Hoofdstuk 33
Toen ze eenmaal gekalmeerd was, had ze Baldwin ertoe gedwongen zijn vriend bij de FBI in Noord-Carolina terug te bellen, zodat ze rechtstreeks met hem kon praten en elk kleinste detail uit de man kon trekken. Ze hadden het aandachtspunt van het onderzoek veranderd en waren nu bezig de man op te sporen die ze alleen als de Pretender kenden, in de hoop dat ze Fitz in één stuk terug zouden vinden, in plaats van in twintig.
‘We hebben er een goed team op zitten, ma’am. We beloven dat we hem zullen vinden, ma’am. Het spijt ons dat we een tijdje in de verkeerde richting hebben gezocht, ma’am.’
Ze moest hen geloven. Baldwin had haar verzekerd dat zijn vriend erg goed was.
De gedachte aan Fitz die pijn leed, gemarteld werd, maakte dat ze het wilde uitschreeuwen, haar haren uit haar hoofd wilde trekken. Maar dat zou niets oplossen. Het zou hem niet terugbrengen.
Baldwin, nog steeds aan de andere kant van de lijn, zweeg en liet haar nadenken.
‘Vertel me dat citaat uit Exodus nog een keer,’ zei ze.
‘Exodus hoofdstuk eenentwintig, vers drieëntwintig tot vijfentwintig: “Maar indien er een ander letsel is, zult gij geven leven voor leven, oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet. Blaar voor blaar, wond voor wond, striem voor striem”.’
Ze kreunde zacht. ‘Hij gaat hem vermoorden.’
‘Ik weet het niet, Taylor. Het vers stopt daar niet. “Wanneer iemand het oog van zijn slaaf – of het oog van zijn slavin – raakt, en het vernielt, zal hij hem om zijn oog vrijlaten”.’
‘Wat bedoel je? Denk je dat hij is vrijgelaten? Waar is hij dan? Waarom heeft hij geen contact opgenomen?’
‘Ik weet niet wat ik moet denken, Taylor. De Pretender is nog steeds helemaal op jou gefixeerd, dat is zeker. Hij doet dingen waarvan hij weet dat ze je direct zullen raken.’
‘Ik moet me concentreren op deze moorden in Nashville. Maar zodra ik daarmee klaar ben, ga ik meedoen met de jacht.’
‘Denk je dat dat slim is, Taylor? Deze mensen weten echt wel wat ze moeten doen.’
‘Ik zal ze heus niet in de weg gaan lopen. Ik ben ook een handhaver van de wet, ik ken de protocollen. Ik kan helpen.’
Baldwin zuchtte diep. ‘Taylor, dat wil hij juist. Dat is nou precies waar de Pretender op rekent. Hij kent je, kent je veel te goed. Hij weet dat als hij met een stukje aas naar je hengelt, je onmiddellijk toehapt.’
Haar borst verkrampte, en de frustratie deed haar maag samentrekken. Ze wist dat zij hiervoor verantwoordelijk was, dat zij degene was waardoor Fitz nu pijn leed. Het was haar fout. Daar hoefde ze niet aan te worden herinnerd.
‘Dat is een stoot onder de gordel, Baldwin.’
‘Zo bedoelde ik het niet. Als jij het was, en de politie stukken van je lichaam vond, denk je dan niet dat ik hetzelfde zou doen? Ik zou hem opsporen en de schoft aan stukken scheuren. Maar jij kunt dat niet doen. Jij bent zijn doelwit. Jij bent waar hij op uit is. We moeten ervoor zorgen dat je in Nashville blijft. Op je eigen stek, met je eigen manschappen achter je. Als je er in je eentje opuit gaat, ben je kwetsbaar.’
‘Zo kwetsbaar ben ik nou ook weer niet, Baldwin. Ik heb een wapen. Ik weet hoe ik moet vechten.’
Hij verhief zijn stem. ‘Op onze trouwdag wist je ook hoe je moest vechten, en wat heeft dat je opgeleverd? Je werd vastgebonden op een bebloede stoel achtergelaten in een pakhuis in New York.’
Ze kon hem bijna zijn tanden horen knarsen, de scherpe woorden inslikkend die hij nooit meer terug zou kunnen nemen. Haar eigen woede rees ongewild naar boven.
‘Hoe durf je mij dat kwalijk te nemen! Ik was toen niet op mijn hoede. Wie zou dat wel zijn? Ik had een verrekte trouwjurk aan en stond op het punt met jou in het huwelijk te treden.’ Ze had het warm en was razend. Deze discussie hadden ze nog nooit eerder gevoerd. Ze had niet geweten dat hij haar als zwak beschouwde, omdat ze zich had laten pakken.
‘Ik weet het, Taylor. Mijn god, ik weet het. Als ik er niet was geweest, zou niets van dit alles gebeurd zijn.’
‘Doe niet zo dom. Jij was daar de oorzaak niet van, net zomin als ik dat was. Het ging om een bepaalde situatie, en die heb ik niet goed aangepakt. Geloof me, die fout zal ik nooit meer maken.’ Zodra ze de woorden had uitgesproken, had ze er spijt van. ‘Dat bedoelde ik niet zo,’ zei ze, zachter nu. ‘Ik bedoel dat ik altijd op mijn hoede zal zijn, altijd naar hem uit zal kijken.’
‘Wil je dus nog steeds met me trouwen?’
Ze probeerde haar ademhaling tot rust te brengen. ‘Natuurlijk. Ik draag je ring toch nog steeds?’
Zijn toon was somber. ‘Ook al breng ik je alleen maar in gevaar? Je bent een moeilijke vrouw om te beschermen, Taylor. Wat ik doe, de mensen met wie ik omga, maken het alleen nog maar moeilijker. Kijk naar Aiden. Als de Pretender hem niet had vermoord, waar zouden we dan zijn?’
‘Ik weet het niet. We zouden –’
‘Nog steeds op de vlucht zijn voor die klootzak!’
Ze deed haar best om normaal te blijven klinken. Dit gesprek zou heel gemakkelijk uit de bocht kunnen vliegen, en dat wilde ze niet, niet nu. Niet over de telefoon, waar ook maar de kleinste verandering in toon verkeerd begrepen kon worden. ‘Hou op tegen me te schreeuwen, Baldwin. Je hebt geen idee waar dat toe had kunnen leiden. Stel je niet het ergste voor en laat mij gewoon mijn werk doen.’
‘Jouw werk is in Nashville, of was je dat vergeten? Daar bevindt je team zich en daar liggen je taken en verantwoordelijkheden, Taylor. Je kunt er niet zomaar vanwege een vage aanwijzing vandoor gaan.’
Met pijn en tranen had Taylor geleerd dat ruzies met iemand van wie je hield bepaalde regels hadden. Zo had ze geleerd dat ze nooit iets moest zeggen wat als eerste in haar op kwam. Of als tweede. Of zelfs als derde. Uiteindelijk haalde ze diep adem, kwam tot bedaren, en zei: ‘Je denkt dat Fitz dood is, hè?’
‘Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat jij, als je hierin meegaat, als je achter hem aan gaat rennen, kunt sterven. En ik kan je niet verliezen, Taylor. Niet op die manier. Niet aan iemand zoals hij.’
‘Ga je me dus verbieden achter hem aan te gaan? Ga je op je strepen staan?’
‘Nee, dat zou ik nooit doen. Maar ik mag het wel vragen, toch? Ik kan je vragen, smeken, om je niet met deze zaak te bemoeien. Om in Nashville te blijven, zodat ik rustiger adem kan halen in de wetenschap dat je omringd wordt door mensen die je zullen beschermen. Het enige wat ik je kan vragen, is om aan mij te denken voordat je iets roekeloos onderneemt. Kun je dat voor me doen, Taylor? Kun je alsjeblieft, alsjeblieft nadenken over wat je gaat doen, voordat je het doet?’
Kon ze dat? Het andere aspect aan liefde, had ze snel geleerd, was dat je eerst aan de ander moest denken en pas daarna aan jezelf en je eigen verlangens. Elke vezel in haar lichaam schreeuwde dat ze in haar auto moest stappen en gaan rijden, naar dat kampeerterrein, om te zien wat er gebeurde, om ervoor te zorgen dat ze alles goed afhandelden. Maar Baldwin had gelijk. De Pretender probeerde haar naar zich toe te lokken, haar uit balans te brengen. Fitz zou niets aan haar hebben, als ze gepakt of vermoord werd.
‘Oké,’ zei ze ten slotte. ‘Oké. Ik blijf hier.’
‘Bedankt,’ was Baldwins reactie, zijn stem nauwelijks luider dan een fluistering. ‘Je weet dat ik alles doe wat in mijn macht ligt om je te beschermen. Je bent mijn eigen hart, Taylor.’
Er begon zich een plas te vormen onder aan de oprit. Een goedkoop reclameblaadje, dat per ongeluk op het verkeerde adres was afgeleverd, dreef in zijn plastic zakje op het water. Ze reed eroverheen, de oprit af, de straat in, met haar ruitenwissers en lichten aan, zonder ook maar iets of iemand op te merken.
Arme Fitz, om als een pion in dit idiote spel gebruikt te worden. De wetenschap dat zij de oorzaak was van zijn lijden, was overdonderend, en ze besefte dat dat precies was wat de Pretender in zijn hoofd had. Het lijden van degenen die zij liefhad, zou de prijs zijn die ze moest betalen, totdat hij aan haarzelf toe was.
Ze haalde McKenzie op bij zijn huis, dankbaar dat hij doorhad dat ze haar gedachten bij andere dingen had. Hij zweeg totdat ze uiteindelijk zelf sprak. ‘Hoever zijn we met deze zaak?’
Hij klapte zijn notitieboekje open. ‘Volgens mij heel ver. We hebben alle spelers. Juri Edvin zal aangeklaagd worden voor de moord op Brittany Carson. Zijn vriendin, Susan Norwood, was op de hoogte van wat hij had gedaan. Ze heeft geprobeerd hem te helpen vluchten. Als we vandaag een bekentenis van hem krijgen over de andere zeven moorden, kunnen we de hele zaak afsluiten.’
‘Ik heb nog steeds het gevoel dat er iets anders aan de hand is.’
‘Zoals wat?’
‘Dit is veel te ingewikkeld voor een tiener om in zijn eentje voor elkaar te krijgen. Ik denk dat we beter naar onze vampier en heks moeten kijken. Marcus heeft een huiszoekingsbevel aangevraagd voor het huis van de vampier. Ik wil zien wat zich daar bevindt.’
‘Ariadne heeft er niets mee te maken,’ zei McKenzie stellig.
‘Hoe weet je dat? Ze is zó vreemd. Hoe weet je dat ze ons niet om de tuin leidt?’
‘Gewoon een gevoel. Ik heb haar gisteravond, toen jij in Vanderbilt was, nagetrokken. Dit is de eerste keer dat ze zich met een politiezaak bemoeit. Ze was een erg invloedrijke figuur in de wiccabeweging, een hogepriesteres die tegelijkertijd als rechter in een disciplinaire commissie fungeerde. Maar een aantal jaren geleden is ze daarmee opgehouden, volgens haarzelf vanwege problemen die ze had met de richting die de religie insloeg.’
‘Dan zou ze rancune kunnen koesteren.’
‘Ik denk van niet. Volgens mij vertelt ze de waarheid.’
‘Jij denkt dat ze gedachten kan lezen en energie op kan roepen?’
‘Dat weet ik niet. Maar ik denk wel dat ze echt gelooft dat ze ons kan helpen. Doe me gewoon een plezier en luister naar wat ze wil vertellen. Ik heb haar gevraagd later op de ochtend naar het bureau te komen.’
Taylor parkeerde de auto, en ze staken samen de straat over. Terwijl ze haar kaart door de gleuf naast de achterdeur haalde, wendde ze zich naar hem toe. ‘Oké, ik vertrouw je.’
Er verscheen een klein glimlachje op zijn gezicht, maar hij zei niets.
Paula Simari zat in het kantoor van de afdeling Moordzaken te kletsen met Marcus Wade toen Taylor en McKenzie naar binnen wandelden. Ze was net goed op gang en maakte wilde gebaren om haar punt te benadrukken. ‘Je kunt altijd zien hoe een man is door hoe hij zijn hond behandelt, Wade. Je hoeft alleen maar te kijken. Trekt hij aan de lijn om hem aan zijn zijde te houden? Trekt hij net een beetje te hard wanneer hij zijn hond traint, of is het gerechtvaardigd? Honden houden van werken, weet je. Ze willen graag een doel hebben, een opdracht. Max weet wat zijn opdracht is, en hij is het gelukkigst wanneer hij werkt. Maar ik zal nooit zo’n ruk aan zijn lijn geven.’
‘Goedemorgen,’ zei Taylor. ‘Wat is er aan de hand?’
Simari draaide zich om. Er zaten grote zwarte kringen onder haar ogen. ‘Er kwam vannacht een geval van dierenmishandeling binnen, en ik werd ermee opgezadeld. Ik haat die schoften die hun honden aan kettingen leggen en beweren dat het goed voor hun karakter is. Deze hufter was zijn rottweiler aan het trainen en trok zo hard aan de slipketting dat de nek van zijn hond brak. Het arme beest was er niet aan doodgegaan, maar we hebben hem moeten afmaken. Ik zou het baasje graag willen afmaken, dat kan ik je wel vertellen.’
‘Mijn hemel, Simari. Dat is vreselijk.’
‘Ja, nou ja. Het is niet jouw probleem. Eigenlijk was ik hier om aan jouw huiszoekingsbevel gevolg te geven. Wade had gevraagd of Max en ik mee konden gaan.’
‘Gaat dat lukken? Heb je de hele nacht dienst gehad?’
‘Jawel. Geen probleem. Daarna rusten we wel uit.’
‘Dus, Marcus… hebben we het gerechtelijk bevel?’
‘Getekend, verzegeld en afgeleverd. Mr. Johnson is de afgelopen nacht de gast van het district geweest.’
‘En hoe zit het met Susan Norwood, het meisje dat zich Ember noemt?’
‘Is om middernacht overgedragen aan haar ouders.’
Taylor sloeg met haar hand op het bureau. ‘Shit. Ik had haar vast willen houden. Wat is er gebeurd?’
Marcus schudde zijn hoofd. ‘We hadden niets om haar ten laste te leggen. Dat ze een ziekenhuiskamer van een jongen was binnen geslopen, was niet genoeg. Miles Rose, die gladjakker, had haar zo uit de handboeien gepraat.’
Taylor beet even op haar onderlip. ‘Ik wil dat ze constant in de gaten gehouden wordt. Ze heeft hier iets mee te maken.’
Marcus wuifde met zijn hand naar een stapel papieren waarvan ze aannam dat die de aanvraag behelsden. ‘Komt in orde. Juri Edvin heeft een rustige nacht in Vandy doorgebracht. Ze denken dat hij morgen klaar is om overgedragen te kunnen worden aan de politie. Lincoln is nog steeds bezig met de websites waarop video’s kunnen worden uitgewisseld.’
‘Mooi. Bedankt voor de informatie. McKenzie, hoe laat wordt Ariadne geacht hier te zijn?’
‘Om tien uur.’
‘Laten we dan aan het werk gaan. Simari, Marcus, jullie gaan met ons mee.’
Een paar minuten later vertrokken ze. Taylor reed, McKenzie naast haar op de passagiersstoel. Marcus zat op de achterbank te bellen. Simari volgde in haar patrouillewagen, met Max die zijn neus uit het open raam stak om de koele frisse lucht in zijn zwarte neusgaten op te snuiven.
Het spitsuur liep op zijn einde, maar de straten stonden nog steeds vol met laatkomers en werden verder nog verstopt door twee gevalletjes van blikschade. Normaal gesproken duurde de rit naar Joelton dertig minuten; nu waren ze al een uur onderweg, en Taylor werd steeds geïrriteerder. Ze had een vreselijke hekel aan files.
Op het moment dat ze van de snelweg af sloegen, belde Lincoln. Marcus luisterde een paar minuten, waarna hij zijn telefoon dichtklapte. ‘Goed nieuws,’ zei hij. ‘Een van de sites waarop video’s worden uitgewisseld, heeft een link naar het adres opgeleverd. Ze zijn het nu aan het achterhalen.’
Taylor keek hem in de achteruitkijkspiegel aan. ‘Wat bedoel je met een link naar het adres?’
‘Herinner je je dat Lincoln gisteren zei dat er een “ghost” in het IP-adres zat waardoor hij kon zien dat de uploads via diverse routes liepen? Er waren verschillende IP-adressen voor de uploads, maar hij heeft een patroon gevonden.’
‘Daar herinner ik me echt niets van. Het spijt me.’
‘Degene die de oorspronkelijke video op het web heeft gezet, heeft hem daarna nog op andere sites gezet. Ze zijn nu bezig de IP-adressen op te sporen en denken dat ze tegen het eind van de middag iets zullen hebben.’
‘Big Brother houdt u in de gaten,’ zei McKenzie droog.
De ochtendzon was fel en heet geworden. Taylor zette haar zonnebril op. Ze keek weer naar Marcus, geamuseerd door de extreme verwardheid van zijn bruine haar deze ochtend. De jongen had niet veel geslapen en zag eruit alsof hij in die korte tijd op zijn gezicht had gelegen. ‘Nou, de hemel zij dank voor Big Brother in dit geval, omdat het onze enige echte aanwijzing zou kunnen opleveren. Op Juri Edvins of Susan Norwoods computers was niets te vinden, neem ik aan?’
‘Naar die van Susan is nog niet gekeken. Haar ouders doen een beetje moeilijk. Maar de Edvins waren heel behulpzaam. Ze hebben Juri’s laptop gisteravond laat bij Lincoln afgeleverd. Hij heeft geen links gevonden, maar hij is hem nog steeds aan het doorspitten. Maar die knaap hield zich wel met allerlei krankzinnige dingen bezig. Zijn websurfgeschiedenis leest als een wie-is-wie van griezels en illegaal gedoe: beelden van bondage, een handleiding voor het maken van een bom, cyanidevergiftiging, en hoe je iemands nek kunt breken. Hij bestudeert geweld en gewelddadige manieren van doodgaan, en past dus helemaal in het profiel dat we hebben.’
‘Als we hem met Barent in verband kunnen brengen, hebben we het voor elkaar. Is er bewijs van contact tussen die twee?’
‘We hebben nog niets gevonden. We zijn bezig met door al zijn berichten te gaan, maar dat kan even duren.’
‘Was er iets te zien op de beveiligingscamera’s van de huizen?’
‘Het enige huis dat een camera had was dat van de Norwoods, maar die stond uit. De rest was niet op de plaatsen delict gericht, dus niets bruikbaars.’
‘Als kleine Miss Ember ’s nachts het huis uit sluipt om haar vriendje Thorn te bezoeken, zou ze de camera uitgezet kunnen hebben om niet ontdekt te worden.’
‘We zullen het aan de Norwoods moeten vragen om het hele verhaal te krijgen. Het beveiligingsbedrijf zegt dat de camera ergens in de eerste week van september is uitgezet omdat Mrs. Norwood vond dat hij te veel inbreuk op hun privacy maakte.’
‘Inbreuk op hun privacy? Ik zal nooit begrijpen waarom mensen tonnen geld spenderen aan uitgebreide alarmsystemen en ze dan niet correct gebruiken.’
‘Misschien was Mrs. Norwood ervan op de hoogte dat haar dochter ’s avonds laat aan de rol ging, en keurde ze dat goed,’ zei McKenzie.
‘Bestaan er ouders die het goed vinden dat hun kind ’s nachts buiten ronddwaalt?’ vroeg Marcus.
Taylor keek naar hem in de achteruitkijkspiegel. ‘Dat zou je nog verbazen. Ik heb ouders hele rare dingen zien doen. Als de Edvins zich zo geterroriseerd voelden door hun zoon, zou het heel goed mogelijk zijn dat de Norwoods net zo bang waren voor hun dochter. Misschien was het wel zelfbehoud.’
‘Denk je dat ze in staat was haar eigen broer te vermoorden?’
‘Ik weet het niet, Marcus. Ik weet het gewoon niet.’
McKenzie wees naar een duur uitziende brievenbus. ‘Hé, hier is het.’
Taylor trapte hard op de rem en slipte een beetje op het ruwe asfalt. Er was een omheinde oprit met bijna twee meter hoge muren van pleisterkalk aan weerszijden van een zandpad. Het zwarte smeedijzeren hek stond open.
Taylor ging een stukje achteruit, waarna ze erdoor reed. Het zand stoof op om de auto heen.
De oprit was zo’n anderhalve kilometer lang met een heg aan beide kanten die het zicht op het land belemmerde.
‘Hij heeft een aardig stukje grond hier,’ zei ze, tandenknarsend toen ze onverwachts een gat in de weg raakte, waardoor ze allemaal door elkaar werden geschud. ‘Sorry.’
De weg maakte daarna een bocht en kwam uit op een prachtig geplaveid rond plein. Het gebouw daarachter – een gothisch-victoriaans huis met grijze pilaren voorzien van een witte rand, en een torentje – strekte zich uit over de gehele omtrek van het cirkelvormige parkeerterrein. Het was een prachtige villa, met dubbele balkons, in goede staat, geen afbladderende verf, geen spinnenwebben. Als het vervallen was geweest, zou ze het niet raar hebben gevonden dat de koning der vampiers er woonde. Nu zag het er te fleurig uit. Ze snoof in zichzelf bij die gedachte, zette haar auto in de parkeerstand en stapte uit.
Simari zette haar wagen achter die van Taylor neer, liet Max erin zitten en kwam naar hen toe.
Bewonderend staarde Marcus naar de omgeving. ‘Dit moet vroeger een boerderij geweest zijn, durf ik te wedden. Zien jullie hoe het land naar beneden helt? Het zou een goede wijngaard kunnen zijn.’
‘Heel veel goede landbouwgrond hier. Katoen en graan. Ook wat tabak.’
Ze schrokken van de stem. Toen ze zich omdraaiden, zagen ze een kleine man in een overall op hen af lopen met een hark in zijn hand.
‘U bevindt zich op privéterrein. Kan ik u ergens mee helpen?’
Taylor deed een stap achteruit, waarna ze op haar badge aan haar riem tikte. ‘Ja, sir. Mijn naam is inspecteur Jackson, bureau Moordzaken. Dit zijn rechercheur Wade, rechercheur McKenzie en agent Simari. We hebben een huiszoekingsbevel.’
Op de achterbank begon Max te blaffen. Taylor wierp Simari een blik toe die zei: het heeft geen zin om deze man op stang te jagen. Ga de hond kalmeren. Simari draaide zich om en liep naar de politiewagen. Max’ schorre gegrom nam af.
De hark als stok gebruikend, leunde de man erop, over zijn kalende hoofd vol sproeten krabbend. Er staken plukjes wit haar uit zijn oren. ‘Wat krijgen we nu? Een huiszoekingsbevel? Waarom? Waarom moet u mijn huis doorzoeken?’
‘Uw huis? Wij hadden de indruk dat het van Keith Barent Johnson was.’
‘Ha!’ Het oude mannetje lachte. ‘Dat ben ik, en dit is mijn huis. Maar ik heb niets verkeerds gedaan.’
‘Sir, we hebben een man in hechtenis zitten die zegt dat hij Keith Barent Johnson heet, en hij heeft dit adres opgegeven als zijn huisadres.’
De man verplaatste de hark naar zijn andere zijde. Taylor kon hem zien nadenken. Uiteindelijk zuchtte hij diep, veegde met een rode halsdoek over zijn voorhoofd en wuifde naar de veranda.
‘U heeft het waarschijnlijk over mijn zoon, Barry. Kom binnen, ik heb behoefte aan koffie. Dan kunnen we praten.’
Mr. Johnson schonk de koffie in, die zo sterk was dat hij bijna in de kopjes gleed.
‘Barry is een goede knul, hoor. Alleen een beetje in de war. Hij is soldaat geweest, weet u. En een heel goede, naar wat ik heb gehoord.’
‘Waar zat hij bij?’ vroeg Taylor. Ze deed alsof ze een slokje van haar koffie nam. Eigenlijk hield ze helemaal niet van koffie.
‘Mariniers. Eerste Golfoorlog. Hij is opgeleid als chemisch ingenieur maar kwam terecht bij de infanterie. De jongen kan met een wapen omgaan. Ik heb het hem als kind al geleerd, zij hebben hem de verdere kneepjes bijgebracht. Parris Island, daarna SOI in Camp Geiger.’
‘SOI?’ vroeg Taylor.
‘School of Infantry. Hij kwam heelhuids thuis, maar er was iets in zijn hoofd gebeurd, als u begrijpt wat ik bedoel. Golfoorlogsyndroom, noemen ze het. Hij krijgt een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering en wordt regelmatig onderzocht in het ziekenhuis voor oorlogsveteranen. Die houden hem eigenlijk heel goed in de gaten. Toen zijn moeder eenmaal was gestorven, God hebbe haar ziel, waren we nog maar met zijn tweetjes over. Hij is eenzaam, dat weet ik. Ik probeer hem bezig te houden, maar hij brengt heel veel tijd op zijn computer door of in een van zijn schuurtjes.’
‘Maakte u zich geen zorgen toen hij gisteravond niet thuiskwam?’ vroeg McKenzie.
Johnson schonk zich nog een kop modder in. ‘Neuh. Hij houdt ervan om soms de bloemetjes buiten te zetten. Hij heeft ergens een weduwe zitten, in de buurt van Pleasant View. Ze was de vrouw van een vriend in zijn oude eenheid. Zo af en toe gaat hij ’s avonds naar haar toe. Het is een aardige vrouw, religieus. Ook een beetje vaag in haar hoofd, maar ze redden het samen wel. Toen ik gisteren thuiskwam van boodschappen doen en hij er niet was, nam ik gewoon aan dat hij bij haar was. Maar kennelijk hadden jullie hem, hè?’
‘Dat klopt.’
‘Dus gaat u me vertellen wat hij heeft gedaan, of moet ik ernaar raden?’
Taylor vond het vreselijk om ouders slecht nieuws te vertellen, ongeacht de leeftijd van het kind of wat ze hadden misdaan. ‘Sir, uw zoon beweert dat hij betrokken was bij de moord op zeven tieners in Green Hills tijdens Halloween.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, dat was mijn jongen niet. Hij was op Halloween hier bij mij.’ Hij klemde zijn smalle lippen stevig op elkaar.
‘Hij beweert ook dat hij de koning van Vampyre Nation is,’ zei McKenzie.
De oude man sloot zijn ogen even, en schudde zijn hoofd weer. Zijn stem was zacht. ‘Dat is zijn ziekte. Hij kwam terug van die oorlog met allerlei krankzinnige ideeën in zijn hoofd, had het over vampiers die het bloed uit zijn lichaam zogen. Begon overdag te slapen en ’s nachts rond te spoken. Vijlde zijn hoektanden als die van een vampier. Ik zag er nooit enig kwaad in; hij doet niets. Hij praat via zijn computer soms met anderen zoals hij. Zo vermaken ze zich. Maar hij zou nog geen vlieg kwaad doen.’
‘Sir, u moet begrijpen dat we toch deze huiszoeking moeten doen. Uw zoon wist details van de moorden die we niet hadden vrijgegeven. En hij staat op beelden die bij een aantal van de plaatsen delict zijn opgenomen. Dus we weten dat hij niet bij u thuis was.’
‘Dan moet hij vertrokken zijn nadat ik naar bed was gegaan. Ik heb een politiescanner in de woonkamer staan. Hij vindt het leuk om daarnaar te luisteren. Ik ben ervan overtuigd dat hij er via dat ding over heeft gehoord en besloot een kijkje te gaan nemen.’
‘Sir, dat zou heel goed kunnen, maar we moeten het huis toch doorzoeken. En daar kunnen we nu maar beter meteen mee beginnen.’ Ze stond op en zette haar kopje in de gootsteen. ‘Ik ga Simari even halen.’
McKenzie bleef bij de oude man zitten. Ze wist dat hij zou proberen meer informatie uit hem te halen en liet dat aan hem over.
Marcus en Simari waren klaar om aan de slag te gaan. Ze stonden allebei ongeduldig tegen Simari’s politiewagen aan geleund. Max zat aan de lijn en snuffelde met trillend lijf over de grond.
‘Marcus, als jij in het huis begint. Mr. Johnson had het erover dat zijn zoon graag in de schuren rondscharrelt. Ik dacht dat Simari en ik daar misschien even konden gaan rondkijken.’
Hij knikte en maakte zich los van de auto, een paar paarse nitrilhandschoenen uit zijn zak halend, terwijl hij wegliep. Taylor keek hem na, waarna ze zich tot Simari wendde. ‘Oké, denk je dat Max een beetje voor me kan rondsnuffelen, terwijl we hier zijn?’
‘Natuurlijk. Drugs?’
‘Daar hoop ik op. Laten we een kijkje gaan nemen.’
Ze gingen een pad op dat om de rechterkant van het huis liep in de richting van de heuvels. De achtertuin was net zo keurig als de voortuin: azalea’s, hortensia’s en lagerstroemeria, allemaal gesnoeid voor de winter, kornoeljes en tulpenbomen langs een groot en nog steeds groen grasperk.
‘Man, hier moet hij heel veel tijd aan besteden,’ zei Simari. Max was aan het snuffelen langs het kiezelpad.
‘Ik durf te wedden dat het hier in de lente prachtig is. Ik ben dol op kornoeljes.’
‘Jeetje, inspecteur, wat romantisch!’
De kiezels knerpten onder hun voeten, terwijl ze lachend verder liepen. Drie lage keten, rood geschilderd met een witte rand, stonden zo’n honderd meter verderop. Ze passeerden een kleine kuil waar tuinafval verbrand werd. De verschroeide resten van bladeren en takjes lagen aan de rand, alsof iemand er met een stok in had geroerd. Simari stond stil, liet Max eraan ruiken. Hij gaf geen reactie, dus liepen ze door.
Toen ze twintig meter van de schuren vandaan waren, zag Taylor dat Max begon te trillen.
‘Hier is iets,’ zei Simari.
‘Ja, dat is duidelijk. Heeft hij verschillende reacties op verschillende soorten drugs?’
‘Nee, maar hij blaft wanneer hij iets ruikt wat hij kent. Hij is geweldig met marihuana en cocaïne.’
Taylor kon de bijtende geur van aceton ruiken en stond stil. ‘En meth?’ vroeg ze, op het moment dat Max heel hard begon te blaffen.
‘Daar is hij ook heel goed in,’ antwoordde Simari, kalm één wenkbrauw optrekkend.