Hoofdstuk 19
Nashville
10.00 uur
Hillsboro High School had weinig van de charme van de vele privéscholen in de stad. Vanwege de kleine raampjes en het traliewerk leek de school op een fabriek uit de jaren zestig. De gymzaal – vuilwitte bakstenen met groene accenten – lag dicht bij de weg; de school zelf lag er iets verder vanaf.
De atmosfeer was triest, alles voelde leeg aan. Zelfs voor een zaterdag was de hele omgeving gewoonweg uitgestorven.
Ze gingen het gebouw binnen, en het viel Taylor onmiddellijk op hoe klein alles leek. Toegegeven, het was alweer een tijdje geleden dat ze hier voor het laatst was geweest, tijdens een escapade met een jongen die duidelijk niet op een privéschool zat. Ze was met hem naar een of ander bal gegaan – een feest in de gymzaal met, zoals gebruikelijk, veel papier-maché, rozen en met de hand beschreven banieren – waar ze zich zo had verveeld dat ze zijn telefoontjes daarna niet meer had beantwoord. Het enige wat ze zich nog van hem kon herinneren, was zijn voornaam, Edward, en dat hij een motor had, want dat was de reden geweest waarom ze met hem was uitgegaan.
Niets van de school zag er hetzelfde uit naar haar gevoel. Ze haalde haar schouders op; het was twintig jaar geleden dat ze voor het laatst binnen was geweest.
Er verscheen een bundeltje grijsharige energie, die haar gerimpelde hand naar hen uitstak. ‘Inspecteur Jackson? Ik ben Cornelia Lansberg. Bedankt dat u gekomen bent.’
‘Aha, u bent de directrice. Mooi. Prettig kennis met u te maken, ma’am. Dit is rechercheur Renn McKenzie. Hij zal vandaag samen met mij de gesprekken voeren.’
Landsberg was hen al in de richting van haar kantoor aan het dirigeren.
Onwillekeurig kreeg Taylor het gevoel dat ze iets verkeerds had gedaan. Aan de blik die McKenzie haar toewierp, zag ze dat hij aan haar lichaamstaal had gezien wat er door haar heen ging: de vrees voor een gesprek in het kantoor van een schoolhoofd? Ze kuchte, haar glimlach achter haar hand verbergend.
Landsberg ging hen voor, de rust van het kantoor in, dat eruitzag als duizenden andere kantoren op scholen waar Taylor was geweest. Het rook er echter niet zoals het hoorde. Taylor associeerde het kantoor van een school nog steeds met de inktachtige geur van stencilmachines, ook al was men, tegen de tijd dat zij op Father Ryan in de eindexamenklas had gezeten, overal al overgeschakeld op computers.
Er hingen posters van mascottes aan de muren, waarmee de leerlingenraad en het basketbalteam werden aangemoedigd. Een jonge brunette, hoogstwaarschijnlijk een onderwijsassistente, zat achter de receptie iets vaags te doen. Landsberg negeerde haar en leidde hen door een massief houten draaihekje naar de plek vanwaar uit gepoogd werd de tieners onder controle te houden.
‘Gwen Woodall en Ralph Poston komen hiernaartoe. Zij zijn onze leerlingbegeleiders. Ze hebben alle dossiers over probleemleerlingen tevoorschijn gehaald.’ Ze stond stil en draaide zich om, Taylor opnemend met roodomrande kraaloogjes. Het viel Taylor op hoeveel de vrouw op een kleine duif leek.
‘We houden onze kinderen goed in de gaten, inspecteur. Na Columbine zijn alle scholen zeer oplettend wat probleemkinderen betreft. Het is jammer dat ik moet zeggen dat we een zorgplan hebben om met precies zo’n situatie als deze om te kunnen gaan. Leerlingen zijn vandaag naar de school gekomen om ondersteund te worden. Ze zijn nu in de gymzaal en praten met hulpverleners. Het is goed voor ze om bij elkaar te zijn, hun emoties te kunnen delen. Het vermindert hun verdriet en angst natuurlijk niet, maar het helpt wel om te weten dat anderen dezelfde gevoelens hebben. Denkt u dat een leerling hiervoor verantwoordelijk zou kunnen zijn?
‘Ik wilde dat we dat met zekerheid konden bevestigen, ma’am. Op dit moment proberen we gewoon informatie te verkrijgen. Er is één leerling waar we het vooral over moeten hebben: een jongen uit de onderbouw, genaamd Thor.’
‘Thor? Ik kan niet zeggen dat ik die naam ooit heb gehoord. Heeft u een achternaam?’
‘Nee, ik weet alleen dat hij drugs aan leerlingen verkoopt.’
‘Drugs?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ze vinden altijd een manier om eraan te komen, hè? In mijn dagen was het marihuana, en de leraren rookten het samen met de leerlingen. Nu hebben we een zerotolerancebeleid ten opzichte van dat soort dingen, maar er gaan geruchten rond. Het lijkt erop dat we ze niet meer kunnen beschermen, ze niet meer kunnen afschermen. Ze hebben allemaal hun MySpace-pagina’s, Facebook, Twitter en sms’jes. Ze hebben hun eigen taal. Onze afdeling Engels had afgelopen week een vergadering om te bespreken of ze een aantal van de jargonafkortingen in het curriculum moesten opnemen, aangezien ze het gebruik ervan toch niet kunnen tegenhouden. Daar hebben we tegen gestemd, natuurlijk, maar we zijn bereid om te doen wat we kunnen om de leerlingen te bereiken. Ik heb zelf een Twitteraccount, en alle leerlingen hebben mijn telefoonnummer. Ze worden aangemoedigd me te sms’en wanneer ze daar de behoefte aan hebben. Maar drugs… Die tolereer ik niet. Wanneer we ze daarmee betrappen, worden ze onmiddellijk van school gestuurd. O, we zijn er.’
Ze opende de deur naar de lerarenkamer. Er hing een heel vage geur van sigarettenrook. Aangezien Landsberg in de verte iets van een hippie had, kon Taylor zich voorstellen dat ze niet moeilijk deed als een van haar docenten deze ruimte voor een rookpauze gebruikte. Beter om het te verbergen dan de docenten in overtreding naar buiten te sturen, waar ze door de leerlingen gezien konden worden. Ze was ervan overtuigd dat er een of andere regel bestond die roken op schoolterreinen verbood, maar zolang staatsvertegenwoordigers stiekem een sigaretje konden opsteken in een ruimte van de staat, was ze er zeker van dat docenten er af en toe ook mee weg konden komen.
Doe wat ik zeg, niet wat ik doe. De les die ze had geleerd van elke volwassene in haar leven, en met name van haar vader. Ze slikte de woede weg die oprees bij de gedachte aan Win Jackson, opgesloten in een federale gevangenis in West-Virginia, en aan de afwezigheid van haar moeder, Kitty, die zich op dat moment al bijna een jaar in Europa bevond met een man die Taylor nooit had ontmoet. In die tijd hadden ze elkaar slechts één keer gesproken, toen Taylor haar had gebeld om haar te vertellen dat ze Win had laten arresteren. Haar moeder had zowel boos als berustend gereageerd.
‘Het is zo beschamend, Taylor. Wat zullen mijn vrienden daar niet van vinden?’
Taylor had boos geantwoord: ‘Wat zullen ze van jou vinden, moeder, rondhuppelend met de een of andere playboy met wie je geen echte relatie hebt?’
Kitty had opgehangen, en dat was dat geweest.
Landsberg was bezig iedereen voor te stellen. Taylor richtte haar aandacht weer op de lerarenkamer.
‘Gwen Woodall, Ralph Poston, dit is inspecteur Taylor Jackson en rechercheur Renn McKenzie. Ik ga jullie even verlaten, omdat ik bij de leerlingen in de gymzaal wil gaan kijken. Bel me als jullie iets nodig hebben.’ Ze tikte op haar mobiele telefoon, die in een plastic hoesje aan haar riem zat, en liep de kamer uit, de deur achter zich sluitend.
‘Ga alstublieft, zitten,’ zei Poston, naar de stoelen tegenover hen gebarend. ‘We hebben de ochtend doorgebracht met het doorbladeren van dossiers en praten. Dit is gewoon… gewoon…’ Hij stikte in zijn woorden.
Zijn collega kwam hem te hulp en legde een hand op zijn arm. ‘Het is oké, Ralph. Krop je gevoelens niet op.’
Hij begon te snikken, en Woodall schonk Taylor een verontschuldigend glimlachje. ‘Het heeft ons allemaal erg geraakt, zoals u zich kunt voorstellen. Ga zitten. Ga zitten. We hebben een lijst met namen van sommige jongens met wie we de laatste tijd problemen hebben gehad.’
Taylor en McKenzie namen plaats aan de tafel, waarna Taylor haar notitieboekje opende. ‘Alstublieft, vertel ons wat u heeft.’
‘Goed.’ Woodall overhandigde Poston een papieren zakdoekje. ‘Rustig maar, Ralph. Het komt allemaal in orde.’
De man nam het aan en snoot zijn neus, een luid toeterend geluid als van een gans die gewurgd wordt. Taylor beet op haar lip om niet in lachen uit te barsten.
Woodall leek ook moeite te hebben om niet te gaan giechelen. Taylor mocht haar meteen. Ze had een snelle glimlach, steil bruin haar tot net onder haar kin en sproeten op haar neus. Ze leek meer op een student dan een psychologe. Over de tafel schoof ze een stapel papieren naar hen toe.
‘We zijn door de dossiers gegaan en hebben al onze leerlingen eruit gehaald die narcistische en psychopathische persoonlijkheidskenmerken hebben. Helaas is het aantal, aangezien we het over tieners hebben, vrij groot. Ik heb de gegevens vergeleken met die van leerlingen die vanwege drugs in de problemen zijn gekomen en heb vijftien namen gevonden. Ze staan op de tweede bladzijde.’
Taylor bladerde door de dossiers. Grote boze ogen drongen haar hersenen binnen, gezichten die opstandigheid, angst of minachting uitstraalden. Velen ervan waren zwart; slechts een paar waren blank, en er was één Aziatische jongen, mogelijk een Vietnamees. Stuk voor stuk zagen ze er verloren uit. Ze gaf de documenten door aan McKenzie.
‘Hoe zit het met bedreigingen tegen de school gericht, of tegen andere leerlingen? We hebben gehoord dat er in de afgelopen weken een bedreiging zou kunnen zijn geuit tegen de leerlingen die zijn vermoord.’
Woodall keek naar haar handen. ‘U weet hoe het is, inspecteur. We hebben metaaldetectoren bij de deuren en een beveiligingsagent die door de gangen patrouilleert. Pesterijen en intimidatie zijn schering en inslag onder de leerlingen. Dat valt bijna niet in de gaten te houden. Onze leerlingenpopulatie is heel divers, verschillende etnische achtergronden, van rijk tot arm, uit harmonieuze gezinnen of opvangcentra. Er ontstaan rivaliteiten en afscheidingen in de verschillende klieken. De laatste tijd hebben we een paar aan bendes gerelateerde kwesties gehad, en ik ben er zeker van dat u de geruchten heeft gehoord dat de recente inbraken door een bende van Hillsboro zijn gepleegd. Maar we doen ons best.’
Taylor had daar inderdaad over gehoord. In de afgelopen maand waren drie verschillende gezinnen door een groep jonge zwarte mannen gegijzeld geweest, beroofd en vervolgens gedwongen te rijden naar pinautomaten in de omgeving, waarbij ze elke keer geld op moesten nemen. Tot nu toe had ze er niets mee te maken gehad: geen fysiek geweld, en godzijdank geen moorden. De afdeling Overvallen had zijn handen vol aan het opsporen van de daders in die zaken.
Poston liet zijn tissue zakken. ‘Wij denken niet dat het een van onze leerlingen is, maar natuurlijk willen we altijd graag het beste van hen denken.’
‘Natuurlijk,’ zei McKenzie. ‘Volgens mij is de persoon naar wie we op zoek zijn, extreem verlegen. Hij zou niet in het openbaar met andere leerlingen ruziën maar op een stille manier boos zijn. Hij heeft goede cijfers, maar zegt in de les niet veel. Hij heeft niet veel vrienden, misschien een of twee, meisjes of jongens die net als hij zijn. Hij kan religieus zijn of zich heel bewust isoleren van de rest van de leerlingen. Wachters, we zijn op zoek naar de Wachters.’
Taylor trok een wenkbrauw naar hem op. Dát zouden ze begrijpen.
Poston schudde zijn hoofd. Het gebaar deed Taylor denken aan een van Christopher Robins vrienden, Iejoor.
‘U heeft net de helft van onze jongens beschreven. De andere helft bestaat uit de populaire gasten die zich met sport en meisjes bezighouden,’ zei hij.
‘Hoe zit het met de goths?’ vroeg Woodall. ‘Ik hoorde iets over pentagrammen. Dat zou bij hen kunnen passen.’
‘Een pentakel,’ verbeterde McKenzie. ‘Pentagrammen zijn een geometrisch symbool, een eenvoudige ster. Pentakels zijn sterren in een cirkel. Zijn er hier leerlingen op school die zich met het occulte bezighouden?’
‘O, zeker. De goths maken heel duidelijk dat ze anders zijn, vullen hun schriften met vreemde tekeningen, schrijven sombere gedichten. Van tijd tot tijd worden ze lastiggevallen, maar ze slagen erin zich afzijdig te houden. We hebben een strikt beleid tegen make-up, we willen ze niet stimuleren om heel anders over te komen dan hun leeftijdgenoten. Maar ze vormen duidelijk een groep, volgen ook een aantal van dezelfde lessen.’
‘Wie behoren er tot die goths?’ vroeg Taylor. ‘En staan sommigen van hen in de dossiers die jullie voor ons hebben uitgezocht?’
Woodall bladerde door de pagina’s alsof ze haar geheugen wilde opfrissen, hoewel Taylor het gevoel had dat ze de dossiers van voor tot achter kende. ‘Gek genoeg, geen van hen. Ze zijn allemaal zo triest, maar geen van hen zouden we als bedreigend bestempelen. We proberen ervoor te zorgen dat ze zich meer openstellen, maar ze zijn heel afstandelijk, wensen geen onderdeel van iets uit te maken.’
‘Weten jullie iets af van een jongen die drugs zou kunnen verkopen aan de jongens van de bovenbouw, vooral aan degenen die populair zijn? Hij werd beschreven als klein met blond haar, mogelijk vernoemd naar een stripfiguur, zoals Thor.’
‘Thor?’ Even keek Woodall heel verbaasd. ‘Zou dat Thorn kunnen zijn? Die naam heb ik gehoord. Maar ik kan me niet herinneren waar. Ralph, weet jij er iets van?’
‘Ik dacht dat het een codewoord was om de klas uit te kunnen komen: een doorn uit je vlees trekken.’
Deze keer draaide Woodall openlijk met haar ogen. ‘Nee, ik kan me duidelijk herinneren dat ik vorige week een gesprek opving over een jongen die Thorn heette. Het waren twee leerlingen uit de bovenbouw… Mijn hemel, het waren Jerrold King en Brandon Scott. Ze waren ruzie aan het maken. Ik kwam ertussen, voordat ze hun vuisten gingen gebruiken. Maar ik zou bij god niet weten waar ze zo kwaad over waren.’
‘Enig idee wie dat wel zou kunnen weten?’
Woodall beet op haar lip. ‘U kunt het aan hun vrienden vragen. Maar nadat ik ertussen was gekomen, liepen ze allemaal weg, en ik heb er verder niet bij stilgestaan. Jongens blijven nou eenmaal jongens.’
Taylor maakte een aantekening dat ze vragen moest stellen over de ruzie. Naar haar smaak was dit te toevallig.
‘We zouden graag een lijst krijgen van de leerlingen die u als goths bestempelt,’ zei McKenzie.
‘Natuurlijk. Ik zal hem voor u laten opstellen.’
‘Bedankt. Had een van de leerlingen die zijn vermoord problemen met een klasgenoot? Veel ruzie, dat soort dingen? En weet u iets af van drugs op het schoolterrein?’
‘We mogen, wanneer we dat willen, alle kluisjes doorzoeken, en daar vinden we van alles. Drugs zijn er altijd: marihuana, xtc en dat soort spul.’
Taylor leunde voorover. ‘Kunt u zich herinneren in welk kluisje u de laatste keer xtc heeft gevonden?’
Woodall liep naar de dossierkast en haalde er een manilla map uit. Ze sloeg hem open en ging erdoorheen, er de tijd voor nemend. Net op het moment dat Taylor onrustig werd, veronderstellend dat dit nergens toe zou leiden, draaide Woodall zich met een glimlach om.
‘Vorige week hebben we een jongen van school gestuurd. Hij was in het bezit van pillen. Dat verbaasde me. Het was zo’n lieve jongen. Hij beweerde dat ze van zijn moeder waren en per ongeluk in zijn rugzak terecht waren gekomen. Nu ik erbij stilsta, hij is een van die stille leerlingen over wie u het had.’
‘Hoe heet hij?’ vroeg Taylor.
Woodall klapte de map dicht. ‘Juri Edvin.’