Hoofdstuk 28

 

'Jack, ik wil niet verhuizen naar dit appartementencomplex, Het is te nieuw en te smetteloos en te... yuppig. Ik wil ergens wonen waar roest op de auto op de parkeerplaats geen doorn in het oog is.'

Jack stond tegen de zijkant van zijn auto geleund en lachte om Cassies omschrijving van het appartementencomplex. Het was twee jaar daarvoor gebouwd. Het had een zwembad, twee

tennisbanen, een fitnesszaal en een grote gemeenschappelijke ruimte. De twee- en driekamerappartementen waren ruim, met hoge plafonds en ruime kasten. Het was het tegenovergestelde van wat ze nu had. 'Je hebt nog niet eens een appartement gezien en je vindt het al niks.' 'Ik weet gewoon dat ik het niks vind.'

Ze zei het zo schaapachtig dat Jack zijn lachen moest inhouden. Dit was het vierde complex dat ze op hun vrije dinsdag bekeken hadden en bij ieder gebouw werden haar excuses vager. Ze hadden genoeg tijd en alle aandacht van de beheerder van het appartementencomplex, die maar al te graag een leegstaand appartement wilde verhuren, maar Cassie hapte niet toe. 'Geef het maar toe, Cassie. Je wilt helemaal niet verhuizen.' 'Jawel. Er woont nu een muis bij mij, die ik niet uitgenodigd heb.'

'Je zou een val kunnen zetten; je zou mij kunnen vragen hem voor je op te sporen.'

'Ik ga geen val zetten waar ik waarschijnlijk zelf in zou trappen.' Hij had wel verwacht dat ze dat zou zeggen, hoewel hij vermoedde dat er meer achter zat. Hij liep om de auto heen en opende het portier aan de passagierskant voor haar. 'Kom. Laten we gaan lunchen.'

'Nee. Het geeft niet, we kunnen wel naar het appartement kijken nu we toch hier zijn. Ik beloof je dat ik er onbevooroordeeld tegenover zal staan.' 'Dat hoeft niet. Ik weet wat je wilt.'

'En dat is?'  Hij grinnikte. 'Verhuizen zonder echt te verhuizen. Dat kan ook.' Hij wachtte tot ze in de auto stapte. Hij deed het portier voor haar dicht en liep om de auto heen om achter het stuur te

gaan zitten. 'Verf. Behang. Nieuwe gordijnen.' Hij voegde er nog één ding aan toe om haar te plagen. 'Een kat.' 'Dat zou de eigenaar van het gebouw nooit goed vinden.' 'Natuurlijk wel. Ik vraag het wel voor je.' Als het moest zou hij heus wel iemand vinden die weer iemand kende die de eigenaar van het complex kende om toestemming te krijgen. 'Ik houd niet van behang.'

'Je moet een behangrand met bloemetjes hebben voor je keuken. Geloof me nu maar.' 'En ik heb geen kat nodig. Ik wil geen dode muis. Ik vind mijn muis eigenlijk wel leuk.'

'Hoe heet hij?' 'Zij.' Hij kon haar nauwelijks verstaan. 'Wat zeg je?' Ze zuchtte en ging wat harder praten. 'Het is een zij. T.J.'

'Een nichtje van J.J.?' Jack keek opzij en had plezier over de keuze van die naam. 'Ik ben jaloers. Jouw muis leeft tenminste.' Ondanks haar protesten had hij wel vermoed dat ze gehecht was geraakt aan haar onverwachte gast. 'Ik beloof je dat ik je muis zal vinden en zal redden. We zullen boekenplanken voor je ophangen; jij kunt een vroege voorjaarsschoonmaak houden en je kasten opruimen. Dan lijkt het net of je verhuisd bent.'  'Misschien kan ik toch maar beter verhuizen. Dit klinkt als werk.'

'Ik trommel wel hulptroepen op.