, wat was een kleine donderbui vergeleken bij een ontvoering, in elkaar geslagen en vermoord worden? Haar benen waren duidelijk gebroken, een wrede daad. Baldwin nam aan dat die bijna meteen na de ontvoeringen plaatsvond, zodat de slachtoffers niet weg konden rennen.
Baldwin hoorde dat een van de kerels van Fairfax County kokhalzend weg strompelde. Zijn eerste lijk, waarschijnlijk, of zijn eerste dode kind. Kaylie leek vredig te slapen, een beeld dat slechts verstoord werd door de lichte rode vlek op haar naakte bovenlichaam en de vreemde hoek van haar onderbenen. Door het borstbeen gestoken, net als de vorige vijf meisjes.
De Clockwork Killer had weer toegeslagen.
Toch waren er ook een paar verschillen met de andere moorden. Bijvoorbeeld de afstand tot de eerdere plekken waar de meisjes waren gedumpt. De eerste vijf slachtoffers waren net naast het wandelpad gevonden. Kaylie lag diep in het bos, achtergelaten als de overblijfselen van een kampeertochtje. Ze zouden haar niet zo snel gevonden hebben als de ouders niet een telefoontje hadden gekregen waarin de plek gedetailleerd beschreven werd. Nog een wijziging in de modus operandi: het telefoontje was gedaan in een telefooncel in een donkere steeg in het centrum van DC, waarschijnlijk door de moordenaar zelf, of door iemand die hij betaald had om dat voor hem te doen. Ze hadden zonder succes de videobanden van auto’s bestudeerd die het park in en uit reden. Nog steeds hadden ze geen idee hoe de lichamen het park in werden vervoerd.
Nog nooit had hij een zaak gehad waar hij zo weinig controle over had.
Charlotte zuchtte diep.
Toen Baldwin zich omdraaide, zag hij dat ze aantekeningen maakte. ‘Het is anders,’ zei hij.
‘Het is hem,’ was haar reactie. ‘Hij laat ons gewoon naar zijn pijpen dansen.’
De dag was er daarna niet beter op geworden.
Het onderzoek van de technische rechercheurs had geen resultaat opgeleverd. Er was geen bewijsmateriaal gevonden, noch op Kaylies lichaam, noch op de plek waar ze was achtergelaten. Het onweer had het microscopische bewijsmateriaal weggevaagd dat ze anders misschien hadden kunnen vinden. Baldwin liet hen de aarde rond het lichaam meenemen, in de hoop dat ze iets in de alluviale sedimenten konden vinden dat hen in de juiste richting zou wijzen. Geen van de Great Falls Park Rangers had iets gezien. De videocamera’s bij de ingang van het park hadden een heleboel in- en uitgaande auto’s opgenomen, maar die konden allemaal worden achterhaald. Het was alsof de moordenaar naar binnen was gevlogen, het lichaam had gedropt en weer weggevlogen was.
Natuurlijk was dat niet het geval. Hij was hier geweest. Maar hoe? Ze hadden Arlens huis voortdurend in de gaten gehouden. Gedurende de afgelopen nacht was er niemand naar binnen of naar buiten gegaan. Hij moest het lichaam gedumpt hebben voordat ze hem waren gaan observeren. Dat was de enige verklaring.
Helaas was een nieuwe ronde verhoren met Harold Arlen voorkomen door de dure advocaat – onder contract bij het hoofdbureau van Arlens twaalfstappenorganisatie – die met veel ophef had verklaard dat Arlen onevenredig onder druk werd gezet. Hij had hun eigen werk tegen hen gebruikt; zij hielden zijn huis in de gaten en wisten dus dat hij niet had kunnen vertrekken om ergens een lijk te dumpen. Voeg daar nog het nare probleempje aan toe van het gebrek aan fysiek bewijs. De foto’s op de computer waren niet genoeg. Arlen hield vol dat hij niet wist hoe ze daarop gekomen waren, en als dit tot een rechtszaak zou komen, zou de strafpleiter kunnen beweren dat de foto’s er door iemand anders opgezet waren, of per ongeluk waren gedownload. Er hoefde maar één jurylid te zijn die dat geloofde, en pats, geen zaak meer. Zonder verder bewijsmateriaal hadden ze echt niet genoeg.
De media leken er steeds minder vertrouwen in te krijgen; de beschuldigingen vlogen in het rond. Maar als het patroon zich voortzette, zou er die avond weer een meisje verdwijnen.
Het was al laat toen Baldwin het team naar huis liet gaan om uit te rusten, alsof dat mogelijk was. Charlotte en hij bleven nog een tijdje op kantoor wachten. Toen er geen telefoontje kwam, ontspanden ze zich een beetje, en Baldwin besloot dat ze maar iets moesten gaan eten en opladen, om morgen fris weer te kunnen beginnen. Slaap was deze week zijn vijand geweest. Hij liep op cafeïne en afhaalmaaltijden, en zijn lichaam begon in opstand te komen. Daar kwam Charlotte dan nog bij, die hem besprong zodra ze een paar minuten voor zichzelf hadden. Hoe intens en krachtig de seks ook was, hij raakte bekaf door alle druk. Er lag nu iets van vertwijfeling in de manier waarop ze de liefde bedreven, gekoppeld aan onzekerheid. Hij begon het gevoel te krijgen dat Charlotte het bloed uit hem zou zuigen als ze de kans kreeg.
Toch lag hij hier weer, naar adem snakkend op het bed.
Charlotte ijsbeerde door de slaapkamer. Ze was naakt. Elke keer als ze zich omdraaide, zwierden haar haren om haar heen. ‘Hij is het, verdomme. We weten dat hij het is. Er moet daar iets zijn. Iets wat alles verklaart. Waar houdt hij ze vast? Hoe verdwijnt hij zo gemakkelijk met hen? Iedereen houdt hem in de gaten. We hebben nu al dagenlang agenten voor Arlens deur staan. Hij kan met geen mogelijkheid zijn huis uit geslopen zijn zonder dat we dat hadden gemerkt. We hebben met een verrekt spook te maken.’
‘Hij is geen spook. Hij is van vlees en bloed en staat recht voor onze neus. We zien alleen iets over het hoofd.’
Met haar kleine witte tanden tot een grimas ontbloot, wendde ze zich tot hem. ‘Wat zouden we over het hoofd hebben kunnen zien? We zijn in zijn huis geweest. We houden hem in de gaten. Hij is de enige bekeerde pedofiel die ik ooit heb gezien.’
‘Precies. Dat is wat er mis met hem is. Hij is te perfect. Hij zál een fout maken, Charlotte. We hebben niet veel tijd meer, klopt, maar hij zal een fout maken.’
‘Hoeveel meer meisjes moeten er nog sterven voordat wij uitpuzzelen wat die fout is, Baldwin?’ Haar stem stokte.
Kwetsbaarheid was een eigenschap die hij nooit gedacht had bij haar te zien. ‘Kom hier,’ beval hij.
Gehoorzaam liep ze naar het bed. ‘Nog een keer,’ zei ze, zwoel, eisend.
Bijna was hij in lachen uitgebarsten. ‘Charlotte, ik ben maar een man. Ik denk echt niet dat het me lukt –’
Ze bewees nogmaals dat hij ongelijk had.